Jachin en Boaz

De “high place of worship” in Sfiré

Sfiré is een stadje in het noorden van Libanon, niet heel ver van de Syrische grens, waar niet minder dan zes antieke tempels staan. Eén ervan staat bekend als “het grote huis” en is naast de plaatselijke moskee: een aardig voorbeeld van een cultusplaats die al minimaal een millennium of twee in gebruik is. Een ander staat op een heuveltop die ik te ver vond om te beklimmen; drie tempels staan vlakbij elkaar en zijn eigenlijk best indrukwekkend. Tot slot is er een “high place of worship”: een rotspunt waarop ooit een altaar stond.

Zo’n altaar kon behoorlijk groot zijn en was niet zelden omgeven door een omheining die de grens markeerde tussen het profane en het heilige. Hierboven ziet u een uit de Romeinse tijd daterende muur om de high place of worship van Sfiré. En daar is iets wonderlijks mee: links en rechts staan twee symbolen afgebeeld die ik alleen kan uitleggen als gestileerde pilaartjes.

Die kennen we. Zo zult u in de tempel in Baalbek op het voorhof twee vrijstaande pilaren vinden, gemaakt van twee soorten Egyptisch graniet. Ze steunen geen structuur, ze staan er slechts roze en grijs te zijn. Een ander voorbeeld: de Griekse onderzoeker Herodotos vermeldt dat in Tyrus voor de tempel van Herakles – hij bedoelt daarmee de Fenicische godheid Melqart – ook twee kolommen stonden:

Ik heb de tempel betreden en de grote rijkdom aan wijgeschenken bekeken. Daarbij vielen mij twee losse zuilen op, een van puur goud en de ander van een groen gesteente dat opvallend  glansde in het maanlicht. (Historiën 2.44; vert. Hein van Dolen)

Aan het andere uiteinde van de Middellandse Zee zou ook de tempel van Melqart in Cádiz voorzien zijn geweest van twee vrijstaande zuilen en er is weleens beweerd dat de Straat van Gibraltar in de Oudheid bekendstond als “zuilen van Herakles” omdat mensen wisten dat die tempel hier in de buurt was.

Het bekendste paar vrijstaande zuilen kennen we uit de Bijbel: voor de tempel van koning Salomo in Jeruzalem stonden de negen meter hoge pilaren, genaamd Jachin en Boaz (1 Koningen 7.13-22). Wat deze namen precies betekenen en wat de symboliek beduidt, is niet helemaal duidelijk. Of de twee reliëfjes in Sfiré ook in deze categorie vallen, ook dat weet ik niet, maar het lijkt me te overwegen.

Deel dit:

14 gedachtes over “Jachin en Boaz

  1. Marcel Meijer Hof

    Goedemorgen !

    Ook de kabbala kent het symbool van de twee zuilen (c.q. ‘deurstijlen’). Ik heb even gezocht naar hun respectievelijke namen maar kreeg die niet zo snel boven tafel. Ik laat het graag aan de specialisten.

  2. Henriette Broekema

    In de oudheid werden venster- en deuropeningen van woningen door onheil afwerende figuren bewaakt, omdat op die plekken gemakkelijk allerlei kwaadaardige demonen naar binnen konden sluipen. Onder de drempel van de voordeur lagen vaak, tot grote vreugde van de archeologen, apotropaeïsche figuren begraven die moesten helpen de boze demonen af te schrikken. In Mesopotamië in Uruk, maar ook in het noorden bijvoorbeeld, in Tell al-Rimah (in de provincie van Nineveh), werden tempels van kleitichels gebouwd, die aan de buitenkant als boomstammen werden gemodelleerd. Deze riepen een herinnering op aan de vroegere tempels die gebouwd waren met dadelstammen of cederbomen. Ook de toegang van tempels moest bewaakt worden. Naast de deurposten aan de ingang stonden goddelijke figuren (bijvoorbeeld een stiermens of godin Lama). Maar de ingang van de tempel kon ook door gewone losstaande zuilen worden geflankeerd, die op hun beurt weer werden vergoddelijkt. Soms werden de houten zuilen bedekt met gouden of bronzen platen, zoals vermoedelijk bij de twee zuilen in de tempel van Melqart in Tyrus en de tempel van koning Salomo in Jeruzalem

    1. Ab R.C. Dabra

      In de wat meer ‘esoterische’ hoek leggen ze de twee zuilen ook uit als symbolen van de polariteit c.q. mannelijkheid en vrouwelijkheid en daaruitvolgend het thema van de ‘hieros gamos’: het heilige huwelijk…
      Hoe kijk jij daar tegenaan?

        1. Ab R.C. Dabra

          De recent overleden fysicus Stephen Hawkins behoorde tot de denkschool die stelt dat tijd en ruimte (tijdruimte) zoals wij deze beleven een construct is van onze hersenen. Volgens hen bestaan tijd en ruimte feitelijk niet of niet zoals wij deze beleven.
          Dit is waar veel oude tradities zich ook mee bezig hielden: het overstijgen (transcenderen) van wat de hindoes en/of buddhisten ‘maya’ noemen in een methode die zij ‘de verlichting’ bereiken noemen. De taoisten noemen dat de ‘onsterfelijkheid’ bereiken (wat een mentale staat is), en diverse andere Christelijke esoterische tradities noemen dat ‘kijken in het aangezicht van God’ of iets dergelijks.
          En deze traditie gaat al enkele duizenden jaren terug. Dus 19e eeuws kun je het zeker niet noemen….. 😉

      1. Henk Smout

        Een vroegere buurvrouw had twee identieke Nefertiti-beeldjes met de gezichten naar elkaar op de vensterbank bij haar bed, mannetje en vrouwtje volgens haar.

      2. Henriette Broekema

        De zuilen bij de ingang van tempels zagen er vaak als dadelbomen uit: zij hadden kapitelen in de vorm van voluten. Kenmerkend voor de dadelboom is dat er mannelijke en vrouwelijke dadelbomen zijn. De bevruchting van de vrouwelijke dadelboom door de mannelijke pollen gebeurt normaal door de wind of door vogels, maar mensen kunnen een handje helpen door een tak van de mannelijke dadelboom uit te schudden boven een vrouwelijke boom. Deze handeling werd door de boeren in Mesopotamië als een seksueel proces gezien, dat zij in het Akkadisch met het werkwoord rakabum aanduidden. Hetzelfde woord (dat in feite ‘rijden’ betekent) gebruikten zij voor de copulatie van dieren en mensen. De grote Mesopotamische godin van de liefde was de Sumerische Inanna of de Akkadische godin Ištar, die later bij de Foeniciërs Astarte wordt genoemd. De koning had er altijd groot belang bij om met deze godin op intieme voet te staan, en in talloze hymnen speelt hij de rol als minnaar of echtgenoot van deze godin. In de latere religies, zoals die van de Assyriërs in het eerste millennium, vindt dit huwelijk alleen nog maar plaats tussen een god en een godin, en kan de koning zelf slechts behulpzaam zijn door in de tempel de beelden van de god en godin bij elkaar te brengen.
        De dadelboom was vooral het symbool van de godin, maar bij sommige tempels, zoals die in Tell al-Rimah in het noorden stond zowel een mannelijke als vrouwelijke dadelbom bij de ingang afgebeeld. Later zijn vooral in Israël stenen pilaren gevonden met kapitelen in de vorm van voluten. Zij staan aan de oorsprong van de Griekse aeolische en ionische zuilen, en Vetrivius kende blijkbaar aan de verschillende orders van de Griekse architectuur een mannelijk en vrouwelijk geslacht toe. Dat de beide volutenzuilen bij de ingang van tempels een symbool waren van vruchtbaarheid en als een soort heilig huwelijk gezien werd, lijkt me aannemelijk. Of dit ook het geval was bij pilaren bij tempels uit de Assyrische of Foenicische tijd weet ik niet, maar het zou me niet verwonderen.

          1. Ab R.C. Dabra

            Overigens las ik van de week nog een artikel waarin gesteld werd dat ook Jahweh aanvankelijk verbonden was aan de godin Ashera en dat behalve dat ze enkele keren bij naam genoemd wordt in het Oude Testament, zij ook in het scheppingsverhaal terug komt in de vorm van één van de belangrijke bomen in het scheppingsverhaal.

  3. Henriette Broekema

    Over Ašera zijn bibliotheken vol geschreven. De discussie is aangezwengeld toen in 1976 in Kuntillet Ajrud in het noordoosten van de Sinai een aantal grote vaten waren gevonden in een buitenpost uit de 9de/8ste eeuw, waarop Hebreewse inscripties staan waarin Yahweh samen met Ašera wordt genoemd. Bijvoorbeeld: ‘Ik groet u bij Yahweh van Samaria en zijn Ašera’. Er zijn tweekampen. Het ene kamp stelt dat ašera een cultisch object is, waarschijnlijk een boom, wat verwijst naar de godin Ašera of naar een ‘heilig bos’ (nl de vertaling in de Septuagint). De andere groep stelt dat we hier gewoon met een godin te maken hebben die de partner van Yahweh was, en die door de auteurs van de Bijbel is weggemoffeld, omdat zij naast Yahweh geen enkele andere god (en zeker geen godin) duldden.

Reacties zijn gesloten.