Goudwinning in India

Baktrische kameel (reliëf uit Persepolis)

[Zoals beloofd een wat langer citaat uit HerodotosHistoriën, in de vertaling van Hein van Dolen. Als u het wil nalezen: boek 3.102 en 104-106.]

In de [oostelijke] woestijn komen mieren voor die wat kleiner zijn dan honden, maar groter dan vossen. Enkele stuks zijn gevangen en die leven in de diergaarde van de Perzische koning. Die mieren maken hun hol onder de grond en graven precies als de Griekse mieren, waar ze sprekend op lijken, het zand uit.

Voor wie het mocht willen weten: het gaat vermoedelijk om marmotten.

Het omhoog gebrachte zand bevat gouddeeltjes en om dat te winnen trekken de Indiërs naar de woestijn. Ieder spant drie kamelen in, links en rechts een mannetje als trekdier aan de strengen en in het midden een wijfje, met opzet eentje dat pas een veulen heeft gekregen en meteen daarvan is weggehaald. De Indiër gaat op het vrouwtje zitten. …

Op die manier dus spannen de Indiërs hun lastdieren in om het goud op te halen. Voor de roof kiezen ze expres het uur uit waarop de hitte het grootst is. Dan verdwijnen de mieren namelijk onder de grond om koelte te zoeken. In die streken is de warmte van de zon niet ’s middags, zoals elders, op haar hoogtepunt, maar in de vroege morgen vanaf het ochtendgloren totdat de markt wordt opgebroken.

Op dat moment brandt de hitte veel en veel erger dan ’s middags in Griekenland. Ik hoorde dat de Indiërs dan zelfs een frisse duik nemen! Tijdens het middaguur is de zonnewarmte daar ongeveer gelijk aan die in andere landen en de rest van India. In de namiddag wordt het net zo warm als ergens anders in de ochtendzon. Daarna wordt het steeds frisser en na zonsondergang is het er zelfs ijskoud.

Eenmaal aangekomen vullen de Indiërs hun meegebrachte zakken zo gauw mogelijk met dat zand en maken dat ze wegkomen. Door de geur worden de mieren hen immers gewaar en zetten de achtervolging in. Dat werd mij tenminste door de Perzen verteld.

Geen beest kan sneller lopen dan deze mieren en als de Indiërs geen voorsprong opbouwen in de tijd dat de mieren zich verzamelen, keert niemand levend terug. De mannetjeskamelen kunnen niet zo hard rennen als de vrouwtjes en houden het niet bij. Daarom worden de touwen waaraan ze worden voortgetrokken, onderweg losgemaakt, eerst bij de een en dan bij de ander. De wijfjes denken alleen maar aan de veulens die ze hebben achtergelaten en zij houden de vaart erin.

Zo gaat volgens de Perzen de winning van het meeste goud.

[U gelooft er niets van en ik kan u geen ongelijk geven. Alleen: midden jaren negentig ontdekte de Franse etnograaf Michel Peissel in Kasjmir een marmottenburcht die inderdaad boven een goudader lag. U leest er hier meer over. Ik heb er nooit méér over gehoord. Misschien moeten we het toch maar allemaal niet geloven?]

Deel dit:

12 gedachtes over “Goudwinning in India

  1. Henriette Joppe - d'Hane

    Leuk, Jona! Wij gaan met de leesclub in Assen weer aan Herodotus beginnen en lijkt me leuk stukje om te lezen! Als je nog meer tips hebt…

  2. Robert

    “Zo gaat volgens de Perzen de winning van het meeste goud.”
    Klinkt alsof ze geen zin hadden in concurrentie. 🙂

    1. Rob Duijf

      De verwarring tussen de Perzische woorden voor marmot en bergmier klinkt plausibel. Helaas is mijn Perzisch niet zo goed als mijn Chinees, dus als iemand dit etymologisch kan uitleggen, houdt ik mij aanbevolen.

      Aan de andere kant: als je geen gelukszoekers en andere pottenkijkers in je toko wilt, vertel je gewoon verhalen over monsterlijke wezens. Dan laat je het wel uit je hoofd…

  3. Wilfried Dierick

    Ik zal wel iets gemist hebben, maar kan iemand me uitleggen waarom er in de tekst sprake is van ‘mieren’ ? En dan nog ‘wat kleiner dan honden’! Ik dacht eerst dat het een tikfout was en dat daar ‘dieren’ had moeten staan. En dan blijken het een soort marmotten (‘bergmieren’?) te zijn….
    Heb ik niet goed opgelet?

  4. Rob Duijf

    Lees het nog maar een keer en kijk even onder de doorlink ‘U leest er hier meer over’ onderaan de post…

  5. eduard

    Mij houdt eigenlijk vooral dat span van drie kamelen bezig. De wagen van de Indiërs moet geloof ik twee disselbomen hebben gehad, tussen de twee dissels een vrouwtje en aan de buitenkant links en rechts een mannetje. Ik geloof niet dat ik een uit Herodotus’ tijd stammende wagen met een dubbele dissel heb gezien, wel latere, Romeinse wagens, maar tot de hellenistische periode hebben afgebeelde wagens maar één disselboom, waarover een jukbalk werd bevestigd met een paar (voor een tweespan) of twee paar (voor een vierspan) jukkussens om op de paardenschoft te plaatsen. Dubbele disselbomen waren dus blijkbaar toch al bekend …

Reacties zijn gesloten.