
Ik heb al weleens eerder gewezen op de verovering van Egypte door de Perzische koning Kambyses, een gebeurtenis die traditioneel wordt geplaatst in 525 v.Chr. Vóór hem had de Assyrische heerser Esarhaddon de Egyptenaren onderworpen, en dat was eigenlijk de enige keer dat een leger vanuit Azië de Nijl had bereikt. Het was dan ook een formidabele prestatie.
Een leger dat vanuit Palestina naar Egypte trekt, moet namelijk vijf dagen langs de kust marcheren, door een woestijnachtig gebied zonder veel bronnen. Als farao Psamtek III zijn vloot tegen Kambyses zou hebben ingezet, zou het er slecht hebben uitgezien voor de Perzen. Die wisten evenwel zonder verliezen Pelousion te bereiken, het huidige Port Said. De Griekse auteur Herodotos, een voorname bron, vermeldt een gevecht maar heeft daarover weinig te vertellen. Hier is de vertaling van Historiën 3.11-12 door Hein van Dolen.
Na de tocht door de woestijn legerden de Perzen zich in de buurt van de Egyptenaren met het oog op de komende veldslag. […] De strijd die plaatsvond was heel hevig en de verliezen aan beide zijden waren enorm. De Egyptenaren zijn ten slotte op de vlucht geslagen.
Het vervolg is beroemd.
Ik ben daar iets heel eigenaardigs gaan bekijken, nadat de inheemse bevolking mij erop had geattendeerd. De botten van de gesneuvelden liggen er op twee grote hopen, aan de ene kant die van de Perzen, aan de overzij die van de Egyptenaren, precies zoals ze van begin af aan apart zijn gelegd. Nu blijken de schedels van de Perzen zo broos dat je er al met een steentje een gat in gooit. Maar de Egyptische zijn bikkelhard. Die krijg je alleen maar stuk door er met een kei op te rammen. Er is een aannemelijke verklaring voor dit verschijnsel. Van jongs af aan worden de Egyptenaren kaalgeschoren; in het felle zonlicht wordt de schedel op den duur hard. […] Maar de Perzen hebben zulke broze schedels omdat zij hun hoofd nooit aan de zon blootstellen. Als kind al dragen zij vilten hoofddeksels.
Ook Herodotos’ toehoorders zullen hebben gelachen om deze anekdote, die de aandacht afleidt van het feit dat de auteur niets weet over de veldslag zelf. Die was dan ook onbelangrijk. Toen Kambyses eenmaal het zoete water van de Nijl had bereikt, was zijn overwinning zeker, want als erfgenamen van de Assyriërs waren de Perzen in staat betere legers op de been te brengen dan wie ook ter wereld.
Belangrijker dan de veldslag is de vraag hoe Kambyses’ leger door de woestijn kon trekken. De waarheid daarover, zoals wij die door een samenloop van omstandigheden denken te kennen, is van dien aard dat noch de Perzen noch de Egyptenaren deze aan Herodotos zullen hebben verteld.
Egypte werd verraden. De voornaamste betrokkene, een hoogwaardigheidsbekleder met de naam Wedjahor-Resne, heeft zijn mond voorbij gepraat. Het bewijsstuk is een standbeeldje van deze man als drager van cultusbeeld van Osiris. In de inscriptie wordt deze god gevraagd de hoveling te beschermen die zo goed zorgt voor het cultusbeeld, en opdat de godheid weet wie hij moet zegenen, worden alle titels van Wedjahor-Resne opgesomd en wordt uit de doeken gedaan welke rol hij speelde om de cultus van de goden voortgang te doen vinden in de moeilijke jaren na de Perzische inval:
Deze man, die wordt geëerd door de grote godin Neith, de moeder van de god Ra, en door de andere goden van de stad Saïs, de prins, de grootmeester, koninklijke zegelbewaarder, enige adjudant, werkelijke geliefde des konings, de secretaris, inspecteur der raadssecretarissen, eerste secretaris van het grote buitenhof, intendant van het paleis, admiraal van de koninklijke vloot van de heerser van Boven- en Beneden-Egypte, koning Amasis, admiraal van de koninklijke vloot van de heerser van Boven- en Beneden-Egypte, koning Psamtek, Wedjahor-Resne, zoon van de intendant der vestingen, khrjepe-priester, renep-priester, priester van het oog van Horus, profeet van Neith, districthoofd van Saïs, zegt dit:
“De grote koning van alle vreemde landen, Kambyses, kwam naar Egypte en nam de vreemdelingen uit elk vreemd land met zich mee. Toen hij bezit had genomen van ons hele land, … werd hij uitgeroepen tot grote heerser van Egypte en grote koning van alle vreemde landen.
Zijne majesteit benoemde mij tot zijn hoogste lijfarts, vroeg me bij hem te blijven als adjudant en als intendant van het koninklijk paleis, en gelastte me zijn titel, zijn naam als koning van Boven- en Beneden-Egypte te componeren: Mesuti-Ra.
Ik zorgde ervoor dat zijne majesteit vernam van de grootheid van Saïs, de zetel van de grote Neith, de moeder die Ra voorbracht en die het voortbrengen deed ontstaan toen het voortbrengen nog niet bestond. Ook zorgde ik ervoor dat zijne majesteit de betekenis van de tempel van Neith begreep.”
En zo gaat de inscriptie nog een tijdje verder met de opsomming van Wedjahor-Resnes verdiensten. Het valt nauwelijks op dat hij ook iets niet vermeldt: als hij toch admiraal is geweest, waarom noemt hij dan nergens een zeeslag? Het is toch wel heel opmerkelijk dat Wedjahor-Resne de Perzen niet heeft aangevallen terwijl zij over het strand van Gaza naar Pelousion marcheerden! Hij had de kans en de middelen om de invasie te verhinderen, maar heeft ze niet gebruikt.
Wellicht heeft hij al voor de Perzische invasie contact gehad met de vijand, want het is weinig aannemelijk dat Kambyses zijn leger gedurende vijf dagen langs de kust liet trekken zonder waarborg tegen een flankaanval. Zekerheid over de rol van Wedjahor-Resne zal, uit de aard der zaak, wel nooit worden bereikt. Maar hij heeft de schijn behoorlijk tegen. En eerlijk is eerlijk, Herodotos, de vader van de journalistiek, heeft een verhaal laten liggen.
[Dit was de 319e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
Er staat wel tegenover dat Herodotus jou de gelegenheid heeft gegeven om een goed verhaal te vertellen. En er is ruimte voor allerlei speculatie ook! Was Wedjahor-Resne gewoon dom? Denk aan Plan Geel. De Gaulle moest eerst dagenlang zeuren, kreeg toen te weinig materiaal en manschappen maar wist toch de oprukkende Duitsers danig aan het schrikken te maken.
https://en.wikipedia.org/wiki/Battle_of_Arras_(1940)
Of denk aan het Saaroffensief van september 1939. Gamelin schrok zo van het gebrek aan Duitse tegenstand dat hij niet oprukte tot aan de Rijn maar al zijn troepen terugtrok. En Gamelin was beslist geen verrader. Zijn premiers, Daladier en Reynaud, waren ook al te dom om in te grijpen. Misschien waren Wedjahor-Resne’s farao en zijn hofhouding dat ook.
Een samenzwering is natuurlijk wel veel spannender. Hier zit een historische roman in. Misschien iets voor jou, als je over 40, 50 jaar met pensioen bent?
Bescheidenheid siert de mens, maar niet deze Wedjahor-Resne. Pffffff, wat een egotripperij 🙂
en hoe zat het nu met die schedels?
Ja, dat vroeg ik me ook af.
Ik heb er een hard hoofd in dat we daar ooit een antwoord op krijgen.
Misschien moet u dan een dikkere hoofdhuid ontwikkelen.
@frank:wat die schedels betreft, op zich is het al een leuk verhaal! Laat je haar groeien!
Prachtig bewerkt beeld overigens!
Misschien was de Egyptische vloot al eerder verslagen (en een nederlaag zet je niet op je cv), zodat de weg langs de kust vrij was?
Aangezien hij nadien een geheel andere functie kreeg (lijfarts), lijkt het er op dat hij als admiraal inderdaad geen groot succes was 😉
Misschien een heel domme vraag, maar had Egypte in deze periode (zeg 600-500 BC) überhaupt een serieuze zeewaardige oorlogsvloot? Ik weet het gewoon niet, en wat ik zo snel kon vinden heeft betrekking op het inzetten van soldaten op gewone schepen in de Nijl. Misschien slaat de titel ‘admiraal’ daarop — meer een administratieve functie?
Er was een vloot. Farao Amasis veroverde daarmee Cyprus.
Ah kijk! Weer wat geleerd. Dank je wel Jona!