Dood in Babylon (3)

Alexander als Helios (buste uit Rhodos)
Alexander als Helios (buste uit Rhodos)

[Het is vandaag op de kop af 2336 jaar geleden dat in Babylon Alexander de Grote stierf. Alle reden om een oud artikel over de grote veroveraar, ooit verschenen in Spiegel Historiael, online te plaatsen. Vandaag dus, in vijf afleveringen. Deel een was hier.]

Zoals zo vele volken meenden de Babyloniërs dat de goden hun wensen kenbaar maakten aan de stervelingen door tekens aan de hemel. In de Oudheid golden zons- en maansverduisteringen overal als aanwijzingen dat er iets fataals stond te gebeuren. In Babylon was de bestudering van de hemelse omina opgedragen aan tempelfunctionarissen wier titel we zouden kunnen vertalen als “schrijvers van de Hemelboeken”. Daarin stonden de voortekens, hun betekenis en de tegenmaatregelen vermeld. De eerste wetenschappelijke uitgave van deze kleitabletten dateert uit de jaren negentig.

De Grieken duidden deze functionarissen aan als chaldeeën. Eeuwenlang hadden ze de hemel bestudeerd en genoteerd welke gebeurtenissen zich bij welke hemeltekens voordeden. Hun Astronomische Dagboeken, waarvan de wetenschappelijke publicatie plaatsvond tussen 1988 en 1996, bevatten de ruwe data: astronomische waarnemingen, politieke gebeurtenissen, waterstanden, voedselprijzen en andere zaken van belang. Hieruit leidden de chaldeeën de algemene wetmatigheden af die hun neerslag vonden in de voortekencatalogus. Hoewel het astrologische uitgangspunt van hun discipline onjuist is, is de methode van de chaldeeën zuiver wetenschappelijk te noemen: observeren, generaliseren, falsifiëren, corroboreren.

Een voorbeeld is de maansverduistering van 20 september 331, kort voor de veldslag bij Gaugamela, waarin Alexander en de Perzische koning Darius III elkaar bestreden. In de Astronomische Dagboeken staat het voorteken als volgt beschreven:

Op de dertiende dag [van de maand ululu van het vijfde regeringsjaar van koning Darius III] was er een verduistering van de maan, die geheel werd bedekt op het moment dat Jupiter onderging. Saturnus stond op vier vingers afstand. Toen de verduistering totaal was, stond er een westenwind; toen de maan weer zichtbaar werd, een oostenwind. Tijdens de verduistering vonden sterfgevallen en epidemieën plaats.

Nu de Hemelboeken zijn gepubliceerd, kunnen we dit voorteken interpreteren op de wijze waarop de chaldeeën dat zouden hebben gedaan.

  • Een maansverduistering die plaatsvond als Jupiter onderging, betekende dat een koning zijn heerschappij zou verliezen.
  • Vond het plaats op de dertiende van de maand, dan betrof het een vorst die over Babylon heerste.
  • Gebeurde het in de maand ululu, dan ging het om de koning van Perzië.
  • Bij het intreden van de verduistering gaf de wind aan waar het gevaar vandaan kwam.
  • Aan het einde toonde de wind de plaats waar redding was te vinden.
  • De zichtbaarheid van de planeet Saturnus verergerde de intensiteit van het voorteken, dat geneutraliseerd zou zijn als Jupiter aan de hemel stond (dan zou namelijk een hoveling sterven).

Met andere woorden, in de sterren stond geschreven dat de koning die heerste over Perzië en Babylonië zijn troon zou verliezen na een conflict met een vijand uit het westen, maar redding zou vinden in het oosten.

Afgietsel van een Onsterfelijke (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Deze uitleg van de voortekens, die niet geheim was, was voor de soldaten in het leger van Darius nogal demoraliserend en het komt niet als verrassing dat ze massaal deserteerden. In de Astronomische Dagboeken lezen we dat de Macedoniërs op 24 ululu, 1 oktober 331, de strijd aanbonden met de troepen van de koning van Perzië.

Die troepen verlieten hun koning en keerden terug naar hun steden; ze vluchtten naar de landen in het oosten.

Het was precies gegaan zoals voorspeld, en dit verklaart waarom Alexander diep onder de indruk was van de leer der chaldeeën. Zijn wetenschappelijk adviseur liet de Astronomische Dagboeken meteen na aankomst in Babylon vertalen in het Grieks en stuurde ze op naar de filosoof Aristoteles. Diens medewerkers berekenden onmiddellijk de correcte lengte van het jaar en kwamen uit op een voor ons herkenbaar resultaat: 365¼ dagen, iets wat men in het oosten allang wist.

De zojuist geciteerde passage is overigens ook van belang omdat ze ons helpt kiezen tussen twee strijdige Griekse verslagen van de slag bij Gaugamela. De al genoemde Arrianus beweert dat Alexanders charge zijn tegenstander Darius zoveel angst aanjoeg dat hij er als eerste vandoor ging; Diodoros schrijft daarentegen het omgekeerde, namelijk dat de Perzische koning bleef doorvechten terwijl zijn mannen al op de loop waren gegaan. Beide auteurs schreven eeuwen na de veldslag, en dit deel van de Astronomische Dagboeken, genoteerd in de maand waarin de slag plaatsvond, bewijst dat Diodoros’ beschrijving de betere is. We mogen de laatste koning van Perzië dus rehabiliteren.

Er bestond nog een andere interpretatie van het voorteken dat zich vóór de slag bij Gaugamela voordeed. Ze is te vinden in het zogenaamde 29e Ahu-tablet, een appendix bij de Hemelboeken die enkele niet-standaardinterpretaties bevat.

Als op 13 of 14 ululu de maan wordt verduisterd […], de westenwind waait, de hemel donker blijft en het licht bedekt is, dan zal de zoon van de koning een reinigingsritueel ondergaan voor de troon, maar hij zal de troon niet bestijgen. Een indringer zal een inval doen met de vorsten uit het westen; acht jaar zal hij het koningschap uitoefenen; het leger van zijn tegenstander zal hij overwinnen; er zal overvloed en rijkdom op zijn weg zijn; hij zal voortdurend zijn vijand achtervolgen, en zijn voorspoed zal geen einde kennen.

Het is ondenkbaar dat de chaldeeën deze tekst niet kenden en hem niet uitlegden als een aankondiging van Alexander, die inderdaad een inval had gedaan vanuit het westen en zijn tegenstander had overwonnen. Dit deel van de profetie was in vervulling gegaan, en aan Alexanders voorspoed was, getuige zijn successen in het oosten, inderdaad geen einde gekomen.

Het tablet voorspelde echter ook dat de indringer het koningschap zou uitoefenen gedurende acht jaar. De koning van Macedonië had de macht gegrepen in een veldslag op 24 ululu en vanzelfsprekend viel die datum te vrezen nu de acht jaren ten einde liepen. Mochten de chaldeeën nog twijfels hebben gekoesterd, dan werden die weggenomen toen ze berekenden dat vier dagen later de zon, het symbool van het Macedonische koninklijke huis, kon verduisteren, een teken dat het ergste voorspelde voor elke vorst in Babylon. Onder geen beding mocht Alexander in oktober 323 in de stad zijn.

Er was bovendien kans dat het gevaar eerder dreigde. Ook op 29 nisannu, 12 mei 323, kon een zonsverduistering plaatsvinden, en de voortekenliteratuur meldde dat “als de zon verduistert in nisannu de koning binnen een jaar zal sterven”. Kortom, Bel-apla-iddin had valide redenen naar Alexander te gaan en hem te waarschuwen.

[wordt rond twaalf uur vervolgd]

Deel dit:

4 gedachtes over “Dood in Babylon (3)

  1. mnb0

    Het is opmerkelijk dat Bel-apla-iddin naar Alexander de Grote toeging om hem te waarschuwen. Blijkbaar had hij niet veel last van nationalisme.

      1. mnb0

        Jawel, maar ik denk toch zomaar dat een joodse inwoner van Jeruzalem niet gedaan had wat Bel-apla-iddin deed.

  2. Gherardus Havingha

    Het is alleen raar dat Darius geen rekening hield met de mogelijkheid van een massale desertatie.
    Hij kende de voortekenen dan toch ook?
    Of was dit “schikken in het lot”?
    Of werd deze informatie (bewust) voor hem achtergehouden?

Reacties zijn gesloten.