De Meden (1): een fictief koninkrijk

Herders in het Zagrosgebergte

We moeten het eens hebben over de Meden. U kent ze van “de wetten van Meden en Perzen”, die gelden als onveranderbaar. De uitdrukking, zonder uitleg gebruikt in de Bijbel, bewijst dat in elk geval geen Jood ervan opkeek dat de twee volken in één adem werden genoemd. Ook bij de Griekse onderzoeker Herodotos zijn Meden en Perzen vrijwel synoniem. Verwante volken dus, zou je denken, en dat dacht je goed.

Hoewel de eerste notie dus klopt, vormen de Meden voor de oudheidkundige ook een probleem. Het bewijsmateriaal is nogal eens onbetrouwbaar. Het bestaat uit opgravingen, uit verwijzingen in Assyrische en Babylonische spijkerschrifttabletten, de Historiën van Herodotos, de Perzische Geschiedenis van Ktesias van Knidos en een handvol hoofdstukken uit de Bijbel. De moeilijkheid is dat de archeologische data niet overeenkomen met de Griekse teksten en dat het spijkerschriftbewijs nogal nietszeggend is.

Lees verder “De Meden (1): een fictief koninkrijk”

Het Uruk-fenomeen

Vrouwenportret uit Uruk (Nationaal Museum van Irak, Bagdad)

Eén reden waarom de opgraving van Uruk interessant is, is wetenschapshistorisch. Zoals ik al eens heb beschreven, deden archeologen in de jaren twintig van de vorige eeuw op drie plaatsen in Zuid-Irak onderzoek. In Tell al-‘Ubaid en in de onderste lagen van het daarnaast gelegen Ur vond de Britse onderzoeker Leonard Woolley ietwat groenige, beschilderde scherven, gemaakt zonder draaischijf. Ruim 250 kilometer verderop groef het Amerikaans-Britse team van Stephen Langdon in Jemdet Nasr bruinig, geometrisch gedecoreerd aardewerk op, gemaakt op een draaitafel. En dan was er de Duitser Arnold Nöldeke, die in Uruk opvallend primitief, draaitafelgemaakt aardewerk had gevonden. Je zou verwachten dat dit primitieve aardewerk het oudst was, maar het was op een draaitafel gemaakt. Dat zou betekenen dat ze in ‘Ubaid iets waren verleerd dat ze in Jemdet Nasr hadden onthouden. Dat was vreemd.

Om het op te lossen, liet Nöldeke in Uruk een diepe put graven om alle bewoningslagen te analyseren. Het bleek dat hij op de diepste strata ‘Ubaid-aardewerk vond, dat wij nu in het vijfde millennium v.Chr. dateren, dat daarop het Uruk-aardewerk volgde, dat wij in het vierde millennium plaatsen, en dat in de hoogste bewoningslagen Jemdet Nasr-aardewerk was gebruikt, dat wij dateren rond 3000 v.Chr. Dit resultaat overtuigde iedereen toen de archeologen in 1929 in Leiden een symposium belegden om de kwestie te bespreken. Voor het eerst beschikten archeologen over een betrouwbare chronologie van de laatste fase van de Prehistorie. Eindelijk had men vat op de tijd waarin de eerste steden zijn ontstaan.

Lees verder “Het Uruk-fenomeen”

Voorislamitisch Iran (1): Cyrus

De Naboniduskroniek (British Museum, Londen)

Vóór de Arabische expansie het Midden-Oosten onherkenbaar veranderde, was Iran de enige grootmacht die er in Voor-Azië werkelijk toe deed. Onder leiding van achtereenvolgens de dynastieën der Achaimeniden, de Arsakiden of Parthen en de Sassaniden was het een sterke mogendheid die grote invloed uitoefende op in Europa bekendere antieke culturen als Babylonië, Griekenland en Rome. De laatste jaren blijkt Iran voor archeologen nog meer in petto te hebben, maar daarover pas een enkel woord aan het einde van dit artikel.

Elke geschiedenis van Iran moet beginnen met de vaststelling dat de Perzische leider Cyrus de Grote in 550 v.Chr. de Meden onderwierp en op die manier alle volken van Iran verenigde. De Meden waren een nomadenstam uit het Zagrosgebergte, die de meeste andere stammen in het toenmalige Iran aan zich hadden onderworpen. Sommige clans waren sedentair geworden en deden aan akkerbouw. De reden daarvoor was dat ze de route tussen Babylonië en Assyrië enerzijds en Afghanistan en India anderzijds beheersten. Ze konden karavaans belasten en werden zó rijk dat ze een verzamelplaats voor hun schatten nodig hadden, en daarom een stad stichtten: Ekbatana, het huidige Hamadan, ‘verzamelplaats’.

Lees verder “Voorislamitisch Iran (1): Cyrus”