
Ik stelde Filon van Byblos al aan u voor: levend in Byblos in de tweede eeuw na Chr. schreef hij een Fenicische Geschiedenis waarin hij een rationele verklaring gaf voor de oude mythen. De goden van weleer waren niets anders geweest dan verdienstelijke koningen en andere stervelingen. Deze visie staat bekend als euhemerisme. Daarover blogde ik een week of drie geleden.
Het is misschien aardig eens te zien hoe Filon van Byblos al die verdienstelijke stervelingen behandelt. Of beter: we kennen zijn verhaal alleen uit citaten, en ik neem aan dat bisschop Eusebios, die het navertelt, wat heeft bekort. Hier zijn Eusebios’ woorden, in de vertaling die Hein van Dolen voor de gelegenheid heeft gemaakt.
Uitvindingen volgens Filon van Byblos
En verder zegt hij dat Hypsouranios in Tyros ging wonen en dat door hem hutten van riet, biezen en papyrus zijn bedacht. Hij leefde in onmin met zijn broer Ousoös, die als eerste had ontdekt hoe het lichaam met de huiden van gevangen wilde dieren kan worden bedekt.
Op een keer, toen er hevige regenbuien en stormwinden waren, schuurden de bomen in Tyros tegen elkaar zodat het hout vlam vatte en hun bos afbrandde. Ousoös pakte toen een boom, brak de takken ervan af en waagde zich als allereerste op zee. Hij wijdde twee stèles aan Vuur en Wind. Hij vereerde die door het bloed te plengen van de wilde dieren waarop hij had gejaagd. Hij zegt dat na hun dood hun nazaten palen aan ze hebben gewijd. Hun stèles bewezen ze goddelijke eer en ieder jaar vierden ze ter ere van hen feesten.
Veel jaren later werden uit het geslacht van Hypsourianos Agreus en Halieus geboren, de uitvinders van jagen en vissen naar wie jagers en vissers zijn genoemd. En die brachten twee broers voort die het ijzer en de bewerking daarvan hebben ontdekt. Een van hen, Chousour, bekwaamde zich in het spreken, bezweren en profeteren. In feite was hij Hefaistos en hij vond vishaak, lokaas, snoer en vlot uit waarmee hij als eerste mens heeft gezeild. Daarom kreeg hij na zijn dood goddelijke eer.
Tot zover wat Eusebios op gezag van Filon van Byblos vertelt (Voorbereiding tot het Evangelie 1.10.10-11). We zien hier hoe allerlei dingen worden uitgevonden. Zo gaat eerst iemand varen op een boomstam, vindt later iemand het vlot uit en volgt nog later – voorbij dit citaat – de uitvinding van het zeewaardige schip. Op soortgelijke wijze vinden de mensen hutten, huizen van tichels, huizen van betere tichels, huizen met tuinen en dorpen uit, culminerend in een stad met een muur.
Tweetallen
Let ook op de tweetallen. Eerst zijn er de sedentaire landbouwer Hypsouranios en de nomadische veeteler Ousoös, zeg maar Kaïn en Abel. Daarna Agreus en Halieus, de voorvaders van de jagers en de vissers. Weer een generatie later de twee broers die het ijzer en de metaalbewerking zouden hebben ontdekt. Dit soort tweetallen zijn gebruikelijk gebleven. Het beroemde joodse Mishna-traktaat Abot, dat een soort voorgeschiedenis van de wijsheid bevat en dateert uit de tijd van Filon van Byblos, is eveneens gestructureerd langs tweetallen.
Het is tot slot zinvol hierbij te bedenken dat in het oude Nabije Oosten de ambachtslieden gilden vormden, die waren gebaseerd op een veronderstelde familieband. De jagers, de vissers, de ijzerwinners en de ijzersmeden claimden elk een gemeenschappelijke voorouder en die voorouders lieten zich plaatsen in een stamboom.
[De expositie over Byblos in het Rijksmuseum van Oudheden loopt nog tot maart.]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.