Kidinnu leefde vermoedelijk in de tijd van Alexander de Grote en het is niet uit te sluiten dat hij het Astronomische Dagboek heeft geschreven dat de slag bij Gaugamela vermeldt (British Museum, Londen).
De Babylonische astronomie, waarover ik gisteren blogde, is anoniem. We kennen de namen van enkele sterrenkundigen, maar we kunnen die niet koppelen aan deze of gene ontdekking. Er is één uitzondering: Kidinnu.
Misschien kunnen we de invoering van de zesenzeventigjarige kalendercyclus, waarover ik het gisteren had, aan hem toeschrijven. We hebben al gezien dat de Babylonische wetenschappers in de vierde eeuw v.Chr. nauwkeurige schattingen maakten van de lengte van het zonnejaar en de synodische maand. Kidinnu beschikte zeker over voldoende data om de zesenzeventigjarige cyclus uit af te kunnen leiden. Dat Kidinnu dit mogelijk kon doen, wil echter niet zeggen dat hij het feitelijk deed.
Een beroemd voorbeeld van de Babylonische astronomie is dit dagboek met een vermelding van de komeet van Halley in september 164 v.Chr. (British Museum, Londen)
Ik had bij de vragen rond de jaarwisseling een stuk beloofd over de Babylonische sterrenkunde. Dat moest er toch eens van komen. Dus waarom niet vandaag? Ik denk dat we moeten beginnen met een citaat uit de Geografie van de Grieks-Romeinse aardrijkskundige Strabon, die een beschrijving geeft van de astronomen van Babylonië. Hij noemt hen Chaldeeën, wat eigenlijk, zoals Strabon ook aangeeft, de naam is van een bevolkingsgroep.
In Babylon is de verblijfplaats van de lokale filosofen. De Chaldeeën, zoals ze worden genoemd, houden zich voornamelijk bezig met astronomie, maar sommigen van hen, die door de anderen niet helemaal serieus worden genomen, beweren horoscopen te kunnen opstellen. (Er is ook een stam van de Chaldeeën, en een gebied dat door hen wordt bewoond, in de buurt van de Arabieren en van de zogeheten Perzische Golf.) Er zijn ook verschillende groepen Chaldese astronomen. Zo worden sommigen de Orcheni genoemd [die van Uruk], anderen de Borsippeni [die van Borsippa], en zo zijn er nog verschillende groepen met verschillende namen, alsof ze zijn verdeeld in verschillende sekten met verschillende dogma’s over dezelfde onderwerpen. De wiskundigen vermelden enkele namen van deze mannen, zoals Kidenas, Naburianus en Sudines.
Alexander als wereldheerser (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
[Dit is het laatste van vier stukjes over Alexander de Grote. Het eerste vindt u hier en een poging de veroveringstocht te contextualiseren vindt u daar.]
Zoals we zagen in het vorige stukje was Alexander gedwongen terug te keren. Zijn soldaten wilden niet verder. En dus begon de terugreis. Met een grote vloot voeren de Macedoniërs naar het zuiden. Alexander gebruikte zijn normale strategie, waarbij hij eerst vluchtelingen en niet-strijders aanviel, om zo de soldaten te terroriseren. Vooral de Malliërs, die hun naam gaven aan het moderne Multan, kregen het zwaar te verduren. Alexander raakte zwaar gewond, maar herstelde en trok verder naar het zuiden, tot hij de Indische Oceaan bereikte.
Hemelschijf van Nebra, reconstructie van de oorspronkelijke vorm (Arche Nebra)
De Hemelschijf van Nebra is, blijkens de analyse van het weinige aan de grafgiften verbonden organisch materiaal, rond 1600 v.Chr. ritueel begraven, maar is 150 tot 200 jaar eerder vervaardigd. Harald Meller is er zeker van dat er maar één schijf is gemaakt en dat dit gebeurde in opdracht van de heersende vorst.
De afbeelding
In zijn oorspronkelijke vorm bestaat de schijf uit de maan (ook te beschouwen als zon), sikkelvormig en vol, een klontering van zeven sterren en vijfentwintig willekeurig over het vlak geplaatste sterren. In deze vorm heeft het voorwerp enkele generaties gefunctioneerd.
Bijzonder is dat de maansikkel, zoals die is afgebeeld, de schijngestalte heeft van een maan die 4½ dag oud is. Dat is dikker dan de nieuwe maan van 1½ à 2½ dagen oud, die als eerste licht verspreidt. De zeven sterren duiden op de sterrenhoop Plejaden (het Zevengesternte), die in veel oude culturen een belangrijke mythische rol toebedeeld kregen.
Alexander als wereldheerser (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
[Het is vandaag op de kop af 2336 jaar geleden dat in Babylon Alexander de Grote stierf. Alle reden om een oud artikel over de grote veroveraar, ooit verschenen in Spiegel Historiael, online te plaatsen. Hier is het slot. Deel een was hier.]
Wat te maken van deze gebeurtenis? Om te beginnen is het geruststellend dat we drie bronnen hebben, die elkaar weliswaar hier en daar tegenspreken, maar op het belangrijkste punt overeenstemmen. We hebben drie onafhankelijke getuigen die beweren dat een gevangene op de troon ging zitten, dat hij werd terechtgesteld en dat Alexander vervolgens geëmotioneerd was. We kunnen de mysterieuze gebeurtenis niet met absolute zekerheid interpreteren, maar Ptolemaios’ verslag biedt een belangrijke aanwijzing.
[Het is vandaag op de kop af 2336 jaar geleden dat in Babylon Alexander de Grote stierf. Alle reden om een oud artikel over de grote veroveraar, ooit verschenen in Spiegel Historiael, online te plaatsen. Vandaag dus, in vijf afleveringen. Deel een was hier.]
Gelukkig wisten de chaldeeën ook wat hun koning moest doen om te voorkomen dat het onheil hem zou treffen. Zoals gezegd kon de oppergod Marduk Alexander met goed fatsoen niet met onheil slaan als de vorst de tempeltoren Etemenanki zou restaureren. Hoewel de historicus Arrianus anders beweert en de chaldeeën van bouwfraude beticht, was wel degelijk gewerkt aan de toren. Momenteel zijn drie kleitabletten bekend die het ongelijk van Arrianus bewijzen en de chaldeeën rehabiliteren.
Het gaat om bankafschriften – misschien niet de meest literaire vorm van historische informatie maar wel een buitengewoon nuttige. Hieruit blijkt dat in januari 325 ene Rumahat-Bel een som overmaakte waarmee 31 arbeiders een maand aan het werk konden worden gezet. Twee jaar daarvoor had de Babyloniër Iddin-Bel, zoon van Bagaparta (een Perzische naam), een bedrag gestort namens zijn zonen, waarvan er een wordt aangeduid als “de perkamentschrijver van Theodosios”, een Griek. Dit is een leuke illustratie van het internationale karakter van het heiligdom en we mogen aannemen dat in Babylon mensen van diverse etnische en religieuze groepen deelnamen aan elkaars feesten. Een derde donateur heet Baruqa, wat sterk doet vermoeden dat het gaat om een Jood met de naam Baruch.
Niet veel later, vermoedelijk in mei, vond een vreemde gebeurtenis plaats, waarvan drie Griekse auteurs verslag doen. Weliswaar leefden Diodoros, Arrianus en Ploutarchos eeuwen later, maar het kan worden bewezen dat hun beschrijvingen teruggaan op de verhalen van drie officieren die in mei 323 in Babylon verbleven: Kleitarchos, Aristoboulos en Ptolemaios. Over de eerste twee is vrij weinig bekend, maar de laatste behoorde tot de vriendenkring van Alexander en zou het na diens dood nog brengen tot farao van Egypte. De drie schrijvers spreken elkaar in de details tegen, maar de hoofdlijn is duidelijk.
Op een dag verliet Alexander zijn troon en liet zijn mantel liggen. Volgens Diodoros/Kleitarchos deed hij dat om zich te laten masseren, volgens Ploutarchos/Ptolemaios ging hij sporten, volgens Arrianus/Aristoboulos nam de koning een militaire parade af.
Over het vervolg zijn de drie bronnen het eens. Een ontsnapte gevangene wist het paleis binnen te dringen, trok de koninklijke mantel aan, zette de diadeem op het hoofd en nam zwijgend plaats op de troon. Toen hem werd gevraagd wat dit te betekenen had, gaf hij geen antwoord (volgens Kleitarchos en Aristoboulos) of zei hij dat een Griek was die Dionysios heette en zojuist door de oppergod was vrijgelaten (volgens Ptolemaios). Alexander raadpleegde zijn zieners, die het als een zeer slecht voorteken beschouwden dat iemand de koning op zijn troon verving, en Alexander daarom, zoals Diodoros schrijft, “adviseerden de man ter dood te brengen, opdat het voorspelde onheil op hem zou worden afgewenteld”.
