Kleobis en Biton

Kleobis en Biton (Delfi)
Kleobis en Biton (Delfi)

Aan het begin van zijn eerste boek vertelt Herodotos over de gelukkige regering en uiteindelijk ondergang van de spreekwoordelijke koning Kroisos. Hij gebruikt het om alle thema’s van zijn werk te introduceren, alsof dit de prelude is tot een groot muziekstuk. Eén daarvan is de aard van het menselijk geluk. Dat is volgens Herodotos altijd tijdelijk en dat betekent dat het lot van koningen, wier lot immers grote invloed heeft op dat van hun volk, ons allemaal zou moeten aangaan.

Herodotos presenteert een fictief gesprek tussen Kroisos, de rijke en gulle maar niet al te schrandere Aziaat, en de wijze Solon, een van de Griekse zeven wijzen. Kroisos wil horen dat hij de gelukkigste van alle mensen is, maar Solon aarzelt. De gelukkigste mens over wie hij ooit hoorde, zo zegt hij, was een zekere Tellos, die al zijn kinderen én kleinkinderen gezond zag opgroeien en bovendien een eervolle dood stierf in een zegevierend leger. Krosos wil dan weten wie de op één na gelukkigste mens is. Hier is het antwoord van Herodotos’ Solon:

Twee jongens uit Argos, Kleobis en Biton. Zij hebben nooit armoede gekend en waren bovendien kerngezond. Dat bleek niet alleen uit het feit dat zij allebei kampioen op het sportveld waren, maar ook uit een bijzondere gebeurtenis waarover mijn verhaal nu zal gaan. Het heeft zich tijdens het Herafeest in Argos afgespeeld. De moeder van deze knapen moest daar absoluut bij zijn en zij zou in haar ossenkar naar de tempel rijden, maar de dieren waren niet op tijd van het veld terug. Omdat er geen moment te verliezen was, spanden de jongens zich onder het juk en zij trokken de wagen voort waarin hun moeder zat. Op die manier legden zij de hele afstand van wel acht kilometer naar het heiligdom af! Na deze krachttoer stierven zij onder de ogen van de verzamelde menigte de mooiste dood die je maar kunt wensen.

Hiermee is overtuigend aangetoond dat de godheid meer waarde hecht aan de dood van een mens dan aan zijn leven, luister maar hoe het is gegaan. De mannen van Argos waren direct in een kring om de twee jongemannen heen gaan staan om hen te feliciteren met hun uithoudingsvermogen, terwijl de vrouwen de moeder gelukwensten met haar ideale zonen. Glimmend van trots over de prestatie van haar jongens die zoveel bijval had geoogst, ging de vrouw voor het beeld van Hera staan en bad de godin om aan Kleobis en Biton, haar oogappels, het grootste geluk te verlenen dat iemand ten deel kan vallen. Na dit gebed kwamen de plechtigheden van het offerfeest en toen ook die voorbij waren, viel het tweetal op het tempelterrein in een diepe slaap waaruit zij nooit meer zijn opgestaan.

Dit was hun levenseinde… De Argiven hebben beelden van hen laten maken en deze naar Delfi gestuurd als een blijk van hun uitzonderlijke waardering. (Herodotos, Historiën 1.31; vertaling Hein van Dolen)

Het leuke is dat die beelden, in het eerste kwart van de zesde eeuw v.Chr. vervaardigd door Polymedes van Argos, ook zijn teruggevonden. De foto hierboven is gemaakt in het museum van Delfi, ondanks de meest onbeschofte zaalwacht die ik ooit heb moeten meemaken in het om zijn onbeschofte zaalwachten beruchte Delfi.

[Dit was de 167e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit: