
Wie in de achttiende eeuw zou hebben gevraagd waar de beschaving vandaan kwam, zou hebben kunnen rekenen op verbaasde reacties: uit Mesopotamië natuurlijk! De Bijbel was daarover immers duidelijk: de eerste hoofdstukken van de Bijbel spelen in de Hof van Eden, op de vlakte van Sinjar en in de stad Harran. Ook de steden Babylon en Ur, die wat zuidelijker liggen, worden vermeld. De vroegste mensen hadden gewoond in Mesopotamië en waren daar hun paradijselijke superioriteit kwijtgeraakt. Uitzwervend over de wereld waren ze gedegenereerd.
Je zou in de achttiende eeuw ook een ander antwoord hebben kunnen krijgen, dat een andere definitie van beschaving veronderstelt. Sinds de Renaissance was men van mening dat het vooral Rome was geweest waar de wereldgeschiedenis een sprong voorwaarts had gemaakt. Daar was getoond hoe je efficiënt moest besturen, mooie kunst kon maken, goed kon schrijven. In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstond een derde theorie: toen kregen de Grieken de reputatie als eersten het stadium van primitiviteit te hebben verlaten en dat der beschaving te hebben bereikt. Griekenlands voortreffelijkheid werd vooral verkondigd door J.J. Winckelmann, en ook al was zijn verklaring stapelgek, dit idee bleef nog enige tijd in zwang. Het scheelde weinig of de Griekse originaliteit zou zijn vastgelegd in de preambule van de Europese Grondwet, en dat zou dan even absurd zijn geweest als de wet waarmee Indiana de waarde van pi wilde vastleggen.
Ruim honderd jaar geleden, toen het spijkerschrift was ontcijferd, waren er geleerden die meenden dat alle beschaving uit Babylonië was gekomen. In Duitsland waren er die meenden dat het beschavingscentrum bij uitstek moest worden gezocht bij een noords ras dat afkomstig was van de Noordduitse laagvlakte. De afrocentristen opperen dat “Zwart Afrika” niet alleen de bakermat was van de mensheid, maar dat hiervandaan ook belangrijke culturele impulsen waren uitgegaan. En ondertussen blijven er classici als Simon Goldhill (en de leden van de Europese Conventie dus) die nog steeds voor Griekenland een uitzonderlijke plek opeisen, ongehinderd door kennis van de twee twintigste-eeuwse radiocarbonrevoluties.
Het centrale probleem met de genoemde theorieën is, als we even afzien van de steeds verschuivende definitie, dat men elke keer één volk wil aanwijzen als “de eerstgeborene van Moeder Natuur” (Winckelmann) die de mensheid had getoond hoe primitieve samenlevingen van jagers en verzamelaars konden evolueren tot beschaafde, schrijvende, stedelijke maatschappijen. Dat er slechts één cultuurcentrum is geweest, is echter allang weerlegd. Hier is een niet uitputtend lijstje dat de overgang van jagers/verzamelaars naar complexe samenleving documenteert.

- Aardewerk: ontstaan in China rond 18.000-17.000 v.Chr. Daarna verspreidde het zich naar Siberië en het westen; in het Midden-Oosten dateert het oudste aardewerk uit ongeveer 7000 v.Chr. (Çatalhöyük).
- Akkerbouw: laten we zeggen rond 10.000 v.Chr. in de Taurus en Zagros. Tarwe werd bijvoorbeeld verbouwd in Cafer Höyük aan de bovenloop van de Eufraat.
- Heiligdom: Sheikh-e Abad in West-Iran (9800 v.Chr.).
- Veeteelt: de geit en het schaap werden in het tiende millennium v.Chr. gedomesticeerd, opnieuw in de Taurus en Zagros.
- Monumentale sculptuur: Göbekli Tepe in Zuidoost-Turkije (9000 v.Chr.).
- Huizen met muren van tichels en een echt dak: opnieuw Çatalhöyük in Turkije (7400 v.Chr.).
- Zuivel (en lactosetolerantie): 6500 v.Chr. rond de Zee van Marmara (Pendik en Hoca Çeşme).
- Kopernijverheid: rond 5000 in Gumelnita (Zuidoost-Roemenië).
- Wijn: ongeveer 5000 v.Chr. in oostelijk Turkije.
- Domesticatie van de ezel: oostelijk Afrika 5000 v.Chr.
- Huidskleurverschil: de meest aannemelijke verklaring voor het ontstaan van de blanke huid is een vitamine-D-gebrek dat bij boeren vaker voorkomt dan bij jagers, wat een datering rond 5000 v.Chr. aannemelijk maakt. In elk geval ontstonden de verschillende huidskleuren ná 7000 v.Chr.
- Gouden sieraden: rond 4600 in Varna (Oost-Bulgarije).
- Vier vroege steden: Tell Brak (Syrië) 3800 v.Chr.; Eridu (Irak) 3700 v.Chr.; Uruk (Irak) 3500 v.Chr.; Hierakonpolis (Egypte) 3500 v.Chr.
- Het wiel, de wagen: oostelijk Roemenië 3600 v.Chr.
- De ploeg: op z’n laatst rond 3500 v.Chr. in Mesopotamië.
- Wolnijverheid: vierde millennium v.Chr. in de Kaukasus.
- Interregionale handel: Melitene (Arslantepe) in oostelijk Turkije exporteerde rond 3700 bewerkt koper naar zuidelijk Irak en importeerde koper, zilver en goud uit de westelijke Kaukasus.
- Domesticatie van het paard: Oekraïne 3500 v.Chr.
- Schrift: rond 3300 v.Chr. ontstonden zowel in Egypte als Mesopotamië schriftsoorten. Iets later waren het Iraanse Jiroft en de Indusschriften.
- Begin van de Bronstijd: een kwestie van definitie. Egyptologen kiezen voor 3150 v.Chr., assyriologen voor 2900 terwijl men het voor het Egeïsche Zee-gebied afrondt op 3000.
Kortom, toen de mensen eindelijk in staat waren op te schrijven wat van interessante dingen ze zoal meemaakten, waren de spannende millennia waarin we van jager/verzamelaar tot stedeling evolueerden, net voorbij.
Gunst, en ik maar denken dat de Chinezen met alles eerder waren dan wie dan ook. Maar China komt maar een keer in je lange lijst voor….
Huidkleurverschillen: het is mij niet goed duidelijk wat dat item doet in deze lijst over beschaving, maar interessant is het wel. Pas 9000 jaar geleden op gaan treden? Heb je verwijzingen waar ik daar iets meer over kan vinden?
Het staat in het lijstje culturele innovaties omdat het een culturele innovatie IS. Of althans lijkt.
Als ik het goed begrijp – en dit is recente materie die in mijn tijd niet aan de universiteit werd onderwezen – gaat het om haplogroep E1b1b, de laatste groep die Afrika heeft verlaten (Mesolithicum, als ik het wel heb). Sommige dragers hiervan hebben in de Levant een variant ontwikkeld (of die was er al en die werd in de Levant populair) waardoor ze een lichtere huid hadden. Waar dit is gebeurd, en in welke subgroep, is nu niet duidelijk.
Het waarom wel. Een lichte huidskleur vergrootte de overlevingskansen in een economie die was gebaseerd op akkerbouw. Vitamine-D, dat je traditioneel binnenkreeg uit vis en vlees, was nu niet meer zo vanzelfsprekend. Mensen met een lichte huid zouden, als ik het goed begrijp, makkelijker vitamine-D aanmaken omdat ze meer zonlicht opnemen.
De mensen met een blanke huid stammen dus af van boeren die op hun beurt afstammen van de laatste groep die Afrika heeft verlaten. (Wat de betrekkelijkheid illustreert van raciale tegenstellingen.) Met de akkerbouw verspreidden hun genen zich naar het Middellandse Zee-gebied en West-Europa.
Dit is dus waarom ik een blanke huid zie als een culturele en geen biologische innovatie. Of misschien moet je zeggen: een biologische adaptatie aan een culturele innovatie.
En tot slot: dit onder enig voorbehoud. We moeten eens werk maken van die onderwijsvouchers, zodat je na je afstuderen je kennis op peil kunt houden. Ik loop er steeds vaker tegenaan dat er aan de universiteit dingen gebeuren die je niet meer kunt beoordelen omdat de relevante informatie is afgesloten. De Sapfo-papyri (waarbij de betrokken onderzoekers zich van kritische vragen afmaakten door een methode te verzinnen die niet bestond) zijn een voorbeeld van wetenschapsfraude die op deze wijze mogelijk is geworden.
Hoe moet ik me dat voorstellen? Een wereldbevolking pre-10.000 VC met een donkere huid die zich voor de laatste Afrikaverlaters in de landbouwgebieden tot een lichte variant ontwikkelde? Donker als in ‘Australisch Aboriginal / Afrikaans sub-Sahara’? En alle varianten ertussenin?
En hoe zit het dan met de landbouw in Azië of in de Amerikas, waar blijkbaar geen lichtere huidskleur ontwikkelde?
Ik weet alleen dat Europa en de Mediterrane landen tot de komst van de akkerbouw redelijk donker waren. Meer niet.
Pre-10000 met een donkere huid, met als oorspronkelijke kleur misschien als Aborigines. Landbouw in Azië en Amerika is ontstaan bij veel lagere breedtegraad (bv, Beijing ligt op de hoogte van Napels, rijstbouw komt uit Zuid-China, nog veel zuidelijker), zodat kleur niet zo’n beperking was voor vitamine D aanmaken.
Elk harig dier heeft onder zijn vacht/haren een roze huid. Toen mensen hun haren verloren was deze roze huid niet bestand tegen UV zonlicht. Als compensatie werd de huid donker. Daarna verlieten de mensen Afrika en gingen de mensen naar gebieden waar het minder zonnig was, waar een gebrek aan UV zonlicht was, en verloren ze de donkere kleur om dit te compenseren.
Het raadsel is derhalve; waarom verloren de mensen hun haren. Dit schijnt te maken te hebben met het groter worden van onze hersenen en het afkoelen daarvan, dus dat het niet oververhit raakt. Haren isoleren. Dus, omdat we intelligenter werden verloren we onze haren.
Ooit een keer gelezen in een Scientific American Special Edition nummer uit 2003. Het kan zijn dat het intussen weer achterhaald is.
Strak plan, zo’n vouchers.
In haar beschrijving van het beroepsprofiel van de leerkracht heeft de Vlaamse overheid het over “de leerkracht als inhoudelijk expert”. Er wordt van leerkrachten verwacht dat ze zich op de hoogte houden van de voor hen relevante wetenschappelijke ontwikkelingen.
Het aanbod van bijscholingen bestaat echter bijna uitsluitend uit cursussen over zorg, leermoeilijkheden, differentiatie, conflictbeheersing… Veel over het Hoe van onderwijs, maar nauwelijks iets over het Wat. Dit betekent, met lichte overdrijving, dat er vast leerkrachten zijn die elk jaar een nieuwe manier leren om met dyslexie om te gaan, maar wiens beeld van (en dus les over) de middeleeuwen al 20 jaar onveranderd zijn. T
Voor het up-to-date houden van onze inhoudelijke kennis zijn er gelukkig nog blogs als deze.
De referentie is:
Mathieson et al, 2015. Genome-wide patterns of selection in 230 ancient Eurasians. Nature 528 (24 Dec 2015) 499-503. Het is op grond van DNA uit opgravingen in Europa / aangrenzend Azië van 8500 jaar geleden tot 2500 jaar geleden, en vergeleken met de huidige bevolking van Europa.
Mooi stuk. Jammer dat het klik=groot (plaatje) het bij mij niet doet.
Gerepareerd
Men neemt aan dat in de Balkanbeschaving al sprake was van schrift rond 4500 vC. Die regio krijgt bij veel prehistorici te weinig aandacht. Zoek maar eens op Vinça of Cucuteni e.d.
Volgens mij zijn er in China nog wel wat meer activiteiten geweest en hebben ze in India en Midden-Amerika ook niet echt stil gezeten.
Licht de lagere stand van de zon – in het noorden – en het dragen van lichaam’s bedekkende kleding tegen de kou niet meer voor de hand als oorzaak voor het tekort aan vitamine-D?
Zou dan de mutatie niet eerder hebben plaatsgevonden, in het mesolithicum? Ook toen waren er mensen in het noorden en het was nog een ijstijd ook.
Toen waren ze ook al blank. 🙂
https://www.google.nl/search?q=mesolithicum&espv=2&biw=1280&bih=646&tbm=isch&tbo=u&source=univ&sa=X&ved=0ahUKEwi-neCPgsrKAhXkvnIKHW1zDZkQsAQIJw#imgrc=x18Vd9b47VHogM%3A
Precies! In “One Million Years B.C.” is de heldin ook blank. Dat zegt genoeg.
Het goede nieuws is dat ze dan tenminste een Oscar kan winnen.
Huidskleur.
Toen ik studeerde (vanaf 1957) gingen we vaak zaterdagnacht naar de Filmliga in Kriterion, Amsterdam. Behalve mooie, klassieke films, werd ook wel eens een interessant filmpje van meer wetenschappelijke betekenis vertoond.
Over het ontstaan van de blanke huidskleur leerde ik het volgende. In Oost-Afrika, waar de mens vandaan komt, was iedereen donker gekleurd, maar er waren variaties in de diepte van die kleur. Dat zal wel – zoals elke biologisch gefundeerde eigenschap – een verdeling volgens de Kromme van Gausz geweest zijn. Er kwamen zelfs mensen voor met een lichte huid en blauwe ogen! Die zullen wel als gestoord en ziekelijk zijn beschouwd en bovendien konden ze – als het mannen waren – slecht jagen. Het zonlicht spiegelde in hun ogen te veel, waardoor ze niet goed konden mikken met hun werpstenen of pijlen. Tegenwoordig zetten bruinogigen in de tropen uit statusoverwegingen een zonnebril op. Blauwogigen hebben hem echt nodig!
Die gediscrimineerde lichthuidigen en blauwogigen (ze zullen ook wel een naar blond neigende haarkleur hebben gehad) trokken in groter of kleiner groepsverband naar het Noorden en vormden zo de Out-of-Africa groepering. Eenmaal in een gematigde streek werd lichthuidig/blauwogig wellicht de favoriete uitrusting bij de partnerkeuze. En dat zou dan 100.000 jaar geleden al begonnen kunnen zijn.
Wellicht dat het landbouw-minder-vitamine D verhaal bovenop de geschetste ontwikkeling is gekomen en het blank en blauw extra heeft versterkt. Maar dat zou dus pas sinds 7000 voor het begin van onze jaartelling zijn geweest. Dat is een veel te korte periode om zo’n totale omslag van donker- naar lichthuidig te veroorzaken. Daarvoor moet de basis veel eerder zijn gelegd.
Als het landbouw verhaal waar is , en dat kan best, waarom zijn in de vroege landbouw streken de mensen dan donker en in het westen en noorden waar veel langer van de jacht en visserij geleefd werd de mensen blank. Ergens wringt er iets.
Moet wel glimlachen bij Heiligdom, dat is toch als archeologen iets vinden wat ze niet kunnen duiden?
Hoogst interessant artikel, alhoewel men zich kan afvragen of huidskleurverschil als cultureel of genetisch bestempeld moet worden. Toen onze voorouders uit Afrika kwamen en steeds noordelijker trokken bood een lichtere huid evolutionair voordeel, inderdaad met name voor de aanmaak van vitamine D. Hoe meer UV-straling geabsorbeerd wordt door de huid, hoe donkerder de huid (door de toename van het pigment melanine, dat als een natuurlijke protector werkt tegen beschadiging (gen-mutaties, huidkanker) door bovengenoemde straling. Door de asafwijking van de aarde is de zonnestraling het meest constant aan en rond de evenaar en hoe verder van de evenaar verwijderd, hoe minder constant de hoeveelheid zon, dus hoe minder melanine in de opperhuid, dus hoe lichter de huidskleur. Dat laatste is wat kort door de bocht, want er zijn ook nog andere factoren van invloed op de huidskleur. Door mutaties in het genoom onstond een evolutionair voordeel van de lichtere huid voor de synthese van vit. D. Er waren ook nog andere voordelen, o.a. een betere lactosetolerantie.Volgens de bekende onderzoekster Nina Jablonski zou de lichtere huid, die het gevolg was van deze DNA-mutaties, vit. D 6 keer efficiënter aanmaken, dus een goede compensatie voor het tekort in de winter en voor het immunsysteem en de calciumstofwisseling. Keerzijde is dat de witte huid van de twee varianten van melatonine (eumelanine en pheomelanine) meer pheomelanine aanmaakt onder invloed van zonlicht en pheomelanine kan cancerigeen zijn. Veel is nog onbekend en ik weet dat tijdens mijn artsopleiding in Leuven in de jaren zestig er nog heel weinig bekend was hierover. Daarom hieronder enkele links, waarvan ík in elk geval veel geleerd heb:
http://www.sciencemag.org/news/2015/04/how-europeans-evolved-white-skin
https://en.wikipedia.org/wiki/Human_skin_color
https://www.nasw.org/article/vitamin-d-levels-determined-how-human-skin-color-evolved
Beste Jona, ik vind het moeilijk om te kiezen tussen cultureel of genetisch van deze huidskleurverandering. Het is het vraagstuk van de kip of het ei. Ik ben zelf geneigd om alles wat de mens gemaakt heeft of het gevolg is van menselijk gedrag cultureel te noemen. Zijn de mutaties, bvb. t.g.v. (door onwetendheid bepaalde) overexpositie aan UV-straling, die ver van de evenaar meer schommelde, ontstaan en hebben ze de blanke variant die voor de vit. D. synthese voordelig uitpakte, teweeg gebracht door betere voortplanting ervan of door een aantrekkelijker uiterlijk? Wie zal het zeggen? In ieder geval ‘black is beautiful’
M.i. formuleer je het een beetje raar. In het lijstje suggereer je eigenlijk dat het tekort aan vit. D. bij de boeren in de Levant de witte huid veroorzaakt heeft (dus eerder nurture dan nature). Of is het door uitselectie op grond van evolutionair voordeel (dus eerder nature dan nurture)? Ook over het tijdstip ben je nogal categoriek. Langere tijden voor het ontwikkelen van de lichte huidskleur worden in de bovenvermelde artikelen genoemd, hoewel Jablonski suggereert dat een duur voor de ontwikkeling van zwart naar wit na ca. 100 generaties, dus ongeveer na ca. 2500 jaar in principe mogelijk zou zijn.
Als je het een ‘innovatie’ wil noemen, waarbij ik dan denk alsof die bevolking het besluit genomen heeft om zelf hun huid te veranderen, dan vind ik de term wel raar gekozen. Je zwakt dit verder af door in je antwoord aan K. Hielkema te zeggen:
‘Dit is dus waarom ik een blanke huid zie als een culturele en geen biologische innovatie. Of misschien moet je zeggen: een biologische adaptatie aan een culturele innovatie.’
Met deze laatste uitspraak kan ik het meer eens zijn.
Maar dank voor dit leuke artikel!
Roger van Bever
,
Aanvulling : in de passage:
Keerzijde is dat de witte huid van de twee varianten van melatonine (eumelanine en pheomelanine) meer pheomelanine aanmaakt onder invloed van zonlicht en pheomelanine kan cancerigeen zijn.
MELATONINE moet natuurlijk ZIJN: MELANINE
“Vier vroege steden”: Ik kan mij (net als die andere Klaas) niet voorstellen dat de Chinezen 20.000 jaar geleden het aardewerk hebben bedacht en daarna ruim 14.000 jaar op hun luie krent hebben gezeten voordat ze een stad bouwden. Is dat lijstje van vier vroege steden zo beperkt omdat er in China geen archeologisch onderzoek naar “oude steden” is gedaan? Of is er iets aan de hand als de door jou beschreven “verwaaiende steden” in centraal Azië?
Sowieso zijn heel veel punten uit het lijstje wel ‘eersten’, maar zijn dezelfde innovaties elders ook gedaan onafhankelijk van de in het lijstje genoemde regio. In elk geval de meeste zaken die in de Amerika’s al bekend waren voor Columbus zijn daar onafhankelijk van de rest van de wereld ontwikkeld. En zelfs een plek als de hooglanden van Nieuw-Guinea heeft zelfstandig landbouw ontwikkeld, iets waar men niet zo vaak bij stilstaat.