Wat te mooi is om waar te zijn, is vaak niet waar. Dat gold ook voor de in 2012 opgedoken papyrussnipper waarop te lezen viel hoe Jezus van Nazaret sprak over ‘mijn vrouw’. Wat een mooie bevestiging leek van Da Vinci-code-achtige theorieën en daarom enig opzien baarde, bleek al gauw een vervalsing. Daarmee paste dit ‘Evangelie van de Vrouw van Jezus’ in een eeuwenlange traditie van onechte manuscripten. Een wetenschappelijke blamage, zeker, maar geen werkelijk nieuws.
Cover-up
Dat werd het wél toen ontdekker Karen King (Harvard) zei dat het laboratorium de echtheid zou bewijzen. Die aankondiging was alarmerend. Het lab kan namelijk wel vaststellen dat een papyrustekst een slechte vervalsing is, maar herkent een goede vervalsing niet en kan zeker niet bepalen of iets authentiek is. Harvard was rookgordijnen gaan optrekken.
De kernvraag is hoe een van ’s werelds beste wetenschappelijke instellingen een cover-up kon toestaan voor wat een weliswaar lelijke maar niet ongebruikelijke fout was. Over die vraag gaat Veritas van de Amerikaanse journalist Ariel Sabar, die recht van spreken heeft. In 2016 heeft hij namelijk de vervalser geïdentificeerd: de Duitse Amerikaan Walter Fritz.
Sabars vertelling over een gewiekste zwendelaar en een verblinde wetenschapper leest als een trein. De langzaam scherper in beeld komende Fritz is ronduit fascinerend: gesjeesde student, autoverkoper, pornograaf, occultist en uiteindelijk vervalser. Er is nog een dun draadje naar de Oost-Duitse Stasi ook.
Kings kwetsbaarheid
Even boeiend is Sabars portret van King, die carrière maakte door aspecten van het antieke christendom te schetsen die duidden op een liberalere seksuele moraal en een grotere rol voor vrouwen dan conservatieve christenen aannemen. Ze had daarbij echter één probleem: sommige bronnen waren voor haar reconstructie van het antieke christendom te jong. Dat onderving ze met de aanname dat die bronnen reageerden op andere, niet overgeleverde bronnen, die wél voldoende oud zouden zijn. Deze interpretatiestrategie, waarbij concreet gedocumenteerde ideeën worden uitgelegd als deel van een dialoog met niet gedocumenteerde ideeën, veronderstelt meer voorzichtigheid dan King betrachtte.
Voor Fritz was de wetenschapper die ideeën postuleerde die niet waren gedocumenteerd, het ideale slachtoffer. Hij zou haar leveren wat ze nodig had.
Fritz en King
Toen hij haar benaderde met een papyrus over een getrouwde Jezus, reageerde ze sceptisch. Papyri hebben namelijk uitsluitend wetenschappelijke waarde als ze een gedocumenteerde provenance hebben: ze komen uit een gedocumenteerde opgraving of hebben een lange verzamelgeschiedenis. De uitgave van unprovenanced teksten is het oudheidkundige equivalent van een laboratoriumproef waarvan de opstelling niet is genoteerd. Uitgave van zulk betekenisloos materiaal is alleen goed om de verkoopprijs op te drijven en kan wetenschappers medeplichtig maken aan heling. De voor King relevante gedragscode van de American Society of Papyrologists verbiedt zulke praktijken dan ook.
Hoewel Fritz de provenance onvoldoende onderbouwde, hapte King uiteindelijk toe. Veritas suggereert dat ze het deed in de hoop dat een spectaculaire ontdekking het universiteitsbestuur ervan zou overtuigen een aangekondigde reorganisatie anders te laten verlopen.
Verklaart dit waarom ze de papyrus uitgaf, het verklaart niet waarom ze, toen haar fout was uitgekomen, zei dat het laboratorium uitsluitsel zou geven. Wel onthult Sabar dat King de analisten zelf mocht selecteren en bijvoorbeeld een chemicus koos met meer verstand van springstoffen dan papyri. Zo kreeg ze conclusies die voldoende nietszeggend waren om in 2014 te kunnen claimen dat er geen bewijs was voor vervalsing. Het laboratoriumonderzoek had overigens onvoldoende peer review gehad en Sabar suggereert dat King heeft geprobeerd de kritische stem van de Belgische onderzoeker Leo Depuydt het zwijgen op te leggen.
