
De islam kent twee hoofdstromingen: de soennieten ofwel traditionalisten en de sji’ieten ofwel partijgangers. De splitsing gaat terug op een conflict dat meteen na de dood van Mohammed is ontstaan. Ik blogde er al eens over. De Profeet had enerzijds aangegeven te willen worden opgevolgd door de beste moslim en had anderzijds zijn schoonzoon Ali aangewezen. Misschien ontwikkelde Mohammeds denken en zag hij aanvankelijk de geloofsgemeenschap (de umma) als alternatief voor de familie en benadrukte hij later toch verwantschapsbanden.
De soenna en het kalifaat
Hoe dat ook zij, toen Mohammed was overleden en Ali de gebruikelijke verplichtingen vervulde, koos Mohammeds inner circle van vertrouwelingen de oude Abu Bakr als opvolger. Er was haast. Het was namelijk crisis: er was een concurrerende Arabische leider, sommige stammen meenden dat verdragen met Mohammed na diens overlijden kwamen te vervallen en tal van andere zaken waren onvoldoende geregeld. Abu Bakr bezat de voor het voortbestaan van de umma benodigde doortastendheid. Wat een nette manier is om te zeggen dat hij geweld niet afwees.
Op Abu Bakr, die het Arabische rijk consolideerde, volgde Omar, onder wiens bewind de Arabieren het Nabije Oosten veroverden. Daarbij profiteerden ze ervan dat de Byzantijnse en Sasanidische rijken verzwakt waren en de bevolking de hoge belastingen beu was. Het heeft geen zin het geweld van de Arabische expansie te ontkennen, maar de campagnes konden alleen leiden tot gebiedsuitbreiding, arabisering en islamisering doordat de bevolking er klaar voor was.
Onder Othman, die in 644 aan de macht kwam, ging de expansie verder. Er waren al spanningen: niet alleen was Ali gepasseerd maar de groei van het rijk bracht ook complicaties met zich mee. Deze spanningen kwamen in 656 tot uitbarsting. Othman vond de dood en nu, een kleine kwart eeuw na de dood van Mohammed, kreeg Ali het hem toegezegde kalifaat.
“Kalief” betekent overigens zoiets als plaatsbekleder. Hoewel moslims tegenwoordig zeggen dat het gaat om de opvolging van Mohammed, suggereren munten uit die tijd dat het ging om plaatsbekleding van God zelf. De kalief was niet zomaar een mens maar iemand die wat extra steun kreeg van hierboven.
Het imamaat van de sji’ieten
Terug naar Ali: hij had geprofiteerd van de dood van Othman. Diens familie, de Umayyaden, hield Ali voor verantwoordelijk. Het dreigde tot burgeroorlog te komen, maar op het laatste moment kozen de betrokkenen ervoor een commissie in te stellen. Dat lijkt netjes, maar het kalifaat gold als goddelijke instelling en zoiets onderwerp je niet aan mensenoordeel. Er was dus kritiek op Ali, die zijn hoge ambt niet waard zou zijn. In januari 661 rekende een moordenaar in Najaf met hem af. Zijn opvolger was de Umayyade Muawiya, die het Umayyadenkalifaat van Damascus stichtte.
Sindsdien is de islam in tweeën gesplitst. In feite waren er vanaf nu twee soorten leider: enerzijds de kalief in Damascus, anderzijds het hoofd van de afstammelingen van Mohammed, de zogeheten imam. De aanhangers van de Umayyadenkalief staan bekend als de soennieten, de volgelingen van Ali heten sji’ieten. Traditionalisten versus partijgangers.
Het leiderschap over de laatste groep, het imamaat, ging na de dood van Ali over op zijn zoon Hasan, die zich door Muawiya liet overtuigen af te zien van het kalifaat. Daar bleef het niet bij.
Kerbala
Zijn opvolger – de derde imam dus – was een andere zoon van Ali: Huseyn. Toen Muawiya was overleden en diens zoon Yazid aantrad, nodigden de bewoners van de Iraakse stad Kufa Huseyn uit om zich aan het hoofd van hun leger te stellen, een opstand te beginnen en heerser der gelovigen te worden.
Huseyn en zijn familie maakten dus de lange reis van Mekka naar Kufa, waar een Umayyadische generaal ze opwachtte. Die wist eerst te verhinderen dat de reizigers – volgens de traditie: tweeënzeventig in getal – aankwamen in Kufa. Ze moesten uitwijken richting Kerbala, een dorpje aan een kanaal langs de Eufraat. Daar stuitte Huseyn op het Umayyadische leger. Vrome sji’iten vertellen dat Huseyn, goede moslim die hij was, zijn vijanden toestond positie te kiezen bij het water, waarop de Umayyadische generaal de reizigers de toegang tot het water ontzegde.

De sji’iten vertellen prachtige verhalen over de gebeurtenissen in oktober 680, zoals een kampioenskrijg tussen een sterke soldaat uit het Umayyadische leger die een van Huseyns familieleden doodde. Ze verhalen ook over Huseyns halfbroer Abbas, die sneuvelde bij een poging water te halen. Er zijn anekdotes over Huseyn, die aanbood de kwestie met Yazid te bespreken in Damascus, maar capitulatie afwees. En men vertelt over de dood van Huseyn, wiens afgehakte hoofd uiteindelijk belandde in de Umayyadenmoskee in Damascus. Het aangrijpendst zijn de verhalen over de vrouwen, die het paard van Huseyn zonder berijder terug zagen komen.

Feit en legende
Mijn goede vriend Richard – hij weet dingen – attendeerde erop dat achter alle legendevorming een ander verhaal valt te ontwaren. Namelijk dat de Umayyadische generaal alles deed om het bloedvergieten te beperken: blokkeer de toegang tot het water, stuur een kampioen als de droogte de tegenstander niet tot andere gedachten brengt, onderhandel. Stel alles in het werk om te beletten dat je een kleinzoon van de Profeet doodt.
Het was vergeefse moeite. Het bloedbad in Kerbala werd, na de moord op Ali, het tweede martelaarschap dat de sji’ieten gedenken. Die rouw staat bekend als Ashura. De stad Kufa voelt zich nog altijd schuldig dat het in 680 niet tijdig troepen zond.
[U hoeft de commentaarsectie niet te gebruiken om de vruchteloze discussie over de relatie tussen islam en het westen weer op te rakelen. Dank u wel. Wordt vervolgd]
“hij weet dingen”
Ja, jammer dat hij het zo druk heeft met zijn kinderen (wat ik hem van harte gun) dat hij die dingen niet meer op zijn blog zet. Want zijn beste stukjes zijn nog beter dan die van jou. Dus ik blijf hopen dat hij zich een keertje kan losrukken. Anders moet ik maar wachten tot de kinderen groot zijn.
Eens.