Proto-Indo-Europees in de Breestraat

Het huis van Scaliger (Breestraat 113, Leiden), die de Indo-Europese taalfamilie op het spoor kwam.

Je zou de talen die in Europa worden gesproken in groepen kunnen verdelen, realiseerde de Leidse hoogleraar Joseph Scaliger (1540-1609) zich. Groepen van talen die op elkaar lijken. Neem bijvoorbeeld het woordje ‘god’. In het Duits luidt dat Gott, in het Engels god, in het Noors gud: groep 1. Maar het Franse woordje dieu lijkt daar in de verste verte niet op, evenmin als het Spaanse dios, het Portugese deus en het Italiaanse dio: samen vormen die groep 2. In Rusland daarentegen noemen ze het opperwezen bog, in Slowakije boh, in Polen bóg: groep 3. En wat houden we dan over? Natuurlijk het Griekse theós, een buitenbeentje dat in zijn eentje groep 4 vormt.

Het inzicht dat sommige (groepen) Europese talen meer op elkaar lijken dan andere, maar dat ze onderling weer meer op elkaar lijken dan op het Hebreeuws, Arabisch en Aramees, roept wel meteen de vraag op: wat is de verklaring daarvoor?

Lees verder “Proto-Indo-Europees in de Breestraat”

Het belang van de Oudheid(kunde)

Een I.D.O.H.Z.O.-tje toont het belang van de Oudheid niet

Wat is het belang van de Oudheid, van de oudheidkunde? Iemand vroeg me onlangs om het nog eens uit te leggen. Een nieuwe vraag is het niet. Toen het Gronings Archeologisch Instituut in 2017 een jubileum vierde, was een van de thema’s “Archeologie, voor wie doen we het ook alweer?” (Ik was een van de sprekers.) In 2019 hield David Fontijn een toespraak over dezelfde vraag. Ik heb het zelf uitgelegd in mijn laatste boek (blz.48-49). Het is opvallend dat de vraag, welbeschouwd eerstejaarsstof, terug blijft keren.

Antwoord 1: De Oudheid is leuk

Eerst het makkelijkste antwoord: inhoudelijk. Oudheidkundigen kunnen dingen vertellen over hoe het vroeger was. Dat is leuk. Ik houd me al veertig jaar met de Oudheid bezig en zie nog elke dag iets verrassends. Dat is waarom musea en parken als Archeon tienduizenden bezoekers hebben en publieksprijzen winnen. Zo simpel.

Lees verder “Het belang van de Oudheid(kunde)”

Skaras of Arar? (2)

Scaliger (Museum Martena, Franeker)

Ik schreef gisteren dat Polybios en Livius zo nu en dan woordelijk overeenstemmen en dat in zulke passages de afwijkingen interessant zijn. Mijn voorbeeld was Polybios Wereldgeschiedenis 3.49.6, waar sprake is van een rivier Skaras of misschien Skarôs, terwijl Livius het in Geschiedenis sinds de stichting van de stad 21.31.4 heeft over de Arar.

Op het eerste gezicht heeft die laatste rivier goede papieren. Het is namelijk de naam van de Saône, die bij de samenvloeiing met de Rhône een lang schiereiland vormt. Op die plaats lag de Keltische nederzetting Lugdunum, het huidige Lyon. Het is dus niet zo vreemd dat de eerste die zich over deze kwestie boog, de Italiaanse humanist Niccolò Perotti (1429-1480), de tekst van Polybios gewoon aanpaste: hij vertaalde Skaras met Arar.

Een eeuw later opperde de Zwitserse geleerde Josias Simmler (1530-1576) dat Polybios Araros moest hebben geschreven. Zo’n hypothese, waarbij een geleerde een anders onbegrijpelijke tekst een beetje aanpast om er iets begrijpelijks van te maken, staat bekend als een “emendatie”.

