Dit is vanzelfsprekend Maria van Magdala niet, maar een rijke vrouw uit Galilea zal er niet heel anders uit hebben gezien (Ny Carlsberg Glyptotek, Kopenhagen)
Maria van Magdala ofwel Maria Magdalena: iedereen heeft van haar gehoord. Desondanks weten we frustrerend weinig over haar.
Wat weten we wel? Om te beginnen: ze kwam uit Magdala ofwel Migdal (“toren”), een vissersdorp aan de Zee van Galilea. Het geniet enige bekendheid omdat er een scheepje is gevonden uit de eerste eeuw dat prompt werd aangeduid als de boot waarin Jezus had gevaren. Dat was zelfs voor Israëlische begrippen excessief. De Bijbel vermeldt geen verblijf van Jezus in het dorp.
Een noot in een publicatie van vondsten uit Thuin waarvan ik de gegevens momenteel niet bij de hand heb, was de eerste keer dat me opviel dat er weer mensen zijn die denken dat de Sabis de Samber is. Terwijl het gaat om de Selle.
Wellicht verdient dat enige uitleg.
In het jaar 57 v.Chr. viel Julius Caesar de Belgen aan. Even ten noordwesten van het huidige Reims, aan de Aisne, versloeg hij zijn tegenstanders voor de eerste keer. Daarna rukte hij verder op tot hij bij de Nerviërs kwam, die de Romeinse bereden verkenners wisten te verrassen bij de rivier de Sabis. Dankzij de routine waarmee de legionairs reageerden, wonnen de Romeinen het gevecht. Korte tijd later veroverden ze het fort van de Aduatuci, dat is geïdentificeerd bij Thuin. De vraag is nu waar tussen de Aisne en Thuin de Sabis ligt. Het woord is een hapax, dat wil zeggen dat het maar één keer voorkomt in de antieke literatuur, en wel in Caesars eigen verslag.
Wat te mooi is om waar te zijn, is vaak niet waar. Dat gold ook voor de in 2012 opgedoken papyrussnipper waarop te lezen viel hoe Jezus van Nazaret sprak over ‘mijn vrouw’. Wat een mooie bevestiging leek van Da Vinci-code-achtige theorieën en daarom enig opzien baarde, bleek al gauw een vervalsing. Daarmee paste dit ‘Evangelie van de Vrouw van Jezus’ in een eeuwenlange traditie van onechte manuscripten. Een wetenschappelijke blamage, zeker, maar geen werkelijk nieuws.
Cover-up
Dat werd het wél toen ontdekker Karen King (Harvard) zei dat het laboratorium de echtheid zou bewijzen. Die aankondiging was alarmerend. Het lab kan namelijk wel vaststellen dat een papyrustekst een slechte vervalsing is, maar herkent een goede vervalsing niet en kan zeker niet bepalen of iets authentiek is. Harvard was rookgordijnen gaan optrekken.
Het Evangelie van de Vrouw van Jezus: veel te vérgaande conclusies aan de hand van een koolstofdatering
Nu we de wetenschappelijke zelfkritiek hebben gehad, komen we als vanzelf bij de pseudosceptici, waaronder er zijn die de koolstofmethode niet zien zitten. Ik heb al enkele valkuilen vermeld: nog levende schelpen die duizend jaar oud dateren en andere afwijkingen van de oorspronkelijke aannames die aan de koolstofdatering ten grondslag lagen. Wie twijfel wil zaaien aan oudheidkundige dateringen, kan zulke voorbeelden op indrukwekkende wijze presenteren.
Dat kan met cijfers, want de afwijkingen als gevolg van bijvoorbeeld het mariene reservoireffect bedragen honderden jaren. Ook taalkundige massage is dienstig. Er zijn reële problemen, stuk voor stuk oplosbaar, maar je kunt natuurlijk zeggen dat het “wemelt van de problemen”, dat er “schokkende verschillen” zijn, dat “ongerijmdheden de methode plagen”, dat de verschillen “niet onbetekenend” zijn en dat er sprake is van “onkwantificeerbare variabelen”.
[In het eerste en tweede deel van dit stuk heb ik uitgelegd wat de Artemidorospapyrus was en hoe ze werd ontmaskerd. Nu: wat betekent dit?]
Conclusie
Wat we in de eerste twee delen zagen, was een schoolvoorbeeld van hoe een vervalser de kluit belazert. In dit geval werd een nieuwe, literaire tekst vervaardigd, maar eigenlijk is dat al teveel werk. Ik zal nog uitleggen dat dat eigenlijk niet eens nodig is. Waar het om gaat is dat je iets componeert dat wetenschappers of verzamelaars graag willen hebben en hun hun kritische zin doet verliezen.
Heb je eenmaal een tekst, dan breng je die aan op oud schrijfmateriaal, dat voor een habbekrats te koop is en zelfs, zoals we zagen, legaal uit Egypte wordt geëxporteerd. Geen problemen dus met de koolstofdatering. Hoe je inkt maakt die spectrometrisch niet is te vervalsen, las u hier.
Op woensdag 19 september 2012 brak mijn klomp. De Volkskrant publiceerde een artikel dat er een aanwijzing zou zijn dat Jezus wel degelijk getrouwd was geweest. Een onderzoekster van de Harvarduniversiteit had een papyrussnipper ontdekt waarop zoiets te lezen stond. “Jarenlang drukte de katholieke kerk de geruchten de kop in dat Jezus Christus een vrouw had.”
