De slag bij Issos (3)

De Pinaros

[Het is vandaag 2334 jaar geleden dat de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg in de slag bij Issos. Het gevecht luidde de ondergang in van het Achaimenidische Rijk. Het eerste deel van deze reeks was hier.]

De derde fase van de slag bij Issos duurde korter dan de lezer nodig heeft om de beschrijving ervan tot zich te nemen. Toen de Macedonische soldaten hun tegenstanders tot op tweehonderdvijftig meter waren genaderd, kwamen ze binnen het bereik van de boogschutters.

De beschieting

Het is moeilijk van zo’n afstand doelgericht te schieten, maar de Perzische schutters wisten wat ze deden. Met hun pijlen voor zich in de grond gestoken stonden ze in een open opstelling die het mogelijk maakte dat behalve de eerste rij ook de tweede de tegenstander kon zien en inschatten hoe ver deze verwijderd was. De pijlen werden vervolgens schuin omhoog afgeschoten en de routiniers in de voorste rijen wisten precies hoe ze moesten richten om de projectielen te laten inslaan op de plaats waar de Macedoniërs liepen, terwijl de mannen op de achterste rijen hun pijlen onder dezelfde hoek afschoten.

Vanaf het moment dat ze de dreigende klap hoorden waarmee honderden boogpezen tegelijk werden losgelaten, stonden de Macedoniërs schrap om de inslag op te vangen, voorover gebogen om het gezicht te beschermen. Het kabaal was oorverdovend toen de honderden pijlen op de bronzen wapenrustingen neerkletterden. Hier en daar schreeuwden en vloekten de getroffen mannen, elders raakten paarden in paniek. Zelfs voor de meest ervaren soldaten was de dreun waarmee de slag begon demoraliserend, maar ze wisten hoe ze zich weer konden opladen en hun kameraden aanvuren:

De Macedoniërs lieten als eersten een reusachtig krijgsgeschreeuw horen, en toen de Perzen daarna hun stem verhieven, weergalmde het hele berggebied. (Diodoros, Wereldgeschiedenis 17.33.4)

Een getrainde boogschutter kon een pijl in ongeveer vijf seconden opzetten, richten en lossen. Als zijn tegenstanders te voet naderden, duurde het ruim anderhalve minuut om door het schootsveld te komen, en dat wil zeggen dat er, nadat de eerste pijlen waren ingeslagen, per boogschutter een stuk of twintig zouden volgen. Het was niet zo dat zwerm op zwerm volgde; de schutters schoten in eigen tempo. Door het lawaai waren commando’s onverstaanbaar, en bovendien konden de vijanden zich niet schrap zetten tegen een beschieting. Als op beide Perzische vleugels tweeduizend man stond – een heel lage schatting – konden zowel de schilddragers als de falanxbataljons op de Macedonische linkervleugel, die de speciale aandacht van de boogschutters moeten hebben gekregen, rekenen op zo’n 40.000 pijlen.

Naarmate de Macedoniërs dichterbij kwamen werden de pijlen beter gericht en nam de toegebrachte schade toe. Verschillende hoplieten vielen, zodat de strakke slagorde van de falanx werd verbroken. Toen waren de twee linies elkaar tot op minder dan honderd meter genaderd. Door openingen in de eigen gelederen begonnen de boogschutters het front te verlaten. De derde fase van de slag was voorbij.

De Pinaros

Nu begon het eigenlijk gevecht. Op de vleugels waren de ruiters al slaags geraakt toen in het centrum de eerste bataljons van de Macedonische falanx de Pinaros bereikten. Het riviertje was niet diep, maar de bedding lag vol hoekige stenen en de zanderige oevers waren spekglad door de regen van de laatste dagen. En naarmate er meer soldaten overstaken werd de ondergrond alleen maar glibberiger. Sommige mannen gleden uit, waardoor de gesloten formatie cohesie verloor. Omdat de Pinaros bovendien met een bocht over de vlakte kronkelde en niet alle bataljons tegelijk door de stroom waadden, ontstonden op sommige plaatsen gaten in het front van de Macedonische slagorde. Arrianus vertelt wat er toen gebeurde:

Waar ze zagen dat de falanx het meest verbroken was, vielen de Griekse huurlingen de Macedoniërs aan. Daar woedde een hevig gevecht. De Grieken probeerden de Macedoniërs weer terug te drijven de rivier in […], de Macedoniërs waren vastbesloten […] de roem van hun falanx, die tot dan toe de reputatie had onoverwinnelijk te zijn, niet te verspelen. In de strijd tussen Grieken en Macedoniërs speelde ook een element van nationale rivaliteit een rol. (Anabasis 2.20.5-7; vert. Simone Mooij)

