De Romeinse Maas

De Maas bij Chokier

De vallei van de Maas, Mosa in het Latijn, vormde het kerngebied van de Romeinse aanwezigheid in het noorden van Gallië, Gallia Belgica. Ik heb het dan met name over het gebied tussen pakweg Namen en Maastricht, waar een heel gevarieerde economie moet hebben bestaan. Maar eerst iets over de rivier zelf.

Een bron over een bron

De Maas wordt verschillende keren in de bronnen genoemd, hoewel meestal in het voorbijgaan. En soms ook gewoon onjuist. Julius Caesar is de eerste die er iets meer over zegt en dat is meteen onjuist: hij schrijft dat de Maas ontspringt in de Vogezen, maar in feite liggen de bronnen westelijker, niet ver van Domrémy, het dorpje waar eeuwen later Jeanne d’Arc geboren zou worden en haar visioenen zou krijgen. Vermoedelijk verwarde Caesar de Mosa met de Mosella, het Maasje ofwel de Moezel.

De Maas bij Domrémy

Stroomgebied

De rivier stroomt noordwaarts, baant zich een weg door de Ardennen en verenigt zich bij Namen, waar ik deze woorden op een hotelkamer zit te schrijven, met de Samber. Samen stromen ze naar het oosten, richting Luik. Het dal is opvallend smal. Bij Luik buigt de rivier naar het noorden, richting Maastricht – Roermond – Venlo om bij Cuijk weer naar het westen te buigen. (“Cuijk” schijnt terug te gaan op een Keltisch woord dat “bocht” betekent.) In de Oudheid verenigde de Maas zich ter hoogte van Kessel met de Waal. Daaraan is weleens getwijfeld, maar Rijnklei in de Beneden-Maas maakt duidelijk dat dit wel degelijk het geval is geweest. Bij de samenvloeiing is een tempel geweest en mogelijk was dit ook de plaats waar Caesar twee Germaanse stammen verdelgde.

De verenigde Maas en Waal mondden samen uit in het Helinium, een enorm estuarium dat ooit lag op de plek waar nu Voorne ligt. Wat moet hier een bedrijvigheid zijn geweest! Schepen voeren naar rechts, over een gekanaliseerd stroompje het land in naar Voorburg, of staken vanaf hier de Noordzee over. Of kwamen hier aan met Britse producten, die hiervandaan stroomopwaarts konden worden vervoerd. Het schippersleven zal, preïndustrieel als de economie was, niet heel veel anders zijn geweest dan wat Arthur van Schendel beschrijft in De Waterman: mensen die hun leven lang op de rivieren pendelden en er compleet vertrouwd mee waren.

Samenvloeiing van Maas en Samber bij Namen

Economisch zwaartepunt

Het gebied tussen Namen en Maastricht was dus een van de zwaartepunten van de Romeinse economie. Simpel gezegd: de Romeinen inden hun belastingen in muntgeld en dat betekende dat de boeren, die voor de komst van de Romeinen voldoende produceerden voor zichzelf en nog wat afdroegen aan een La Tène-chief, moesten gaan produceren voor de markt. Dit is gebeurd ten tijde van keizer Augustus. De vondst van in tweeën gehakte munten bewijst grote behoefte aan pasmunt. En dat bewijst weer een monetarisering die sneller verliep dan de muntmeesters konden bijbenen.

Markt was er vooral voor graan, waar het Rijnleger enorme behoefte aan had. Gelukkig was het makkelijk te produceren op de lössgronden. Een inscriptie documenteert een graanhandelaar die vanuit Henegouwen over de Samber en Maas graan naar Nijmegen heeft gebracht – opnieuw moet ik denken aan De waterman. Ook was er  het aardewerk dat archeologen terra nigra noemen. Onze bronnen vermelden ook vis, diverse soorten gevogelte en schepen. Ook Ardennerham werd al geproduceerd. Er waren groeven voor mergel en natuursteen en metaalmijnen in de Ardennen. Al met al een economie die er mocht wezen.