Dat grote boze Vaticaan toch. De vanzelfsprekende boosdoener in elke complottheorie. Het is maar wat je goede journalistiek noemt.
Ik schreef die dag dit blogstukje over dat zogenaamde Evangelie van de Vrouw van Jezus. Enkele dagen later maakte de Belgische oudheidkundige Leo Depuydt duidelijk dat het een vervalsing moest zijn – het was slecht Koptisch – en drie weken later was de vervalsing definitief ontmaskerd. De maker had namelijk een zetfout overgenomen uit een tekstuitgave van het Evangelie van Thomas.
En toen kwam de optater. Harvard opperde dat het lab duidelijkheid zou verschaffen. Beng.
Papyrusfragment met een deel van de “Vrouwencatalogus” van Hesiodos (Neues Museum, Berlijn)
[Vervolg op het vorige. Wat we terug kunnen zeggen als wetenschappers weer eens met smoesjes aankomen waarom datafraude, heling en dergelijke niet erg zouden zijn.]
Maar als we het niet publiceren gaat het verloren
Zoals je weet houd je zo het systeem in stand: door illegaal verworven voorwerpen aan te kopen, stimuleer je plundering van archeologische sites. Zoals je eveneens weet gaan er voor elk illegaal verworven stuk dat je als wetenschapper uitgeeft, méér verloren. Lees maar.
In het lab zullen ze wel zien of dit fragment echt is
Doe nou niet alsof je niet weet dat dat helemaal niet kan. Ook op deze blog is vaak genoeg uitgelegd hoe een vervalser het lab omzeilt.
Ik wist niet dat er een gedragscode was
Is het een idee je taakomschrijving eens te lezen?
Ik ken [naam collega] al jaren en hij/zij is door-en-door betrouwbaar
Wetenschap gaat om data, methode en argumenten. Niet over reputaties.
De inkt is spectroscopisch gedateerd en dat kun je niet vervalsen
Ga je eerste jaar opnieuw doen.
Wat ik dertig jaar geleden tijdens mijn studie niet leerde, was dat ramanspectroscopie, waarover ik zojuist blogde, nuttig was bij de datering van antieke inkt. Logisch, want de kwaliteit van de lasers was daarvoor op dat moment nog onvoldoende. Sterker nog, deze toepassing bestaat momenteel slechts in principe en hoewel de eerste resultaten buitengewoon veelbelovend zijn, valt er nog veel werk te verrichten. Niettemin: de datering van inkt komt binnen handbereik. Het artikel waar alles om draait, vindt u hier.
De noodzaak van dit onderzoek staat buiten kijf. Zolang een vervalser maar gebruik maakt van antieke papyrus (te koop op eBay), schrijft met een kwastje in plaats van een scherpe pen en inkt maakt met antieke receptuur (Arabische gom, water en roet of houtskool), is hij in feite niet te herkennen, noch met een koolstofdatering van het schrijfmateriaal, noch door krasjes die te zien zijn met een elektronenmicroscoop, noch doordat in een spectrometer ongebruikelijke inktcomponenten vallen waar te nemen. Ik heb er weleens op gewezen dat het theoretisch denkbaar is de inkt te isoleren van de papyrus (lees: het document te vernietigen) en dan een koolstofdatering van de houtskool te doen, maar antiek houtskool is te vinden op elke opgraving, dus ook dit valt te omzeilen. Simpel gezegd: in het lab kan wel een vervalsing worden doorgeprikt maar geen authenticiteit worden aangetoond.
Wie de Oudheid bestudeert, beschikt over ruwweg twee soorten gegevens: enerzijds materiële resten, anderzijds teksten. De eerste categorie bewijsmateriaal is het domein van archeologen, terwijl teksten het studieobject zijn van classici, papyrologen, qumranologen, egyptologen en andere filologen. Dat een en dezelfde antieke cultuur wordt bestudeerd door twee soorten wetenschappers is historisch gegroeid, wordt dus niet bepaald door wat feitelijk nodig is en is eigenlijk niet zo heel wetenschappelijk. Erger nog is dat wetenschappers hierdoor onvolledige of zelfs onjuiste inzichten kunnen overdragen aan de samenleving.
Dat blijkt wel uit het vrij recente schandaal rond het Evangelie van de Vrouw van Jezus, een zogenaamd antieke tekst waarvan al snel duidelijk was dat het ging om een vervalsing. De ontdekster erkende de problemen echter pas toen journalist Ariel Sabar de maker had opgespoord. Ondertussen was de wereld “verrijkt” met het inzicht dat in de Oudheid het idee had bestaan dat Jezus getrouwd was geweest. De ontdekster had zich onvoldoende gerealiseerd dat nieuw-ontdekte oude teksten uitsluitend wetenschappelijke waarde hebben als ze een gecontroleerde herkomst hebben.
Als u op straat een fiets krijgt aangeboden voor vijfentwintig euro, hebt u een redelijk vermoeden dat er iets niet in de haak is. U zou vrijwel zeker een heler zijn als u die fiets kocht.
Als een oudheidkundige een papyrus- of perkamentfragment zonder provenance krijgt aangeboden, heeft hij een redelijk vermoeden dat het ding óf vals is óf is verworven door plundering. Hij zou vrijwel zeker datafraude plegen als hij ze uitgaf. Los daarvan ontzegt een wetenschapper die teksten zonder provenance bestudeert, zich een manier om de vondst te dateren: een tekst zonder archeologische context kan alleen paleografisch (dat wil zeggen: aan de vorm van het handschrift) worden gedateerd en dat is een berucht subjectieve methode.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.