Diodoros vervolgt met een opmerking dat Alexander later zeer hoog opgaf van de vaardigheden van de chaldeeën en kwaad was op de filosofen die hem hadden overreed naar Babylon te gaan. Ptolemaios rondt zijn verhaal af met de ontroerende opmerking dat de koning “gedeprimeerd bleef, geen vertrouwen in de goden meer had en zich achterdochtig tegenover zijn vrienden gedroeg”. Het moet voor die vrienden moeilijk zijn geweest te zien dat Alexander onder groot verdriet gebukt ging zonder dat ze in staat waren hem te troosten.
[wordt om drie uur nog een keer vervolgd, en u weet al hoe het afloopt]
[Het is vandaag op de kop af 2336 jaar geleden dat in Babylon Alexander de Grote stierf. Alle reden om een oud artikel over de grote veroveraar, ooit verschenen in Spiegel Historiael, online te plaatsen. Vandaag dus, in vijf afleveringen. Deel een was hier.]
Zoals zo vele volken meenden de Babyloniërs dat de goden hun wensen kenbaar maakten aan de stervelingen door tekens aan de hemel. In de Oudheid golden zons- en maansverduisteringen overal als aanwijzingen dat er iets fataals stond te gebeuren. In Babylon was de bestudering van de hemelse omina opgedragen aan tempelfunctionarissen wier titel we zouden kunnen vertalen als “schrijvers van de Hemelboeken”. Daarin stonden de voortekens, hun betekenis en de tegenmaatregelen vermeld. De eerste wetenschappelijke uitgave van deze kleitabletten dateert uit de jaren negentig.
Het Astronomische Dagboek dat de slag bij Gaugamela vermeldt (British Museum, Londen)
[Het is vandaag op de kop af 2336 jaar geleden dat in Babylon Alexander de Grote stierf. Alle reden om een oud artikel over de grote veroveraar, ooit verschenen in Spiegel Historiael, online te plaatsen. Vandaag dus, in vijf afleveringen. Deel een was hier.]
Alexander schrok van de door Bel-apla-ddin gedane doodsaankondiging. De Babyloniër behoorde tot de chaldeeën, het college van astronomen dat de hemelse voortekens bestudeerde, vorsten waarschuwde voor dreigend onheil en adviseerde over offers waarmee de goddelijke toorn tot bedaren kon worden gebracht. In 331 hadden ze accuraat voorspeld dat Alexander Babylon zou veroveren en sindsdien hechtte de koning grote waarde aan hun voorspellingen.
De drie wijzen uit het oosten bij koning Herodes. Byzantijns mozaïek uit de Chora-kerk in Istanbul.
Sint-Maarten, Sint-Nikolaas, Kerstmis, Drie Koningen: van de cadeautjesfeesten die de christenen in de winter vierden, is het laatste het minst bekend en ik denk dat het niet veel meer wordt gevierd. Op de ochtend van 6 januari kregen de kinderen koek te eten; in één stuk was een boon verstopt; wie die kreeg, werd met houtskool zwart gemaakt en was die dag koning. Hij was vrijgesteld van karweitjes, mocht zeggen wat er werd gegeten en deelde de cadeautjes uit. In vroeger eeuwen werden ook optochten gehouden en zongen kinderen liedjes om snoep op te halen. Ik miste de zwarte koning in de Zwarte Piet-discussie.
Het verhaal is bekend: de evangelist Matteüs vertelt dat kort na de geboorte van Jezus oosterse wijzen, die wisten dat een nieuwe ster aan de hemel de geboorte aankondigde van een koningskind, met geschenken op bezoek kwamen in Betlehem. Er is nergens sprake van drie koningen, al zijn de geschenken – goud, wierook en mirre – bepaald royaal voor een kraamvisite. Het Bijbelverhaal zit vol vreemde elementen en dan heb ik het niet over de ster, waarover het laatste woord nog niet is gezegd.
De drie wijzen uit het oosten bij koning Herodes. Byzantijns mozaïek uit de Chora-kerk in Istanbul.
[Dit is het laatste van mijn stukjes over de antieke charismatische wijze Apollonios van Tyana, die ik presenteer ter gelegenheid van de verschijning van de door mijn vriendin Simone Mooij gemaakte vertaling van Filostratos’ Leven van Apollonios. Het eerste stukje is hier.]
We hebben in de vorige stukjes gezien dat Apollonios een pythagorese filosoof was die boeken schreef over astrologie en offers. Hij werd beschouwd als magiër: mensen geloofden dat hij de toekomst kon voorspellen en zieken kon genezen. Ik vertelde in mijn vorige stukje dat dit soort “goddelijke mannen” een normaal personage waren in de antieke wereld.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.