
In het vorige stuk zagen we dat de Romeinse generaal Lucius Cornelius Sulla, voordat hij naar de oorlog tegen Mithridates VI Eupator van Pontus was afgereisd, de macht had gegeven aan de Senaat. Op de revolutie volgde een contrarevolutie, want toen Sulla nog maar nauwelijks was vertrokken, grepen zijn tegenstanders hun kans.
De Eerste Burgeroorlog: Cinna versus Sulla
De Volksvergadering hernam haar rechten en wees haar oude leiders opnieuw aan. Velleius Paterculus oordeelt:
Vervolgens betraden Lucius Cornelius Cinna voor de tweede maal en Gaius Marius voor de zevende maal het ambt van consul, een blamage voor zijn vorige zes maal. Maar bij het begin ervan werd hij ernstig ziek en zo kwam een eind aan het leven van een man die in oorlog de grootste tegenstander was van de vijanden en in vrede van zijn medeburgers. (Romeinse Geschiedenis 2.23; vert. Hunink)
Iedereen wist dat Sulla, die na enkele overwinningen snel een vredesverdrag had gesloten met koning Mithridates, zou terugkeren met wat nu, na de gebeurtenissen in Rome, feitelijk een privéleger was. Cinna trok hem tegemoet, maar werd vermoord door militairen die meenden dat de nieuwe campagne weinig gelegenheid bood tot plundering. Dit had het conflict met Sulla kunnen beëindigen, maar die hoop bleek ijdel. Toen Sulla in 83 bij Brindisi landde, leefde het conflict alsnog op. Sulla’s tweede marcia su Roma eindigde in november 82, toen hij de verdedigers van de stad versloeg en Rome opnieuw innam.
Proscripties
Men was geschokt geweest door het geweld waarmee Cinna vijf jaar eerder Rome had geplunderd, maar Sulla’s schrikbewind stelde dat van zijn voorganger in de schaduw. Het lichaam van Marius werd opgegraven en in de Tiber gesmeten, veertig senatoren werden vogelvrij verklaard en vermoord. Hun doodvonnissen werden aangekondigd door middel van namenlijsten; processen werden niet gevoerd. Zo’n juridische moord per namenlijst staat bekend als proscriptie. De bezittingen van de slachtoffers werden verdeeld onder Sulla’s aanhangers, zoals zijn kolonels Marcus Licinius Crassus en Gnaeus Pompeius.
Dit is althans het standaardverhaal, zoals het ook te lezen is in het handboek van De Blois en Van der Spek, Een kennismaking met de oude wereld. Maar vermoedelijk moeten we er toch anders naar kijken. Revoluties hebben de neiging hun eigen kinderen te verslinden. Het gaat van kwaad tot erger en mensen voltrekken, onder het mom van politiek, afrekeningen die feitelijk persoonlijk zijn. (Ik herinner me de zachtaardige Libiër die me vertelde dat hij, op de dag dat Moammar Khadaffi ten val zou komen, een geweer uit de kast zou halen om een persoonlijke rekening met een door Khadaffi benoemde ambtenaar te vereffenen.)
Yann Le Bohec oppert – en volgens mij heeft hij gelijk – dat Sulla dat risico heeft onderkend. De proscripties waren niet alleen een middel om met tegenstanders af te rekenen en de eigen partij te bevoordelen, al was dat natuurlijk ook de bedoeling, maar dienden tevens om te verhinderen dat er nog meer slachtoffers zouden vallen. Wie niet op de lijst stond, was beschermd tegen persoonlijke vendetta’s.

Sulla dictator
De Senaat erkende Sulla als dictator: een magistraat die normaliter een half jaar lang buitengewone bevoegdheden had. Zijn dictatuur was echter vreemd, niet alleen omdat dit ambt meer dan een eeuw niet was bekleed, maar ook omdat er aan de buitengewone bevoegdheden geen termijn was gesteld. In 81 herzag Sulla het staatsbestel door de macht van de Senaat ten koste van die van de Volksvergadering te vergroten en de macht van de volkstribunen in te perken.
Verder kregen de senatoren het laatste woord in de rechtspraak, werd het aantal senatoren verdubbeld tot zeshonderd en werd de macht van de magistraten ingeperkt. Het resultaat was dat de Senaat voortaan onbetwist de macht had. Nadat de dictator zijn wetten door de senatoren had laten aannemen – hij was een echte optimaat – trad hij af.
Zijn succes werd gevierd met grootse spelen, waarvoor atleten uit de hele wereld werden gecontracteerd. Ze kwamen in groten getale, zodat de Olympische Spelen in Griekenland dat jaar beperkt bleven tot één hardloopwedstrijd.
Dood
Na zijn dictatuur trok Sulla zich terug uit het openbare leven. Hij stierf twee jaar later en had volgens Plinius de Oudere geen rustige levensavond:
Er wordt gezegd dat vóór de dictator Sulla in de familie der Cornelii niemand is gecremeerd, en dat deze dat wilde omdat hij bang was voor een vergeldingsactie wegens het opgraven van het stoffelijk overschot van Gaius Marius. (Natuurlijke Historie 7.187)
Het moet Sulla worden nagegeven dat hij nooit de alleenheerschappij heeft nagestreefd. Maar hij toonde dat deze mogelijk was en dat deze met geweld kon worden bereikt. Daarmee maakte hij onbeheersbare krachten los. Bovendien was zijn oplossing van Romes constitutionele problemen onwerkbaar: zijn systeem bezweek op het moment dat de oud-dictator de ogen sloot. Daarover een andere keer.
Ik kwam gisteren de jonge Sulla tegen in het eerste hoofdstuk van “The Eagle and the Lion”, het nieuwe boek van Adrian Goldsworthy!
“Wie niet op de lijst stond, was beschermd tegen persoonlijke vendetta’s.” Als we dit de manifeste betekenis noemen, en het klinkt plausibel genoeg, dan zou de latente functie van een waarschuwing kunnen zijn aan degenen die niet op proscriptie staan: je kunt altijd nog op een nieuwe proscriptie komen te staan.
Oftewel, als ik even door het vakjargon heen kijk, we laten je nu in leven, maar pas op…
Wordt proscriptie hier niet veel te ‘positief’ neergezet https://en.m.wikipedia.org/wiki/Proscription
Het was een smerige zaak. Een aantal van Sulla’s onderknuppels (‘vrijgelaten’) die de proscripties meestal uitvoerden (de ‘Lucius Cornelius’-sen) zou later alsnog vervolgd zijn, wordt in het artikel gezegd.
Zou de ‘zachtaardige Libiër’ zijn wraak ooit gekregen hebben…?
vrijgelatenen
Er zijn munten geslagen met afbeeldingen van Sulla, geslagen door zijn kleinzoon, die qua haardracht wel op het vermeende beeld lijken.
Volgens Plutarchus had Sulla een ‘rood-blonde’ kleur haar.
Dit is werkelijk boeiend. Mijn interpretatie is dat Sulla zeer gefrustreerd was door hoe het systeem met hem was omgesprongen. Hij wierp het systeem omver met geweld, maar in plaats van dat te bekronen met een dictatuur zoals wij die vandaag kennen, gebruikte hij zijn alleenheerschappij om het systeem te hervormen. Hij moet dus gedacht hebben dat een dergelijk systeem hem wél eerlijk had behandeld, én hij moet zelf een groot respect gehad hebben voor de republiek op zich én hij moet de illusie gekoesterd hebben dat zijn hervormingen bestand waren tegen zijn eigen overlijden. Was het vooral een systemische genoegdoening of toch de wens om iets na te laten?