
Als ik u zeg dat het 6 maart was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius als consuls nog hun naam zouden geven, en als ik dat omreken naar 16 januari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de niet geheel accuraat als “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” aangeduide reeks blogjes.
Ik schrijf “niet geheel accuraat” omdat ook vandaag Caesar geen hoofdrol speelt. We laten hem, met de zwangere Kleopatra VII en haar broertje Ptolemaios XIV, achter in het koninklijke paleis in Alexandrië, waar hij wacht op de versterkingen die hij heeft gevraagd. En het is naar die versterkingen, die Caesar eind september (onze kalender) had ontboden, dat we gaan kijken.
Versterkingen
De militair belangrijkste eenheden waren twee legioenen die Gnaeus Domitius Calvinus vanuit het huidige Turkije had gestuurd. Het Zevenendertigste was over zee aangekomen en had in Alexandrië de bezetting van Faros mogelijk gemaakt; het andere kwam over land door Syrië en arriveerde niet op tijd om nog een rol te spelen. Het kwam dus aan op andere, lichtere troepen, zoals boogschutters uit Kreta en de Nabatese ruiters, die vrijwel zeker reden op dromedarissen. Bij de rekrutering kon Caesar profiteren van het netwerk dat Kleopatra in de voorafgaande zomer in de Levant had opgebouwd, toen zij oprukte naar Pelousion. De door Caesar aangewezen commandant voor het ontzettingsleger was de Mithridates van Pergamon die was uitgestuurd om in Cilicië en Syrië troepen en schepen te werven.
Als we Cassius Dio mogen geloven – en er is geen reden dat niet te doen – had Caesar maatregelen genomen om de opmars van de hulptroepen te vereenvoudigen. We lezen namelijk dat Tiberius Claudius Nero met een vlootoperatie enkele Egyptische steunpunten had opgeruimd. Dit moet een andere actie zijn geweest dan die naar Kanopos, want dit keer voeren de Romeinse schepen verder naar het oosten en hadden ze wél succes.
Alles leek klaar voor Mithridates’ opmars naar Egypte. Hij aarzelde echter in Ashkelon, niet ver van Gaza. Vóór hem lag de weinig aantrekkelijke kustweg langs de Sinaïwoestijn. Ook al was het hartje winter en had Caesars vloot Egyptische steunpunten aangevallen, hij had reden om flankaanvallen van overzee te vrezen. Bovendien wist hij dat aan het einde van de weg Fort Pelousion verrees. Nog maar enkele maanden eerder was dat de plaats geweest waarlangs het leger van Kleopatra niet verder had kunnen komen, zoals we in augustus zagen.
Antipatros
Op dit punt hebben we een belangrijke aanvullende bron: de Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus. In de voorafgaande zomer hadden de Joden geen partij willen kiezen, want hoewel niemand was vergeten dat Pompeius in 63 v.Chr. Jeruzalem had ingenomen en de tempel had geplunderd, dankte hogepriester Hyrkanos II zijn macht aan diezelfde Pompeius. Maar die was inmiddels dood en nu kozen de Joden wel partij. Terwijl Mithridates aarzelde, arriveerde Antipatros met zwaarbewapende Joodse soldaten. Hij lijkt ook degene te zijn geweest die de Nabateeërs had overtuigd mee te trekken, net als de vorsten van Emesa en de Bekaavallei.
Pelousion
Nu durfde Mithridates de doortocht aan en na een paar dagen bereikte hij de Nijl bij Pelousion. Cassius Dio schrijft:
Mithridates nam zich voor met zijn schepen de Nijlmonding binnen te varen. Toen de Egyptenaren met schepen de toegang bleken te versperren, begaf hij zich ’s nachts naar een kanaal dat niet in zee uitmondde, haalde de schepen daarheen over, en voer alsnog de Nijl op. De volgende dag viel hij vanuit zee en rivier tegelijk degenen aan die de riviermonding bewaakten. (42.41.1-3)
Nu stonden Mithridates’ mannen bij het fort. De auteur van De Alexandrijnse Oorlog impliceert dat het fort viel doordat Mithridates, dankzij de extra troepen die met Antipatros waren aangekomen, beschikte over de numerieke meerderheid:
Het omvangrijke garnizoen bood hardnekkig weerstand, maar door de grote hoeveelheid verse troepen waarmee Mithridates gewonde en uitgeputte manschappen bleef vervangen, en door zijn hardnekkige en onafgebroken bestorming bracht hij de stad op de dag van zijn aanval in zijn macht en plaatste er zijn eigen garnizoen. (26; vert. Hetty van Rooijen)
Flavius Josephus voegt toe dat het Antipatros was die de eerste bres in de muur sloeg en de toegang tot de stad forceerde. De commandant van de Judese troepen zou al snel opnieuw zijn waarde bewijzen en legde in deze weken de grondslag van een dynastie: het Huis van Herodes.
[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
Zoals steeds: wat is dit een leuke serie.
Ben je vandaag nog in Nijmegen?