Een dienstreis naar Munda

De heuvelrug bij Munda

Vandaag was de grote dag: ik ging op weg naar Munda, de plaats waar Julius Caesar op 16 maart 45 v.Chr. zijn gevaarlijkste tegenstander versloeg: Gnaeus Pompeius Junior. Als u mijn Caesar-reeks volgt, bent u bent hem al tegengekomen als vlootcommandant. Caesar had in de slag bij Farsalos weliswaar Pompeius Senior verslagen, maar was vervolgens in Egypte vast komen zitten, waarop zijn republikeinse tegenstanders het verzet hadden gereorganiseerd in Tunesië en Spanje.

Het Spaanse leger was groter dan wat Caesar in het veld kon brengen en de Pompejanen hadden redenen om bloedfanatiek te zijn. Ook had Pompeius het slagveld zorgvuldig gekozen en feitelijk een val voor Caesar opgezet. De dictator zou zegevieren, maar verklaarde achteraf niet alleen te hebben gevochten voor de overwinning, maar ook om te overleven. Latere bronnen schrijven hem zelfs zelfmoordplannen toe. Munda was een enorm belangrijk gevecht.

Lees verder “Een dienstreis naar Munda”

III Gallica (1)

De heuvelrug bij Munda; de rechtertop is bestormd door III Gallica

Wie het Romeinse Rijk wil begrijpen – en wie zou dat nou niet willen? – ontkomt niet aan de geschiedenis van de legioenen. Niet omdat de Romeinen krijgszuchtiger waren dan andere antieke volken, want dat waren ze niet, maar omdat de regimentsgeschiedenis toont waar de brandhaarden waren, hoe de Romeinen ermee omgingen en hoe mensen van hot naar haar bewogen. Over het Tiende Legioen Gemina heb ik het al eens gehad. Vandaag behandel ik het Derde Legioen Gallica.

Ontstaan

De nummers één tot en met vier waren traditioneel voorbehouden aan de Romeinse consuls. Het Derde dat wij kennen, gaat terug op het tweede consulaat van Julius Caesar, dat hij had willen bekleden in 49 v.Chr. Zoals ik bij een andere gelegenheid al vertelde, waren er machinaties waardoor hij zich geen kandidaat stellen mocht, zodat hij zich gedwongen zag tot een Tweede Burgeroorlog. De reguliere consuls zetten hun Derde Legioen over naar Albanië en Caesar formeerde het zijne vanaf het moment dat hij consul was, in 48 v.Chr.

Lees verder “III Gallica (1)”

Cato de Jongere in actie

Cato de Jongere deelde borden als deze uit aan potentiële kiezers. Wie het eten op had, las op wie hij moest stemmen. (Museo nazionale delle terme, Rome)

Als ik u zeg dat het was in het voorjaar waaraan Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius enkele maanden later als consuls hun naam zouden geven, en als ik die vage datering voor u omreken naar eind februari 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u: het is tijd voor een blogje in een vandaag inaccuraat “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” genoemde reeks. Inaccuraat, want we gaan het hebben over Cato de Jongere.

Cato de Jongere

Marcus Porcius Cato, een afstammeling van de Cato die anderhalve eeuw eerder had gepleit voor het behoud van traditionele waarden, was een conservatieve senator. Anders dan zijn voorvader, die weinig moest hebben van de Griekse filosofie, was de jongere geïnteresseerd in de Stoa. Hij leefde dan ook opzichtig sober, zoals een wijsgeer betaamde. Als magistraat zou hij onkreukbaar zijn geweest: hij trachtte de belastingdienst te saneren, liet valse documenten verwijderen uit de staatsarchieven en probeerde al vroeg de opkomst van de populaire Caesar te beletten. Hoewel Cato begreep dat hervorming van het republikeinse staatsbestel noodzakelijk was, bleef hij een conservatieve verdediger van de belangen van de Senaat.

Lees verder “Cato de Jongere in actie”

Pompeius in Amfipolis

Pompeius (Louvre, Parijs)

Als ik u zeg dat het 13 sextilis was, als ik toevoeg dat het was in het jaar waarin Gaius Julius Caesar (voor de tweede keer) en Publius Servilius Isauricus consuls van Rome waren, en als ik dat omreken naar 7 juli 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuwe aflevering van de reeks “Wat deed Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Pompeius op de vlucht

Als u het wil weten: te laat aankomen in Amfipolis. Na zijn nederlaag bij Farsalos was Pompeius door het Tempe-ravijn naar de kust gereisd. Caesar schrijft dat zijn rivaal voortdurend had geklaagd hoe hij bedrogen was in zijn verwachtingen. Pompeius overnachtte bij een visser, die hem de volgende dag aan boord nam. Een passerend graanschip nam de passagiers over: Pompeius, Publius Cornelius Lentulus Spinther, Lucius Cornelius Lentulus Crus en een zekere Marcus Favonius. Die had wat lagere bestuursfuncties bekleed en speelde de cynische filosoof, maar was niet te beroerd om de rol op zich te nemen van dienaar van Pompeius. Een dienstbaarheid die een senator, zelfs als hij alleen lagere ambten had bekleed, nooit zou betonen. Favonius is een van de weinig mensen die ons treft door een zekere humaniteit. Het graanschip zette het gezelschap uiteindelijk aan land in Amfipolis.

Lees verder “Pompeius in Amfipolis”

Pompeius Junior, Scipio en Kleopatra

Oorlogsschip met een toren uit de vloot van Kleopatra (Vaticaanse Musea, Rome)

Als ik u zeg dat het 8 april was en daaraan toevoeg dat het het jaar was waarin Gaius Julius Caesar en Publius Servilius Isauricus het consulaat  bekleedden, en als ik dat omreken naar 28 februari 48 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een aflevering van de reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?” Alleen wil ik het vandaag niet over Caesar en Pompeius hebben, die we vorige keer hebben achtergelaten in de omgeving van Dyrrhachion. Dat was namelijk niet het enige strijdtoneel.

Orikon

In de eerste plaats: Orikon. Dit was de eerste haven die Caesar in het huidige Albanië had veroverd. Het grootste deel van het legioen dat de stad bewaakte, had hij inmiddels laten komen naar Dyrrhachion. Drie cohorten waren achtergebleven. Als die op sterkte waren, bewaakten ongeveer 1000 legionairs Orikon en Caesars schepen. Kolonel Manius Acilius Caninus realiseerde zich dat hij kwetsbaar was voor een aanval van overzee en had de schepen daarom in de binnenhaven gelegd. Hij had ook een schip afgezonken bij de toegang tot de buitenhaven. (Er ligt momenteel een vergeten oorlogsschip uit de Hoxha-jaren.) Op een tweede schip had Acilius een toren laten bouwen opdat zijn geschut altijd hoog stond.

Lees verder “Pompeius Junior, Scipio en Kleopatra”