Curtius of Anchouros?

Olielampje (Rheinisches Landesmuseum, Trier)

De Romeinse geschiedschrijver Titus Livius kan het vaak aardig vertellen. Hier is, in de vertaling van mw. Van Katwijk-Knapp, een verhaal uit het zesde boek van zijn Geschiedenis van Rome sinds de stichting van de stad:

In hetzelfde jaar zakte, naar men zegt, ten gevolge van een aardbeving of een andere natuurkracht ongeveer in het midden van het Forum de grond tot een onpeilbare diepte weg, waardoor een reusachtige kloof ontstond. Iedereen droeg aarde aan, maar men zag geen kans die bodemloze afgrond te vullen. Ten slotte gingen ze zich op aanwijzing van de goden afvragen wat de grootste kracht van het Romeinse volk uitmaakte; want, zo verkondigden de zieners, dat moest daar geofferd worden, als ze wilden dat het Romeinse Rijk eeuwig zou blijven voortbestaan.

Volgens het verhaal wees Marcus Curtius, een voortreffelijke jonge krijgsman, hen terecht: hoe konden ze eraan twijfelen of er iets goeds bestond dat meer karakteristiek was voor de Romeinen dan wapens en moed? … Hij hief de handen ten hemel, strekte ze toen uit naar de gapende kloof in de aarde en naar de schimmen van de onderwereld, en wijdde zich ten dode. Daarna besteeg hij in volle wapenrusting zijn paard, dat zo schitterend mogelijk was opgetuigd, en wierp zich in de afgrond. Een menigte van mannen en vrouwen gooide wijgeschenken en vruchten op hem neer.

Lees verder “Curtius of Anchouros?”

Mondelinge literatuur

Marcus Curtius, bezongen in de antieke mondelinge literatuur.

Het alfabet is een democratischer schrift dan de hiëroglyfen, het spijkerschrift of lettergrepensystemen als het Lineair-B. Twee dozijn alfabettekens uit het hoofd leren en presto, je kunt lezen en schrijven. Toen het alfabet eenmaal de oudere schriftsoorten had vervangen, varieerde de mate van geletterdheid in de oude wereld tussen de 10% in de meeste streken en de 35% in een democratische stadstaat als Athene. Voor Judea, met zijn boekengodsdienst, is een vergelijkbaar percentage genoemd: tweederde van de volwassen mannen. Wie in een antiek dorp kwam, kon altijd wel iemand vinden die kon lezen en schrijven.

Face to face

De vraag naar analfabetisme is dan ook verkeerd gesteld. De feitelijke vraag is hoe de informatie circuleerde. Ook mensen die konden lezen en schrijven, vernamen de meeste informatie mondeling. De antieke samenleving was een face-to-face society. Daardoor is de meeste informatie, ook in Athene en Judea, voor ons voorgoed ontoegankelijk. We hebben alleen toegang tot de geschreven teksten – zij vormen eilanden in een zee van mondeling overgeleverde verhalen, ideeën en tradities. Het ongeschrevene is lastiger te kennen, maar vergelijkingen met andere voorindustriële samenlevingen hebben oudheidkundigen wel geholpen te begrijpen hoe informatie circuleerde in de oude wereld. Er is veel geschreven over wat mondelinge literatuur heet. (Ik ervaar de term als een oxymoron.)

Lees verder “Mondelinge literatuur”

Een sprookjesstamboom

Bijlen uit de Pontische vlakte, ongeveer 3000 v.Chr. (Archeologisch Museum van Burgas)

In 2016 publiceerden S.G. da Silva en J.J. Tehrani in Royal Society Open Science een elegant artikel met een weinig elegante titel (“Comparative phylogenetic analyses uncover the ancient roots of Indo-European folktales”), waarin ze betoogden dat ze van een aantal sprookjes de verspreiding konden verklaren. Eén voorbeeld is het verhaal van Sjaak en de grote bonenstaak (AT 328A), dat is overgeleverd in zowel Engeland als de Balkanlanden. Ver uit elkaar dus, en zonder de mogelijkheid dat het ene gebied het had overgenomen van het andere.

Omdat sprookjes worden doorverteld in een taal, zo redeneerden de auteurs, en omdat we de Indo-Europese taalstamboom redelijk kennen, was aannemelijk dat het verhaal in de Germaanse tak (de Engelse versie) en in de Slavische tak (de Balkanversie) was terechtgekomen doordat ze een gemeenschappelijke voorouder hadden, vóór deze twee takken gescheiden waren geraakt. Dat zou dan ergens in het late vierde millennium v.Chr. kunnen zijn geweest, toen deze twee taalgroepen nog naast elkaar lijken te hebben geleefd in Moldavië en het westen van Oekraïne.

Lees verder “Een sprookjesstamboom”