Institutioneel falen
Veritas wekt de indruk dat alleen King faalde. Dat is te makkelijk. Het echte probleem was falende collegiale controle. De affaire staat namelijk niet op zichzelf. Lelijke fouten als deze zijn, zoals gezegd, niet ongebruikelijk. Nederlandse media berichtten al lang geleden over twijfels over enkele inderdaad valse Dode Zee-rol-fragmenten. De vlak voor Kings laboratoriumresultaten in 2014 aangekondigde Sapfo-fragmenten hebben geen afdoende gedocumenteerde provenance. Een papyrus met een fragment van de Griekse geograaf Artemidoros was al in 2009 omstreden; inmiddels geldt vervalsing als bewezen.
King is de zoveelste onderzoeker die het belang van de provenance onderschatte en niet in betere banen werd geloodst. Afgaand op Sabar heeft slechts één deskundige haar herinnerd aan de gedragscodes. Het feitelijke probleem met de papyrologie is dus gebrek aan professionele collegialiteit. Het is niet zo dat King de ene rotte appel is in een verder gezonde fruitmand.
Dat Sabar haar wel zo presenteert, komt doordat hij niet schrijft over wetenschap maar over wetenschappers (en een oplichter). Het komt ook door zijn informanten: de collega’s die King hadden moeten bijsturen. Zo wordt ze onnodig slecht voorgesteld. Ze rehabiliteert zich momenteel via een project om antieke inkten door middel van ramanspectroscopie te dateren. Sabar presenteert dit echter als het project van een van haar collega’s. Veritas doet King dus onvoldoende recht, maar leest als een thriller.
***
[Oorspronkelijk verscheen deze bespreking van Sabars boek over het ‘Evangelie van de Vrouw van Jezus’ in het NRC Handelsblad van 25 september 2020.
U kunt natuurlijk ook mijn eigen boekje over de wedloop tussen vervalsers en wetenschappers lezen, waarin u behalve het ‘Evangelie van de Vrouw van Jezus’ nog wat andere fraudegevallen tegenkomt, allemaal even verontrustend.]
Het valt nooit goed te praten maar worden universiteiten en individuen niet aangemoedigd tot dit soort zaken, omdat het verkrijgen van subsidies afhankelijk is van de “ scores”?
Ja, maar er zijn nog wel andere factoren. Zoek de naam Fritz Kögl eens op als voorbeeld.
Het valt niet goed te praten maar het is wel begrijpelijk?
Ik heb me daar vaak het hoofd over gebroken toen ik mijn eigen boekje schreef. Er is werkdruk, zeker, en in Kings geval speelde de naderende veranderingen van haar instituut een rol, dat ook, maar het verklaart uiteindelijk niet voldoende. Het punt is simpelweg dat mensen met een wetenschappelijke aanstelling zichzelf controleren en dat mensen met een vaste aanstelling geen motief hebben voor datafraude.
Ik heb incompetentie overwogen. Dat is waar voor de kopers van de valse Dode-Zee-rol-fragmenten. Maar de classicus die de Sapfo-fragmenten uitgaf, wist meteen dat de ontdekker daarvan, Obbink, loog. Hij had dus geen reden om de Sapfo-fragmenten uit te geven. Waarom hij de prijs van iets dat wetenschappelijk waardeloos was, opdreef tot (naar verluidt) 800.000 pond, is een raadsel.
Waarom de Artemidorosonderzoekers met droge ogen hebben beweerd dat een oude koolstofdatering van de papyrus bewees dat ook de op die papyrus aangebrachte tekst authentiek was? Opnieuw een raadsel.
Ik denk dat het echte probleem een veranderende vorm van collegialiteit is. Het betekent niet langer dat je ingrijpt en collega’s herinnert aan gedragscodes, maar het betekent dat je de andere kant op kijkt bij problemen. Kings collega’s, de mensen die Obbink hielpen, de Artemidorosclassici: iedereen wist genoeg om niet méér te willen weten. De wetenschap en de publieke kennis van de Oudheid zijn de sigaar.
