De slag bij Issos (4)

Alexander de Grote (Fondation Gandur pour l’art, Genève)

[Het is vandaag 2334 jaar geleden dat de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg in de slag bij Issos. Het gevecht luidde de ondergang in van het Achaimenidische Rijk. Het eerste deel van deze reeks was hier.]

De cohesie van de Macedonische slagorde was al verloren gegaan tijdens de oversteek van het riviertje en daarna had de regen van speren uit de Griekse achterhoede de gelederen verder verstoord. Darius’ huurlingen drongen door de zo ontstane gaten de Macedonische falanx binnen en vielen met hun zwaarden de vijand in de flank aan. Zelf waren ze beschermd door grote ronde schilden, terwijl hun tegenstanders slechts een klein schild hadden en de handen niet konden vrijmaken omdat ze dan hun lans zouden moeten laten vallen. Bovendien was de Griekse falanx dieper dan de Macedonische en bezat daardoor meer kracht. De Griekse infanterie was dicht bij de zege.

Het ruitergevecht op het strand

Ook op de Perzische rechtervleugel leek de overwinning compleet. Alexanders cavalerie, die bestond uit ruiters van de Griekse bondgenoten en de Thessalische cavalerie, was bij het strand de ondiepe monding van het riviertje overgestoken maar op de noordelijke oever tegengehouden door de veel talrijkere Perzische cavalerie, die werd gecommandeerd door Darius’ vizier Nabarzanes.

 

Ze waren al tot op schootsafstand genaderd, toen de Perzische ruiters fel aanvielen op de linkerflank van hun vijand. Darius had er namelijk voor gekozen de slag te beslissen in een ruitergevecht, want hij vermoedde dat de falanx het sterkste deel was van het leger van de Macedoniërs. (Curtius Rufus, Geschiedenis van Alexander 3.11.1; vert. Daan Stoffelsen)

Binnen een paar minuten was een van de Thessalische eskadrons vernietigd en begonnen de Perzen de Thessaliërs en de Griekse bondgenoten terug te drijven in en over de rivier. Aangespoord door Parmenion probeerden de Thessaliërs zich aan de kust te hergroeperen. Intussen kwamen de vijandelijke ruiters massaal over het stand en door de Pinaros. Ze zwenkten al landinwaarts om de Macedonische falanx in de rug aan te vallen. De Thessaliërs en Griekse bondgenoten moesten, met de reserves die Alexander voor dit doel achter zijn linie had opgesteld, de ondergang zien te voorkomen van de bijna omsingelde falanx.

Alexanders charge

Hier zag het er somber uit, maar op de rechtervleugel boekten de Macedoniërs wel succes. De Perzische boogschutters die aan het begin van de strijd de Macedoniërs hadden bestookt, konden niet blijven op de plek waar ze stonden. Ze waren te licht gepantserd om partij te zijn voor de Macedonische soldaten. Toen die zich op zo’n honderd meter afstand bevonden, liepen de boogschutters door openingen in de rijen van de kardakes naar achteren. Deze routine-exercitie was uit en te na geoefend en duurde vermoedelijk ongeveer dertig seconden, waarna er nog zo’n dertig seconden resteerden tot de twee linies slaags raakten. Meestal stonden de kardakes tegenover infanterie. Maar nu stonden ze niet alleen tegenover de voetsoldaten, die nog op veilige afstand waren toen de gelederen werden geopend, maar ook tegenover de Macedonische zware cavalerie. Arrianus beschrijft de charge:

Alexander en zijn gevolg stortten zich met een vaart als eersten in de rivier, om de Perzen door de snelheid van hun aanstormen angst aan te jagen en tot een handgemeen te komen voordat de boogschutters hun grote verliezen zouden kunnen toebrengen. En het verliep zoals Alexander had voorzien. Want zodra het een gevecht werd van man tegen man, sloegen de Perzen die op de linkervleugel stonden op de vlucht. (Anabasis 2.11.1; vert. Simone Mooij)

Er was voor de Perzen geen houden aan. De boogschutters, geconcentreerd op de Macedonische soldaten voor hen, begrepen te laat wat er gebeurde. Terwijl ze door de eigen gelederen terugkeerden, waren de Macedonische ruiters er al. Met een vaart van vijfentwintig kilometer per uur boorden zij zich in de chaotische linies van de kardakes. Niet veel later waren ook de Macedonische infanteristen ter plaatse.

De schok van de cavalerie-aanval was eerder moreel dan fysiek van aard. Voor een infanterist was een ruiter hoog, groot en snel. Hij moest sterk in zijn schoenen staan om geen gehoor te geven aan zijn instinctieve neiging achteruit te stappen. De kardakes bezweken en de Macedoniërs sloegen met hun zwaarden vér om zich heen om de gelederen nog verder te verstoren. Metaal sloeg op metaal, paarden briesten en terwijl het bloed in het rond spatte schreeuwden de getroffenen het uit van pijn. Wie in dit pandemonium op de grond viel werd door rijdieren vertrapt en mocht blij zijn als hij ervan afkwam met een paar gekneusde ribben of een geklapte long.

Theatraal leiderschap

Deze actie was een kolfje naar Alexanders hand. Al voordat hij zijn mannen bevel had gegeven op te rukken, moet hij hebben geweten dat zijn eigen cavalerie links kon worden overvleugeld en zijn falanx in de problemen kon raken. Alles hing af van deze ene charge, en zoals alle cavalerie-aanvallen van alle tijden hing ook nu alles af van het voorbeeld van de aanvoerder. Dat paste goed bij Alexanders theatrale stijl van leidinggeven. Gezeten op Boukefalos en gehuld in glinsterend brons was hij voor vriend en vijand duidelijk herkenbaar. Hij kon zijn mannen alleen gelasten zich bloot te stellen aan de gevaren van een veldslag als hij de risico’s zichtbaar met hen deelde.

Al snel kregen de zware ruiterij en de infanterie vaste voet aan de grond op de noordelijke oever van de Pinaros. Vanaf het punt waar Alexander stond, op ruim vijftig meter hoogte, kon hij de rest van de slaglinie goed overzien, en hij begreep dat er snel iets moest gebeuren om de falanx te hulp te komen.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

Een gedachte over “De slag bij Issos (4)

  1. “Met een vaart van vijfentwintig kilometer per uur boorden zij zich in de chaotische linies van de kardakes.”

    Dat geeft al aan dat de kardakes met geen mogelijkheid ‘als falanx uitgeruste’ infanterie kon zien. Geen enkele ruiterij kan door dicht opeengepakte, van lange lansen voorziene, defensief opgestelde infanterie breken, ook al zouden de paarden moedwillig opgeofferd worden (wat bepaald niet waarschijnlijk is voor dit soort eenheden). Daarom denk ik dat de kardakes eerder klassiek uitgeruste ‘speermannen’ waren, met een schild en een (werp)speer uitgerust.

Reacties zijn gesloten.