Lees verder “Skaras of Arar? (2)”

MoM | Muurschilderingen

In Leiden is men al een tijdje bezig om op blinde muren schilderingen van natuurkundige formules aan te brengen: Snellius, Huygens, Lorentz, Einstein, Oort, Goudsmit, ze zijn er allemaal, Lorentz zelfs twee keer. Ik vind het een leuk initiatief en weet dat het mensen nieuwsgierig heeft gemaakt. Doel gehaald, project geslaagd. Elders in Leiden zijn op muren gedichten aangebracht. Dat is een even leuk initiatief, maar het pakte wat minder uit. Het bovenstaande Arabische gedicht van de Libanees Adonis is bijvoorbeeld weergegeven in het Engels, als om expats duidelijk te maken dat ze zich niet hoeven verrijken door Nederlands te leren. Wat een haat toch voor onze taal. Niemand mag dan weten waar het graf van Stevin is, de grote Leidse wetenschapper draait zich erin om.

Terug naar de wetenschapsfresco’s, zoals ik ze maar zal noemen: in Utrecht zag ik er ook twee, ter ere van Buys Ballot en Ornstein. Zie mijn vorige blogje. En ik vroeg me af: wat zou je, wetenschapsfrescogewijs, kunnen doen voor de oudheidkunde?

Lees verder “MoM | Muurschilderingen”

Hoe belangrijk is die Oudheid nou? (2)

Het is onmogelijk de westerse beschaving – wat dat ook moge wezen – te begrijpen zonder begrip te hebben van het zelfbeeld dat de Oudheid belangrijk zou zijn. Een verkeerd zelfbeeld, dat heb ik in het vorige stukje verteld, maar er zijn heel veel ideeën voortgekomen uit het denken over de Oudheid. Ofwel: de klassieke traditie. Een lijstje waarover ik eerder schreef:

  1. Angelo Poliziano legde de grondslagen van de tekstkritiek en ontketende via Erasmus de Reformatie;
  2. Scaliger probeerde de chronologie van de Oudheid te doorgronden, ontdekte dat deze niet letterlijk mocht worden genomen, stelde het bijbels literalisme ter discussie en gaf zo de aanzet tot de secularisering van het wereldbeeld;
  3. de ontdekking van de relaties tussen de verschillende talen heeft bepaald hoe we tegenwoordig nationaliteiten definiëren;
  4. de Lachmannmethode was het model voor Darwins evolutietheorie – en alle wetenschappen die daarop teruggrijpen;
  5. archeologen legden de empirische basis legden voor de vooruitgangsgedachte;
  6. de ideeën van James Frazer over de oudste vormen van religie beïnvloedden de besluitvorming die leidde tot de Eerste Wereldoorlog;
  7. de uitleg van Tacitus’ Germania was de voornaamste inspiratiebron was van de Arische mythe.

Kortom, de klassieken bieden werk voor ideeënhistorici en als die goed geschoold zijn in de sociale wetenschappen, kan er allerlei moois gebeuren. Dat er desondanks nogal wat gewauwel is, heeft volgens mij niet zoveel te maken met het postmoderne. De crux zit ergens anders.

Lees verder “Hoe belangrijk is die Oudheid nou? (2)”

MoM | De historische canon

Stelt je voor dat astronomen een canon zouden opstellen van wat iedereen over hun vak moest weten. Zou dat een overzicht opleveren van sterrenbeelden? Nee natuurlijk. Ze zouden de telescoop, de periodieke terugkeer van kometen, radioastronomie en zwaartekrachtgolfdetectors noemen. Een wetenschap onderstreept haar belang immers niet met de objecten die ze onderzoekt, maar met de ontdekte patronen. En haar vooruitgang blijkt uit vernieuwende methoden, nieuwe soorten inzicht en nieuwe bijdragen aan andere disciplines.

Het is, dacht ik althans, logisch je niet te presenteren met de onderzoeksobjecten. Presenteer een wetenschap als wetenschap. De canon die de Commissie Van Oostrom voor de Nederlandse geschiedenis heeft opgesteld, beperkt zich echter wel tot de objecten en draagt zo bij aan het beeld dat geschiedvorsing geen echte wetenschap is. Het gaat om hunebedden, de Romeinse limes, Karel de Grote en wat dies meer zij. Onderwerpen, kortom, die zich lenen voor een blogje hier of een causerie daar, maar die niet tonen waarom geschiedenis een wetenschap is. Hieronder is mijn alternatief.

Lees verder “MoM | De historische canon”

Klassieken & communicatie (4)

De Lachmannmethode was het model van Darwins evolutieleer

[Dit is het vierde van vijf stukjes over het belang van een uitgedachte communicatiestrategie voor de oudheidkundige disciplines. Het eerste is hier. Ik beschreef dat de structuur van de universiteit belet dat een goed communicatiemodel wordt ontwikkeld en waarom dat het aanzien van het vakgebied schaadt.]

Iedereen kan een boek schrijven over de Oudheid, maar met een opleiding kun je een goed boek schrijven. Je slaagt erin je publiek meer te verbazen, meer te laten genieten en beter te laten delen in de ontdekkingsvreugde. Je vermijdt religieuze, ideologische of nationalistische contaminatie. Als antwoord op de vraag hoe oudheidkundigen hun activiteiten zó kunnen uitleggen dat het publiek stopt met twijfelen aan het nut ervan, volstaat dus een traditioneel beroep op het plezier en belang van juiste informatie.

Lees verder “Klassieken & communicatie (4)”

Oudheidkunde en wetenschapscommunicatie

velserbroek_coin_caligula_hvh
Caligula

Ik moet eigenlijk een tekst corrigeren, maar ik lig dus gewoon wakker van de manier waarop mijn vakgebied, de oudheidkunde, gisteren in Trouw door het slijk is gehaald – zie mijn stukje van gisteren. Het is namelijk geen incident.

Ik geef nu al ruim zes jaar een nieuwsbrief uit met daarin elke maand een overzicht van het nieuws waarmee de oudheidkundige disciplines de media halen, en zeker twee vijfde daarvan voldoet niet aan de meest basale eisen die je aan wetenschapscommunicatie mag stellen. Steeds opnieuw komen mijn academische collega’s in het nieuws met stompzinnigheden en het is helemaal niet vreemd dat het vakterrein niet serieus wordt genomen.

Lees verder “Oudheidkunde en wetenschapscommunicatie”

Het RMO en de Raad voor Cultuur

Zomaar een Palmyreens grafportret uit het Rijksmuseum van Oudheden, gewoon omdat het mooi is.

De invloedrijkste van alle in Nederland werkzame geleerden was J.J. Scaliger. Aan het einde van de zestiende eeuw onderzocht hij de chronologie van de Oudheid, constateerde dat het tijdverloop in de Bijbel incorrect was en problematiseerde daarmee de letterlijke uitleg van de Bijbel. Zo begon de Verlichting. Andere oudheidkundigen stonden aan de wieg van Darwins evolutietheorie, of boden een empirische basis voor de vooruitgangsgedachte, of droegen – minder prettig – bij aan de ideeën die de twee wereldoorlogen onvermijdelijk maakten. Ziedaar het belang van de oudheidkunde.

Het is niet erg als u nooit heeft gehoord van Scaliger. Oudheidkundigen leggen hun vak namelijk slecht uit. Goede publieksboeken zijn zeldzaam, classici maken onzinnige vergelijkingen, oudhistorici negeren het internet, archeologen overdrijven. De jaarlijkse Week van de Klassieken wordt steeds gewijd aan helden, mythologie of een andere trivialiteit. Plaatje, praatje, quizje. Niemand vertelt ondertussen hoe de oudheidkunde de moderne samenleving heeft helpen vormen.

Lees verder “Het RMO en de Raad voor Cultuur”

De grootste geleerde van Nederland

Scaliger (Museum Martena, Franeker)

Sommigen zullen StevinHuygens, Boerhave, Van der Waals of Brouwer de grootste geleerde noemen die ooit in Nederland leefde, maar ik denk eerlijk gezegd dat de totaal vergeten Joseph Justus Scaliger (1540-1609) nog net een tikje belangrijker was.

Zijn oeuvre is, net als dat van de apostel Paulus, te vergelijken met een tijdbom: in beide gevallen gaat het om ogenschijnlijk eenvoudige innovaties die pas na enige tijd leidden tot een explosie van vrijheid. In het geval van Paulus gaat het om de simpele constatering dat alle christenen onderling gelijk moeten zijn, een constatering die in de christelijke tijd steeds weer werd herhaald en eerst leidde tot verbetering van de positie van slaven en uiteindelijk tot het einde van de slavernij. De Leidse geleerde Scaliger hield zich bezig met de chronologie van de Oudheid, maakte een einde aan het autoriteitsgeloof en ontketende de secularisering van het wereldbeeld.

Lees verder “De grootste geleerde van Nederland”