De echte vraag is: waarom doen die mensen dat? Een veranderende vorm van collegialiteit is geen oorzaak, maar een gevolg. De echte reden is dat men niet meer weet wat men moet doen; dat is een existentiële vraag. “Waarom hij de prijs van iets dat wetenschappelijk waardeloos was, opdreef tot (naar verluidt) 800.000 pond” is dus geen vraag: je zakken vullen voordat het te laat is. Dat is geen goed teken voor het voortbestaan van de academische oudheidkunde.
Zakkenvullerij lijkt me kras. We spreken over mensen met een vaste aanstelling, die van hun passie hun werk hebben mogen maken.
Ik denk dat je wel gelijk hebt dat “veranderende collegialiteit” op zich ook weer verklaard moet worden. Ik ben zelf erg verontrust over de vierjarige opleidingen, die inderdaad hebben geleid tot “we weten eigenlijk niet waar we mee bezig zijn”. Dat merk je op wel meer momenten, zie bijvoorbeeld de gebrekkige samenwerking van classici en archeologen of subsidieaanvragen gebaseerd op negentiende-eeuwse hermeneutische strategieën (Anchoring Innovation). Het probleem is dat die vierjarige opleidingen vooral jonge onderzoekers handicapt; King, Obbink, de Artemidorosmensen zijn echter mensen van de oude snit, die echt wel hebben geleerd wat en hoe.
Kortom: ik weet het echt niet maar kijk verbijsterd en onthutst toe. Het goede nieuws is wel dat ik weet dat er worden overwogen voor Artemidoros.
“Ik denk dat het echte probleem een veranderende vorm van collegialiteit is.” Ik denk eigenlijk dat die collegialiteit helemaal niet zo is veranderd, maar nooit sterk is geweest. Ondanks hun informele omgangsvormen, zijn Amerikaanse universiteiten erg hiërarchisch. In haar Departement is zij een senior onderzoeker. En heel waarschijnlijk werkt iedereen nogal individualistisch. Een Amerikaanse onderzoeker heeft mij ooit verteld dat veel collegiaal overleg niet erg verstandig is. Voordat je het weet worden je ideeën gepikt. De competitiedruk is erg groot tegenwoordig, ook aan universiteiten. (lees vooral de kolom van Caroline de Gruijter in de NRC van gisteren.) Bij internationale of nationale onderzoeksgroepen werkt die collegialiteit beter, is mijn ervaring. Het is altijd duidelijk wie de stuwende krachten zijn en welke onderzoeksdoelen moeten worden gehaald. Ik heb ook geen goede verklaring, maar ik vermoed wel dat de druk om te scoren bij sommige wetenschappers de wetenschappelijke habitus uit het oog doet verliezen. Maar meestal gaat het wel goed.
Karen King lijkt mij iemand die eerst een theorie had, over de rol van vrouwen in het christendom in dit geval, en daar dan de feiten bij is gaan zoeken. En als dan blijkt dat die papyrus vals is, heeft ze niet alleen zichzelf voor de gek laten houden, maar komt ook de theorie op de tocht te staan. En dan wordt het lastig om toe te geven dat je fout zat en kun je gaan denken dat het beter is om vol te houden in de hoop dat de hele affaire weer overwaait.
Maar laat ik daar meteen maar aan toevoegen dat het vanaf de zijlijn altijd makkelijk is om te oordelen.
“Karen King lijkt mij iemand die eerst een theorie had, over de rol van vrouwen in het christendom in dit geval, en daar dan de feiten bij is gaan zoeken” Ja, dat denk ik ook. En dat is dus anti-wetenschappelijk. De universiteit is tegenwoordig op de humanities afdelingen een platform voor politieke agitatie. Dat de geesteswetenschappen het nu zwaar hebben verbaast mij dus niet.
Zo zou het inderdaad weleens kunnen zijn gegaan. Maar inderdaad, praten van de zijlijn is makkelijk.
Dit is een antwoord op Frans. Je kunt het nog sterker formuleren. In plaats van een theorie met toetsbare hypothesen was er sprake van ideologische vooringenomenheid.