De sji’ieten van Irak (2)

De Umayyadenmoskee in Damascus, door de eerste kaliefen gebouwd in een kerk.

[Dit is het tweede stuk over de geschiedenis van de sji’ieten. Het eerste is hier.]

In mijn vorige stukje vertelde ik het officiële verhaal over de scheiding van soennieten en sji’ieten. Er was onduidelijkheid over de aard van het leiderschap. Degene die het uitoefende, genoot Gods steun, zoveel is duidelijk, maar wie was de ware heerser der gelovigen? Was het de Umayyadenkalief in Damascus of was het de imam, het familiehoofd van Ali’s afstammelingen?

Zoals de soennieten zijn verdeeld over vier rechtsscholen, zo zijn de sji’ieten verdeeld over wie nu de belangrijkste imams zijn. Niet iedereen wijst dezelfde vijfde en zevende imam aan, terwijl de meeste sji’ieten wachten op een twaalfde imam, Mahdi genaamd, die ooit zal terugkeren en een rol speelt aan het einde der tijden. Shi’iten waren betrokken bij enkele opstanden tegen de Umayyaden. Grosso modo was de tendens echter: depolitisering.

Lees verder “De sji’ieten van Irak (2)”

De sji’ieten van Irak (1)

Ali, de “leeuw des geloofs”, de ongewilde leider van de sji’ieten

De islam kent twee hoofdstromingen: de soennieten ofwel traditionalisten en de sji’ieten ofwel partijgangers. De splitsing gaat terug op een conflict dat meteen na de dood van Mohammed is ontstaan. Ik blogde er al eens over. De Profeet had enerzijds aangegeven te willen worden opgevolgd door de beste moslim en had anderzijds zijn schoonzoon Ali aangewezen. Misschien ontwikkelde Mohammeds denken en zag hij aanvankelijk de geloofsgemeenschap (de umma) als alternatief voor de familie en benadrukte hij later toch verwantschapsbanden.

De soenna en het kalifaat

Hoe dat ook zij, toen Mohammed was overleden en Ali de gebruikelijke verplichtingen vervulde, koos Mohammeds inner circle van vertrouwelingen de oude Abu Bakr als opvolger. Er was haast. Het was namelijk crisis: er was een concurrerende Arabische leider, sommige stammen meenden dat verdragen met Mohammed na diens overlijden kwamen te vervallen en tal van andere zaken waren onvoldoende geregeld. Abu Bakr bezat de voor het voortbestaan van de umma benodigde doortastendheid. Wat een nette manier is om te zeggen dat hij geweld niet afwees.

Lees verder “De sji’ieten van Irak (1)”

Factcheck: Het Afghanistan van Louise Fresco

Bodhisattva uit Gandara (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Het is ogenschijnlijk triviaal, maar toch: de column van Louise Fresco in het Handelsblad van gisteren, daarover heb ik wat te zeggen. Voor het goede begrip, ze heeft vermoedelijk groot gelijk als ze zegt dat de westerse mogendheden Afghanistan met rust moeten laten en dat ze, als ze steun willen geven, samenwerking moeten aanbieden op het gebied van medische zorg, landbouw en voedsel, en mogelijk onderwijs. Daarover blog ik dus niet.

Wat me stoorde was een voor haar betoog welbeschouwd irrelevant terzijde.

In de loop van de geschiedenis hebben buurrijken zoals van de Assyriërs, Grieken, Scythen, Perzen en Mongolen delen van Afghanistan ingelijfd. Het resultaat is een mozaïek van culturen.

Au.

Lees verder “Factcheck: Het Afghanistan van Louise Fresco”

De grote Arabische veroveringen

De Jarmuk, waar de Arabieren de Byzantijnen beslissend versloegen

De vestiging van het Arabische wereldrijk verliep extreem snel: tussen 632, het overlijdensjaar van de profeet Mohammed, en 750, toen een einde kwam aan de Umayyadische dynastie, verschoof de grens elk jaar met zo’n vijfenzestig kilometer. Dat is ruim zeven meter per uur, dertien centimeter per minuut, twee millimeter per seconde: je zou, als de grens herkenbaar zou zijn als een lijn op de grond, de expansie kunnen hebben zien plaatsvinden. Het eindresultaat was een imperium, groter dan het Romeinse ooit was geweest, zich uitstrekkend van de Atlantische tot de Indische Oceaan en van de Pyreneeën tot de Pamir.

De Arabische legers trokken door allerlei gebieden, verwierven de loyaliteit van de heersende klassen en gingen verder naar het aangrenzende gebied. Hun enorme snelheid betekende dat de veroveraars meer nieuwe volken onderwierpen dan ze tot de islam konden bekeren. Anders gezegd: de vestiging van het Arabische wereldrijk was niet hetzelfde als de islamisering van de onderdanen, die eeuwen kon duren. De eigenlijke leer ontstond pas in de achtste eeuw en de bekering van het gros der onderdanen liet nog langer op zich wachten. Landen als Turkije, Syrië en Egypte hebben nog altijd niet-islamitische minderheden; in Libanon is de christelijke minderheid zelfs de grootste van alle bevolkingsgroepen.

Lees verder “De grote Arabische veroveringen”