Karneades in Rome (2)

De zogenaamde Cato uit Otricoli (Torlonia-collectie, Rome)

[In de derde eeuw v.Chr. kregen de Academie van Plato en de Peripatetische school van Aristoteles gezelschap van nieuwe filosofische stromingen, zoals het Cynisme, de Cyreense School, het Epicurisme, de Stoa en de Skepsis. Het was onvermijdelijk dat er ook combinaties zouden komen. Dit is het slot van een stuk waarvan het begin hier was.]

Karneades in Rome

Sceptisch en pragmatisch als hij was, stelde Karneades dat het Romeinse Recht niet was gebaseerd op een natuurlijke orde, maar op praktisch nut. Het ‘natuurrecht’ is volgens Karneades een fictie. Mensen vinden geen wetten uit op basis van een hogere waarheid, maar uit overwegingen van praktisch nut. De natuur drijft alle levende wezens naar wat voor hen nuttig is, en dat is de werkelijke basis van het recht. Wetten verschillen dan ook van elkaar, net als de gewoonten van de volkeren die ze uitvinden. En ze veranderen naar gelang hun cultuur verandert.

Hiermee sluit Karneades aan op de gedachten van Epikouros over recht. Epikouros meende ook dat recht teruggaat op praktisch nut. Het verschil is dat Karneades, in tegenstelling tot Epikouros, de nadruk legde op de veranderlijkheid van het recht. Epikouros beschouwt de moraal als een individuele afweging, met als doel het maximaliseren van genot. Maar wat genot is, is volgens Epikouros afhankelijk van het mens-zijn, niet van de cultuur waar iemand in leeft. Op die manier streefde Epikouros naar een moraalfilosofie met universele morele uitspraken.

Karneades doet dat niet. Voor hem is recht een toevalligheid die niet zozeer geldt voor het individu, maar voor het hele volk.

De collectieve moraal

Je zou kunnen denken dat volgens Karneades moraalfilosofie eigenlijk onmogelijk is, omdat de moraal immers veranderlijk is. Maar dat is niet het geval. Volgens Karneades is moraal een collectief verschijnsel, en een moreel persoon is iemand die het best aansluit bij de moraal van de samenleving waarin hij verkeert. De beste moraal voor een samenleving, is die waarmee de samenleving zichzelf en haar eigen voortbestaan ondersteunt.

In de moderne filosofie heet dit een zogenaamde ‘utilitaristische’ visie op moraal: een visie die alles probeert te herleiden tot nut. Deze vorm van moraalfilosofie zou lange tijd verdwijnen, en pas weer aan het eind van de achttiende eeuw worden heruitgevonden door de filosoof David Hume. Het is dan ook niet toevallig dat hij verwees naar Epikouros, Sextus Empiricus en Karneades. Je moet het ergens vandaan halen.

De Romeinen pikken het niet (in eerste instantie dan)

Helaas voor Karneades was het Romeinse recht niet iets dat zomaar publiekelijk kon worden betwist. De Romeinen zagen het niet alleen als de kern van hun beschaving, ze namen zelfs aan dat hun systeem een volkomen logische en daarmee natuurlijke vorm van recht was. Het relativisme van Karneades botst daar natuurlijk mee.

Karneades moest de stad verlaten. De toenmalige machthebbers, onder wie Cato de Oudere, oordeelden dat zijn filosofie de fundamenten van de staat ondermijnde. Rancuneus waren de Romeinen echter niet. Amper een eeuw later beriepen vooraanstaande Romeinse denkers zich uitgebreid op Karneades’ gedachtegoed.

En dat is niet zo gek. De Griekse filosofen bleven elkaar op fundamentele punten bestrijden. De Romeinse denkers deden niet zo moeilijk over theoretische verschillen. Ze waren van nature pragmatisch ingesteld. En in die zin sloot de filosofie van Karneades natuurlijk wel weer perfect aan op de Romeinse filosofie.

[Dit blogje, oorspronkelijk gepubliceerd op de beëindigde website Grondslagen.net, is gebaseerd op het boek De wereld vóór God van Kees Alders. Het boek biedt een introductie tot de filosofische stromingen van de oude wereld en is hier te bestellen.]

Deel dit: