Irak kort (5): Bahlul

Het Abbasidische paleis in Bagdad, dat overigens eeuwen na Haroen ar-Rasjid is gebouwd

Soefi’s zijn islamitische mystici. Ik blogde al eens over ze. Misschien is het grote verschil met de westerse mystiek wel dat deze laatste werkelijk naar binnen is gekeerd, zodat het écht gaat om de relatie tussen de gelovige en God, terwijl de soefi’s vaak de noodzaak voelen hun radicale liefde voor God te tonen, en daarbij dus een publiek nodig hebben. Er is een derde partij bij betrokken, wat in mijn ogen – die van een buitenstaander – de claim alléén van God te houden tegenspreekt.

Dat laat onverlet dat ik plezier beleef aan de verhalen over een Rabia, die door Bagdad rende met een kruik en een fakkel, om de hel te blussen en de hemel in brand te steken, zodat ze Gods wil kon doen zonder aan het hiernamaals te denken. De anekdote bevalt me vooral zo omdat ze illustreert dat er tussen humanisme en religie weinig verschil zit. Een gelovige die iets goeds doet om in de hemel te komen, is een boekhouder.

Een vriendin vond lang geleden de volgende anekdote over Bahlul, die zijn wijze inzicht meestal verborg achter een façade van dwaasheid, en kalief Haroen ar-Rashid, die u wel kent uit de verhalen van Duizend-en-een-nacht.

Bahlul mocht het paleis van kalief Haroen in en uit lopen, aangezien de heerser op hem gesteld was geraakt. Op een dag zag Bahlul de troon van de kalief, onbezet, en hij ging er daarom op zitten. De hovelingen beschouwden dat als een ernstig misdrijf, dat zelfs met de dood kon worden bestraft, en de paleiswachters grepen Bahlul vast. Ze sleepten hem van de troon en gaven hem een enorm pak slaag. Omdat hij hard schreeuwde, kwam de kalief aanrennen om te zien wat er aan de hand was.

Toen Haroen zijn mannen vroeg wat de oorzaak toch was van al het kabaal, zag hij dat Bahlul nog zat te huilen van pijn. De kalief boog zich naar hem toe om hem te troosten en zei z’n soldaten: “Stelletje bruten! Jullie zien toch dat die arme drommel geestesziek is! Zou iemand die ze allemaal op een rijtje heeft, er zelfs maar over dénken te gaan zitten op de koningstroon?!”

Hij wendde zich tot Bahlul: “Huil maar niet, maak je geen zorgen. Droog je tranen maar.”

Bahlul antwoordde: “Maar majesteit, ik huil niet om dat pak ransel. Ik huil om u!”

“Om mij?! Waarom zou je huilen om mij?”

“Majesteit, ik zat één keer op de troon, en terwijl ik daar maar even had gezeten, kreeg ik al dit pak slaag. Maar wat staat u te wachten, die al twintig jaar op de troon zit?”

Ik heb niet kunnen achterhalen waar dit verhaal over Bahlul vandaan komt. Dat  is eigenlijk wel jammer, aangezien er een opvallende parallel is met een verhaal over Alexander de Grote. Ook die had eens te maken met iemand die op zijn troon ging zitten, Daarover zal ik nog eens bloggen.

Deel dit: