De Istharpoort uit Babylon (Pergamonmuseum, Berlijn)
Het mag met de zorg voor het goede, schone en ware in het land van denkers en dichters beter zijn gesteld dan in de roofstaat tussen Oostfriesland en de Schelde, ook in Duitsland slaat men de plank weleens mis. Het Pergamonmuseum in Berlijn, zeg maar het archeologisch museum met de vondsten uit het voormalige Ottomaanse Rijk, gaat later dit jaar dicht. Dat doet pijn.
Verbouwing
De opgegeven reden is dat het gebouw grondig moet worden verbouwd. Dat zal best waar zijn. Ik was er vandaag en het viel me op hoe slecht het was geventileerd. Men beweert dat het museum in 2037 weer heropent. Ook dat zal best waar zijn, althans in de zin dat zulks wel ergens op papier zal staan. Verder schermt men ermee dat het Pergamon-altaar al eerder weer te zien zal zijn. Dat zal ook wel waar zijn, maar het is zoiets als zeggen dat het Planetarium van Eise Eisinga tot 2037 dicht is maar dat het zaaltje met de sterrenkundige instrumenten snel weer open is.
Gisteren was het 2345 jaar geleden dat Alexander de Grote in Babylon overleed. De gebeurtenis markeert het begin van een deprimerende reeks burgeroorlogen waarover ik al eens blogde. Ze markeert echter tevens het einde van de historische belangstelling voor Mesopotamië. Althans in het Engelse taalgebied. Een voorbeeld is de Routledge History of the Ancient World. Amélie Kuhrt beëindigt haar geschiedenis van het Nabije Oosten in 330 v.Chr. en het boek van Graham Shipley over het hellenisme laat Mesopotamië, de Iraanse hoogvlakte en Baktrië onbehandeld. Als we de Engelstalige oudhistorici mogen geloven, gebeurde er na 11 juni 323 v.Chr. niets in wat nu Irak heet.
Dat is natuurlijk onzin en gelukkig is er ook literatuur die wetenschappelijk is, zoals het onlangs verschenen La Babylonie hellénistique van Laetitia Graslin-Thomé e.a. Het betreft een collectie vertaalde bronnen over Irak in de hellenistische tijd, met zeer uitgebreid commentaar.
De piramiden van Giza zijn het enige van de zeven wereldwonderen dat nog iets voorstelt.
De oudste vorm van wetenschap, nog ouder dan het herkennen van patronen, is het maken van lijstjes. We kennen uit het oude Nabije Oosten opsommingen van houten voorwerpen, van steden, van gebeurtenissen, van woorden in vreemde talen en van pythagorese getallen, en we spreken wel van Listenwissenschaft. De Nederlandse geleerde M.A. Beek opperde eens dat die lijstjes “wijsheid” heetten en dat de Bijbelse constatering dat koning Salomo “veel wijsheid” bezat, niets meer is dan een verwijzing naar een grote mand vol kleitabletten.
Hellenistische lijsten
De oude Grieken deden hetzelfde. In Homeros’ Ilias vinden we de Scheepscatalogus, in de Odyssee een overzicht van vrouwen die iets met Zeus hebben gehad en Hesiodos’ Theogonie is een schitterende lijst van goden en godinnen. Ik vertelde al eens dat in de hellenistische tijd lijsten ontstonden van bewonderenswaardige en navolgenswaardige Griekse auteurs, onderverdeeld naar genre (epische dichters, tragische toneelschrijvers, geschiedschrijvers enz.).
De Eufraat is de langste rivier van het Nabije Oosten: de stroom meet niet minder dan 2.760 kilometer, eens zoveel als de Rijn. De oude Sumeriërs spraken van Id-Ugina, “de blauwe rivier”, terwijl de Babyloniërs en Assyriërs het hadden over de Purattu. De twee bronnen van de Eufraat en de bovenlopen liggen in wat vroeger Armenië heette en tegenwoordig oostelijk Turkije. De droevige redenen voor de naamsverandering veronderstel ik bekend.
Deze twee rivieren, die nu Kara Su en Murat Su heten, komen samen in de buurt van het oude Melitene. Verder gevuld met de smeltende sneeuw van de Armeense bergen liep de Eufraat, in deze streken vol vervaarlijke rotsen, langs allerlei hoge bergen, zoals de Antitaurus en de Taurus. Een beroemde top is de Nemrud Daği, die uitziet over de Eufraat. Zie foto hierboven. De rivier vormde de natuurlijke grens tussen Armenië en Cappadocië.
Alexander als wereldheerser (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
[Dit is het laatste van vier stukjes over Alexander de Grote. Het eerste vindt u hier en een poging de veroveringstocht te contextualiseren vindt u daar.]
Zoals we zagen in het vorige stukje was Alexander gedwongen terug te keren. Zijn soldaten wilden niet verder. En dus begon de terugreis. Met een grote vloot voeren de Macedoniërs naar het zuiden. Alexander gebruikte zijn normale strategie, waarbij hij eerst vluchtelingen en niet-strijders aanviel, om zo de soldaten te terroriseren. Vooral de Malliërs, die hun naam gaven aan het moderne Multan, kregen het zwaar te verduren. Alexander raakte zwaar gewond, maar herstelde en trok verder naar het zuiden, tot hij de Indische Oceaan bereikte.
[Dit is het tweede van vier stukjes over Alexander de Grote. Het eerste vindt u hier en een poging de veroveringstocht te contextualiseren vindt u daar.]
In de zomer van 331 v.Chr. staken de Macedoniërs de Eufraat over. Ze zouden, net als Xenofon, hebben willen oprukken langs die rivier richting Babylon, maar de Perzische bevelhebber Mazaios wachtte hun op. Dat dwong hen tot een noordelijker route, die hen bracht naar de vlakte ten oosten van de Tigris. Bij Gaugamela wachtte Darius III Codomannus Alexander op. Helaas voor de Perzische koning was er een maansverduistering, en de voortekenen waren uiterst ongunstig: precies dit voorteken voorspelde een nederlaag voor de heerser van Babylonië en Perzië, plus een succesvolle, achtjarige heerschappij voor een indringer uit het westen. Dit bleek een self-fulfilling prophecy: de enige contemporaine bron waarover we beschikken, de Babylonische Astronomische Dagboeken, vermeldt hoe Darius’ mannen hun koning in de steek lieten.
[Vijfde van zeven stukken over de Griekse onderzoeker Herodotos van Halikarnassos. Het eerste deel was hier.]
Herodotos beweert dat hij de hele bekende wereld heeft bezocht. Onder zijn informanten heeft hij priesters uit Griekenland, Egypte en Babylon; Libiërs, Karthagers, Cyprioten, Egyptenaren, Grieken, Italianen, Perzen, Feniciërs en Skythen. Iedereen lijkt te hebben willen meewerken.
Fake nieuws?
Interviews lijken Herodotos’ belangrijkste bron te zijn geweest. Als een goed journalist presenteert hij zijn publiek verschillende versies van dezelfde gebeurtenis. Zo biedt hij in 8.37 niet alleen een Grieks verslag van de Perzische aanval op de Griekse tempel in Delfi, met daarin opgenomen de opportune verschijning van twee bovennatuurlijke helpers die de Perzische aanval pareerden, maar hij is er zelfs in geslaagd een Perzische informant van deze goddelijke interventie te vinden.
De legers passeerden Kainai, het huidige Tikrit, en bereikten de rivier de Kleine Zab (die Xenofon overigens niet noemt). Hier stuurde Klearchos een gezant naar Tissafernes met het verzoek het gerezen wantrouwen te bespreken, waarop deze de Griek meteen uitnodigde. Xenofon geeft op dit punt de twee toespraken weer waarmee de twee commandanten elkaar zouden hebben willen overtuigen van hun goede bedoelingen.
Klearchos zou na afloop overtuigd zijn geweest van de oprechtheid van de Pers en meende dat deze teveel lasterpraatjes had gehoord. Hij stemde erin toe dat de leugenaars zouden worden gearresteerd. Voor hem had dit als bijkomend voordeel dat tegenover de andere Grieken duidelijk zou zijn dat alleen hij de leider was, en hij moet hebben gedacht dat ook de Pers het zo wilde, want de Perzen prefereerden vanouds eenhoofdig gezag bij de partijen waarmee ze onderhandelden.
Xenofon, die de slag bij Kounaxa beschreef (Museum van Afrodisias)
[Het is kerstmis en in het verleden gaf ik weleens een longread met krijgsgeschiedenis. Eerder bood ik u het Ardennenoffensief, de Tweede Punische Oorlog, de Trojaanse Oorlog. Vandaag gaan we met Xenofon richting Babylon. Hier is het vierde deel van een vijfdelig stuk. Het eerste deel was hier.]
In de Perzische visie op oorlog was een veldslag voorbij als een van de partijen haar doel had bereikt. Nu Cyrus dood was, was de heerschappij van Artaxerxes onbetwist en dus was de oorlog afgelopen. De Grieken zagen dat anders. Voor hen betekende een overwinning dat de vijand was verslagen, wat bijvoorbeeld bleek als deze zich terugtrok. Meestal werden na afloop onderhandelingen gevoerd, waarin de verslagenen toestemming vroegen hun doden te bergen; de overwinnaars richtten dan een zegeteken op. Doordat Grieken en Perzen militaire zeges anders definieerden, kon het gebeuren dat ze de volgende dag allebei oordeelden te hebben gewonnen.
Onderhandelingen
Klearchos meende aanvankelijk dat het aan hem was een nieuwe koning te benoemen en bood de Perzische generaal van Cyrus’ Lydische leger het purper aan, maar die sloeg het af. Ongeveer op hetzelfde moment arriveerden gezanten van de koning, die de Grieken uitnodigden naar Artaxerxes te komen. Nu hadden de Grieken, anders dan bijvoorbeeld de nomaden van het huidige Oezbekistan, niet het privilege wapens te dragen in de nabijheid van de grote koning, dus ze kregen het verzoek in vreedzamer kleding op audiëntie te komen. Dat kwam de gezanten te staan op de repliek dat het niet de gewoonte was dat overwinnaars hun wapens afstonden. Omdat daarmee de onderhandelingen in een impasse raakten, vertrokken de gezanten met de mededeling dat als de huurlingen de plaats verlieten waar ze waren, Artaxerxes dit zou opvatten als een daad van oorlog.
Perzische soldaat in uitgaanstenue; van het gevechtstenue, zoals de Perzen droegen bij Kounaxa, zijn geen afbeeldingen (Louvre, Parijs).
[Het is kerstmis en in het verleden gaf ik weleens een longread met krijgsgeschiedenis. Eerder bood ik u het Ardennenoffensief, de Tweede Punische Oorlog, de Trojaanse Oorlog. Vandaag gaan we met Xenofon richting Babylon. Hier is het derde deel van een vijfdelig stuk. Het eerste deel was hier.]
Weliswaar hadden de door Klearchos aangevoerde Griekse huurlingen op Cyrus’ rechtervleugel een eenvoudige overwinning geboekt, maar in het centrum en op de linkervleugel moest de rebel zich teweer stellen tegen het koninklijke leger, dat zich opmaakte Cyrus’ Lydiërs te omsingelen. Op dat moment, zo schrijft (de door Gerard Koolschijn vertaalde) Xenofon, kreeg Cyrus zijn broer in het oog.
Toen kon hij zich niet meer inhouden. Met de uitroep: “Daar zie ik ’m!” stormde hij op hem af. Hij trof hem in de borst en bracht hem dwars door zijn pantser een verwonding toe, zoals de arts Ktesias meedeelt, die de wond zelf zou hebben behandeld. Op het moment dat Cyrus toesloeg, trof iemand hem hard onder het oog met een speer.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.