Griekse en Macedonische falanx

Aan de ene zijde stond de falanx van de Griekse huurlingen, zo’n zestien man diep, en daar tegenover de Macedonische falanx, acht rijen diep maar voorzien van langere lansen. Tijdens de eerste, vaak beslissende seconden van het treffen was de Macedoniër in het voordeel. Met beide handen richtte hij zijn wapen op een kwetsbare plek bij de tegenstander. Een ervaren strijder met grote behendigheid kon proberen een minder geroutineerde vijand in het gezicht te treffen en met één stoot te doden, maar in de strijd tegen de Griekse beroepssoldaten kon daarvan zelden sprake zijn.

Vaker werd de lans opgevangen op het schild. De Griek probeerde het wapen dan naar beneden te duwen, waar het in de grond bleef steken en onbruikbaar werd, terwijl de Macedoniër trachtte door het schild van zijn tegenstander heen te rammen en diens borst te doorboren. Een fractie van een seconde later werd de Griek geraakt door een lans uit de tweede Macedonische linie. Hij maakte kans in een van de longen te worden getroffen, te vallen en dood te gaan door een combinatie van bloedverlies en ademhalingsmoeilijkheden. De stervende werd vertrapt door de mannen die boven hem verder vochten.

De Macedoniërs waren slechts een ogenblik in het voordeel. De Griekse falanx was uitgerust met speren die na de botsing van de twee linies op dezelfde wijze werden gebruikt als de Macedonische wapens. Bovendien wierpen de hoplieten van de achterste Griekse linies speren in de vijandelijke gelederen, waar ze aanzienlijke schade aanrichtten en de al aanwezige gaten vergrootten.

Zo stonden de twee linies tegenover elkaar, met de lansen in andermans gelederen gestoten. Het gevecht tussen de twee falanxen leek, als het is toegestaan oorlog te vergelijken met sport, op een scrum in een rugbywedstrijd. De partij die de meeste druk uitoefende zou uiteindelijk de andere omverduwen en zonder zelf grote verliezen te lijden de vijand zware schade toebrengen. De Grieken waren duidelijk de sterkste en de Macedoniërs werden langzaam teruggedreven naar de rivier.

Bloed, bloed, bloed

Met een uiterste krachtsinspanning duwden de twee groepen soldaten tegen elkaar, hijgend, zwetend, struikelend over de gevallenen, met suizende oren, voeten die weggleden in de modder en een hart dat razendsnel klopte van opwinding en inspanning. Curtius Rufus beschrijft de moeilijke situatie van de Macedonische hoplieten:

Pas toen vloeide er echt veel bloed. De twee slaglinies stonden namelijk zo dicht op elkaar dat wapen op wapen beukte en zwaarden in gezichten werden gestoken. De verlegen of laffe man kon niet langer afzijdig blijven; voet aan voet streden ze als het ware een tweegevecht uit, want ze deelden dezelfde plek tot ze, door de ander te overwinnen, ruimte hadden gemaakt. Ze konden pas een stap naar voren bewegen als ze een vijand hadden gedood. Dan ving een nieuwe tegenstander de vermoeide strijder op, en de [Macedonische] gewonden konden zich niet, zoals ze vroeger gewoonlijk deden, terugtrekken uit de slaglinie, omdat de vijand hen van voren in het nauw bracht terwijl de eigen troepen van achter opdrongen. (Geschiedenis van Alexander 3.11.5-6; vert. Daan Stoffelsen)

“Voet aan voet” of “schild tegen schild”. De linies stonden zo dicht op elkaar dat de soldaten konden proberen de tegenstander te laten vallen door hem tegen de schenen te schoppen of met de knie in het kruis te raken. Wie uit balans raakte en viel, kwam terecht in de zuigende modder en werd vertrapt door de linies van de Griekse falanx, die de overhand had en langzaam naar voren bewoog. Soldaten uit de achterste rij of lichtbewapenden die achter de Griekse falanx waren opgesteld, rekenden af met de Macedoniërs op de grond. Vanachter de Griekse falanx klonk het gerochel van de stervenden.

De zwaardwonden waren vaak groot en bijna altijd werd een slagader getroffen. Wie zo was geraakt, had geluk. Door shock, bloedverlies en de snelheid waarmee het hart klopte, duurde het maar een minuut tot de dood intrad. Hoewel het antieke cliché ontbreekt in de beschrijvingen van de slag bij Issos, moet de Pinaros letterlijk rood hebben gezien van het vergoten, vooral Macedonische, bloed.

[Wordt vervolgd]

Deel dit: