Messias (4)

Ik heb nu geschreven over – hier is het eerste deel – dat het idee van een messias aanvankelijk volkomen seculier was: een ideale heerser uit het Huis van David. Misschien verschijnend in de Eindtijd. Misschien voorzien van een hogepriesterlijke collega. Er zijn nogal wat mogelijkheden. In het Jodendom is echter, anders dan in het christendom, het idee zeldzaam dat deze messias ook de Mensenzoon was die het Laatste Oordeel zou vellen. Het was echter niet ondenkbaar.

Middelaarfiguren

Hier betreden we het terrein van de “middelaarfiguren”. Er zijn teksten waarin verlosser-achtige figuren voorkomen met een bovenmenselijke, hemelse status, alleen ondergeschikt aan God zelf. In de Oorlogsrol treden bijvoorbeeld de engel Michaël en de Lichtvorst op als eschatologische redders.

De Gelijkenissen van Henoch melden dat de Mensenzoon, die “zal zijn als een staf voor de rechtvaardigen en als een licht voor de heidenen”, al bestond vóór de Schepping. De Uitverkorene, zoals degene die het Laatste Oordeel zal vellen ook heet, is dus, om een jargonterm te gebruiken, pre-existent. De hemelse herkomst van zulke figuren blijkt soms uit natuurwonderen: de messias kan bijvoorbeeld mensen doden met zijn vurige adem. (Bar Kochba werd er door zijn vijanden van beschuldigd een kunstje te doen als vuurvreter.)

Lees verder “Messias (4)”

Messias (3)

4QTestimonia; vier teksten over de messias (Jordan Museum, Amman)

Ik heb in de twee eerste stukjes (één, twee) verteld hoe het messianisme is ontstaan als een droom over een betere koning, afkomstig uit het huis van David. De eindtijdverwachtingen die in het christendom een rol zijn gaan spelen, ontbraken in het jodendom aanvankelijk, maar zijn wel gedocumenteerd. Misschien is dit een latere ontwikkeling. De combinatie van een koning die én eschatologisch is én de Mensenzoon is die het Laatste Oordeel velt, zo normaal in het christendom, is in het antieke Jodendom volstrekt marginaal. Uit de meer gangbare teksten, zoals Psalm van Salomo 17, valt eigenlijk vooral een compleet seculiere profielschets af te leiden.

Twee messiassen

Er schuilt echter een tegenstrijdigheid in het takenpakket van de ideale vorst uit de zeventiende Psalm van Salomo. Enerzijds is de messias een krijger, maar anderzijds verricht hij taken die rituele reinheid vereisen. Misschien is dit de reden waarom er ook teksten zijn waarin naast de koninklijke messias een tweede messias voorkomt met een minder krijgszuchtig karakter. Het is ook mogelijk dat het idee van een dubbele messias een reactie is geweest op de Hasmonese leiders, die én hogepriester waren én de wereldlijke macht uitoefenden. De dubbele messianologie kan een uiting zijn van correct constitutioneel gedrag: de functies van krijger-koning en hogepriester dienden gescheiden te blijven.

Lees verder “Messias (3)”

Messias (2)

Munt van Bar Kochba. Let op de ster, het “logo” van een messias (British Museum, Londen)

In mijn eerste stukje vertelde ik dat het Joodse messias-concept een concreet, in dit ondermaanse uitvoerbaar programma was: een koning uit het huis van David die beter zou regeren dan koning Alexandros Yannai. Ik wees er ook op dat in het christendom, waarin messiaanse ideeën verstrengeld zijn geraakt met Eindtijdverwachtingen, de messias is gelijkgesteld aan de Mensenzoon die het Laatste Oordeel komt vellen, maar dat deze combinatie in het jodendom zeldzaam is. Ze is bij mijn weten alleen bekend uit de Gelijkenissen van Henoch.

Welke ideeën waren gebruikelijk in het Jodendom? Dat is zo simpel nog niet gezegd. We weten dat de stroming der sadduceeën alleen de Wet van Mozes erkende als geïnspireerd. Hoewel daarin een belangrijke tekst is opgenomen die messiaans zou worden geduid (Numeri 24.17-19; zie hieronder), is het alleszins mogelijk dat de sadduceeën niets van messianisme moesten hebben. Bij alvast één belangrijke groep joden circuleerden de ideeën dus vermoedelijk niet. De vraag waarmee deze alinea opende, is daarom zo makkelijk niet te beantwoorden. We zullen ons maar beperken tot de diverse teksten en ons onthouden van speculaties over de vraag of ze een gebruikelijk standpunt weergaven.

Lees verder “Messias (2)”

Messias (1)

Maquette van het tempelcomplex in Jeruzalem (Israel Museum, Jeruzalem)

Ik ben begonnen met een reeks om de joodse achtergronden van het Nieuwe Testament uit te werken. Het tweede deel van de Bijbel is immers, net als het eerste, geschreven door joden, Of misschien beter: mensen die niet wisten dat wij hen christenen zouden noemen, een woord dat je zou kunnen vertalen als “volgelingen van de messias”. Beide woorden, messias en christus, betekenen hetzelfde: gezalfde.

Zalving is een oud-oosters ritueel om iets te heiligen. De held van het Mesopotamische Zondvloedepos doopt de ark met een kruikje olie; koningen en religieuze autoriteiten ontleenden hun legitimatie aan hun zalving. Tot zover niets bijzonders. Vanaf de vroege eerste eeuw v.Chr. kenden de Joden echter een heel expliciet verlangen naar een messias, een koning die regeerde met Gods hulp. Dit was een reactie op de regering van de Joodse koning Alexandros Yannai, die zijn land in een burgeroorlog had gestort. Vanaf toen speculeerden Joden over een betere heerser. En wat lag meer voor de hand dan erop te hopen dat deze afkomstig zou zijn uit het Huis van David?

Lees verder “Messias (1)”

Hollands joden en christenen (3)

Bethanië, waar Johannes de Doper Jezus zou hebben gedoopt

Het einde der tijden

Wat was het vroegste christendom wél? In elk geval speelde een rol dat de gelovigen meenden te leven in de Eindtijd. De kernboodschap van Jezus’ mentor Johannes de Doper was dat de Dag des Oordeels nabij was en dat niemand gered zou worden, tenzij hij tot inkeer was gekomen én zijn rituele reinheid had hersteld door middel van onderdompeling in een rivier. Dat herstel van de rituele reinheid is significant: het duidt op de verwachting van een zeer nabij einde. (Als het einde op een onbepaald moment in de verre toekomst zou zijn, heeft een voorbereiding als deze immers niet zoveel zin.) Jezus nam deze boodschap over. Dale Allison noemt in Constructing Jesus (2010) eenendertig verschillende uitspraken in de canonieke evangeliën en een tweeëndertigste in Thomas. Elk op zich kan niet-Jezus-echt zijn maar cumulatief is dit overdonderend bewijs dat de messias, de Twaalf, de apostelen en de leerlingen naar Jeruzalem kwamen met de verwachting van een grote ommekeer.

Ook Paulus verwachtte het einde, net als zijn leerlingen en andere vroege gelovigen. In de Tweede Brief van Petrus horen we de spottende verwijten die ze te horen kregen. “Nou, waar blijft ’ie? Hij had toch beloofd terug te komen?”

Lees verder “Hollands joden en christenen (3)”

Joodse literatuur (4)

Pompeius (Louvre, Parijs)

[Dit is het vierde van vijf stukjes over de bronnen van mijn komende boek Israël verdeeld; het eerste is hier.]

In de tussentijd had Alexander de Grote een einde gemaakt aan het Perzische Rijk en was Judea, na een eeuw Ptolemaïsche heerschappij, in handen gekomen van de Seleukiden. Een deel van de Joden zag in de Griekse beschaving een verrijking, zocht naar aansluiting en benutte een Griekse Bijbelvertaling, de Septuagint. Daarnaast ontstonden filosofisch-getinte teksten als de Wijsheid van Jezus Sirach, geschiedwerken, toneelstukken, gebeden, hymnen, biografieën, briefliteratuur en roman. Ook Joodse groeperingen die de Griekse beschaving later zouden afwijzen, hebben er elementen aan ontleend: zelfs de sektariërs wier opvattingen zijn gedocumenteerd in de Dode Zee-rollen, aanvaardden dat de mens een ziel zou hebben.

Lees verder “Joodse literatuur (4)”