Roncevalles 778

Romantische afbeelding van Roeland in Roncevalles

Ik blogde gisteren over de vergeefse veldtocht waarmee Karel de Grote in 778 probeerde zijn invloed in Spanje te vergroten. Geen vijandelijke stad viel in zijn handen, de enige stad die werd geplunderd was zijn bondgenoot Pamplona. Wat er daarna gebeurde, lezen we bij Einhard, wiens woorden ik hieronder zal weergeven in de vertaling van Patrick De Rynck.

Niet dat Einhard de betrouwbaarste bron is, overigens. Lees maar hoe hij schrijft over de mislukte Spaanse campagne:

Karel trok de Pyreneeën over, aanvaardde de overgave van alle steden en burchten die hij aandeed en keerde met een behouden en ongedeerd leger terug.

Lees verder “Roncevalles 778”

Karel de Grote in Spanje

Beeldje van Karel de Grote uit Metz, nu in het Louvre. Het kan ook Karel de Kale voorstellen.

Het huis van mijn ouders staat vol boeken, maar mijn ouders weten dat ze die niet allemaal meer zullen (her)lezen. Daardoor gebeurt het regelmatig dat ik wat boeken meekrijg: ik heb immers de gelegenheid nog wel de boeken te benutten waarvoor ze zijn bedoeld. Dus las ik onlangs de Middelnederlandse versie van het Roelandslied.

De historische achtergrond: in 750 was een einde gekomen aan het kalifaat van Damascus, de daar heersende Umayyadenfamilie was uitgemoord maar er was één overlevende, die in Spanje een Umayyadisch emiraat voor zichzelf begon en lokale potentaten bedreigde, zodat emir Suleyman ibn al-Arabi van Barcelona naar Paderborn trok om zich te plaatsen onder bescherming van Karel de Grote. Die brak zijn campagnes tegen de Saksen af en stak in 778 de Pyreneeën over met – zo vertelt Karels biograaf Einhard – “een zo groot mogelijke troepenmacht”.

Lees verder “Karel de Grote in Spanje”

De archeologische malaise

Karel en enkele paladijnen (Alte Nationalgalerie, Berlijn)

Eigenlijk is de publiciteitsgeilheid van de letterdames en -heren hemeltergend. Ik wil er niet elke keer weer over beginnen, maar het volgende geval kan ik u niet onthouden: Karel de Grote was echt lang. Dat blijkt namelijk uit de analyse van een van zijn botten.

Ja oele. “Hij was breedgebouwd en fors, lang van postuur,” schrijft Karels biograaf Einhard, die eraan toevoegt dat de vorst ondanks deze lengte goedgeproportioneerd was. “Men weet dat zijn lengte zeven keer de maat van zijn voeten bedroeg.” Misschien zijn ’s keizers kleermakers de bron van deze laatste informatie.

Lees verder “De archeologische malaise”