De Maas bij Gennep

Toen het systeem eenmaal bestond, bleef het bestaan. De Maasvallei vormde een basis voor de Merovingische Franken en later zouden hier de domeinen liggen van de Karolingen. Ik schreef er al eens over. Over het talige aspect moet u dit leuke stuk even lezen. Voor de materiële cultuur kunt u naar het Musée Grand-Curtius in Luik, naar het Musée d’archéologie et d’art religieux in Amay, naar het Musée Communal in Hoei en naar het Musée archéologique in Namen (een van de oudste oudheidkundige musea in de Lage Landen). Ga echter niet nu, want alleen het Luikse museum is momenteel open.

Verder is in de kapittelkerk van Sint-Joris en Sint-Oda in Amay de sarcofaag ontdekt van Chrodoara (een prachtvoorwerp!). Voor Hollanders die met de auto terugkeren naar het noorden noem ik nog even de kapittelkerk van Sint-Gertrudis in Nijvel.

Deel dit:

27 gedachtes over “De Romeinse Maas

  1. Otto Cox

    Caesar zat er niet helemaal naast over de bron van de Maas, hij vergiste zich alleen een dikke honderdduizend jaar. In de tijd van de ijstijden stroomde de Moezel bij Toul naar het westen en via het Maasdal verder. De bovenloop van de Moezel was is feite de hoofdstroom van de Maas. Op een gegeven moment heeft de Moezel haar stroom verlegd naar de huidige loop en werd de Maas “onthoofd” en werd de loop vanaf Langres de hoofdstroom.

  2. Rob Duijf

    ‘In de Oudheid verenigde de Maas zich ter hoogte van Kessel met de Waal. Daaraan is weleens getwijfeld, maar Rijnklei in de Beneden-Maas maakt duidelijk dat dit wel degelijk het geval is geweest.’

    Ik weet niet hoever jij in de oudheid teruggaat, maar in Midden-Tiglien (het Tiglien duurde van 2,40 tot 1,80 Ma) nam de Oer-Rijn grote delen van de Centrale Slenk (ook wel de Roermondslenk genoemd) en de Venloslenk in beslag. De Peelhorst lag daar als een soort eiland tussen. (De Oer-Maas stroomde toen helemaal in het zuiden van Zuid-Limburg in oostelijke richting.)

    In het jongste deel van het Cromerien (0,850 – 0,465 Ma), zo’n 600.000 jaar geleden dus, stroomde de Rijn voor de laatste keer door de Centrale Slenk. Daarna verlegde de Rijn zijn stroomgebied geheel buiten de provincie Zuid-Limburg. Vanaf dit tijdstip maakt geheel Limburg deel uit van het stroom- en sedimentatiegebied van de Maas.

    De Cuijkse bocht ligt in het noordelijke deel van de Venloslenk. Het Maasdal van de huidige Neder- of Benedenmaas volgt hier de loop van de Oer-Rijn. Het is dus helemaal niet zo gek dat hier Rijnsedimenten worden aangetroffen.

    Het is overigens geologisch gezien een buitengewoon interessant gebied, want het ligt globaal tussen de Viersenbreuk in Duitsland en de Peelrandbreuk – die in Duitsland Erftbreuk wordt genoemd – en loopt van Bonn tot in de Peel in Oost-Brabant. Die breuken zijn tektonisch nog steeds actief en veroorzaken regelmatig aardschokken.

    1. Rob Duijf

      Jouw blog herlezend begrijp ik nu dat ik door de naam ‘Beneden-Maas’ in de luren ben gelegd (die ligt stroomopwaarts in Limburg), terwijl jij natuurlijk de benedenloop van de Maas bedoelt. Dat werpt een ander licht op de zaak, want Maal en Waal liggen hier nu bij Kessel pakweg 1,5 km van elkaar af in elkaars stroomgebied.

      OK, voor de koffie niet zeiken… 🤭

  3. Wat een interessant stuk over de Maas economie. De Rijn was dus waarschijnlijk in Romeinse tijd een perifere, gevaarlijke grensrivier, zonder de economische betekenis die ze later zou krijgen? Zijn er ook geloofwaardige aanwijzingen over wijnbouw in de Romeinse tijd in het Maas gebied, bij Maastricht bijvoorbeeld? Wijn handel over de rivier? Ik zie uit naar de volgende blog post.

  4. G. Havingha

    Ook voor de rest van de Nederlanders?

    “Voor Hollanders die met de auto terugkeren naar het noorden noem ik nog even de kapittelkerk van Sint-Gertrudis in Nijvel.”

  5. Roger Rymen

    Fijne vakantieliteratuur! Zeker voor mij gezien mijn voorouders sinds 1580 (in Eisden) van vader op zoon schipper waren op die mooie rivier. Kinderen werden aan boord geboren en officieel aangegeven in dorp of stad waar de geboorte plaats greep. In de loop van de generaties zakten zij de Maas af om te eindigen in Vlissingen. Ik maakte een scriptie over hun wedervaren. Moest Ausonius ooit ook de Maas hebben bevaren, hij zou zeker een tweede rivierpoëma hebben geschreven!
    Nog een vraag van een Belg die het moeilijk heeft met al die stromen en rivieren in Nederland: Is er ergens een kaart te vinden waarop het stroomgebied in de Nederlanden van stromen en rivieren ten tijde van de Romeinse aanwezigheid wordt op afgebeeld?
    En, O ja, moest een lezer van deze Maastekst van Jona ooit Luik bezoeken, bezoek dan zeker ook het “Gare de Guillemin”, een revelatie!

    1. FrankB

      “een Belg die het moeilijk heeft met al die stromen en rivieren in Nederland”
      Het zou me verbazen als de helft van de Nederlanders uit het hoofd het verschil tussen de Lek en de Merwede kan uitleggen. Ik kan het iig niet en heb, erger nog, geen enkele ambitie dat onder de knie te krijgen (bespaar u dus de moeite, na vijf minuten ben ik het toch weer vergeten). Stom gedoe. Ik bedoel, we hebben een Maasstad (en zichzelf ook zo adverteert) die niet aan de Maas ligt, versie van dit artikel. Want er schijnt ook nog een Nieuwe en een Oude Maas te zijn.

  6. Arnold den Teuling

    Het is nog een aardig eindje fietsen van Domrémy la Pucelle naar Le Châtelet sur Meuse (58 km)

  7. rinus boidin

    die is raak. Caesar schref het goed op. Het is trouwens onze enige bron. Je zou DBG een keer in het engels moeten lezen dan behrijp je tenminste waar het over gaat. Dat rivieren zich verleggen of dat ze verlegd worden is in die tijd, met zoveel slaven, helemaal niet gek.

  8. Dirk

    Gisteren was ik ook nog in de Ardennen. Ik kocht er een boekje (flut, eigenlijk) over versterkingen. Deze Romeinse forten, terug te vinden in de Ardense wouden, worden genoemd:

    Le Château Renaud / Virton
    Le Cheslin of Le Cheslain / Ortho
    Le Château des Fées / Bertrix

    Telkens versterkingen uit het late keizerrijk, gebruik makend van rotsachtige hoogten die men aan één zijde met een wal, gracht of houten/stenen muur, soms met torens, afschermde. Ze werden bemand door reguliere troepen of waren toevluchtsoorden voor legertjes gelicht door plaatselijke heren. Volgens het boekje zouden ze vaak ingangen aan de linkerkant hebben zodat de verdedigers vrij schot hadden op de ongedekte zwaardarmen van hun aanvallers.

  9. Rob Duijf

    ‘(…) gebruik makend van rotsachtige hoogten die men aan één zijde met een wal, gracht of houten/stenen muur, soms met torens, afschermde.’

    Doet me denken aan Keltische oppida…

Reacties zijn gesloten.