
Het zal niet vaak zijn gebeurd dat een oudheidkundige een staatsbegrafenis kreeg, maar in 1992 gebeurde het in de Hagia Sofia in Thessaloniki. De eer viel te beurt aan de Griekse archeoloog Manolis Andronikos, die in 1977 in Vergina, de oude Macedonische hoofdstad Aigai, in een grote grafheuvel drie koninklijke graven had ontdekt. Aanvankelijk was hij terughoudend over de identiteit van de overledenen, maar toen hij in 1984 zijn eindrapport publiceerde, was hij er zeker van: de fenomenale Tombe II was de laatste rustplaats van koning Filippos II (r.359-336 v.Chr.) en zijn laatste echtgenote, Kleopatra, terwijl de iets jongere en iets minder fenomenale Tombe III het graf was van diens kleinzoon, de op twaalfjarige leeftijd vermoorde Alexandros IV (323-310). (De tussenliggende generatie, Alexander de Grote, is bijgezet geweest in Alexandrië.)
Andronikos gaf zijn land iets geweldigs. De graven in Vergina zijn werelderfgoed. Eigenlijk alleen maar vergelijkbaar met Schliemanns ontdekking van Bronstijd-Griekenland. De “zon van Vergina” die op de deksel van de gouden askist stond, was al snel een modern Grieks nationaal symbool. De vraag is alleen: klopt de interpretatie? Zijn de begravenen in Tombe II niet eerder Alexanders zwakbegaafde halfbroer Arridaios (r.323-317) en diens echtgenote Eurydike? En helaas: in 1991 flakkerde de Macedonische Kwestie, waarover ik onlangs blogde, ook weer op. Daarmee verwerd de discussie over de menselijke resten uit Tombe II tot een nationalistische discussie over wat feitelijk een soort relikwieën waren.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.