Romeinenweek: Thermenmuseum

badhuis
In het Thermenmuseum ligt de grootste Romeinse ruïne in Nederland

Ik ben eens een kijkje wezen nemen in het Thermenmuseum in Heerlen, waar ik een jaar of vijf geleden voor het laatst was geweest. Het bestaat uit drie delen: een ruimte voor tijdelijke exposities, de enorme hal waarin je vanaf een loopbrug ’s lands grootste ruïne kunt zien, en daar achter de vernieuwde permanente tentoonstelling.

Was dat vroeger een algemene introductie tot de Romeinse cultuur, tegenwoordig staat vooral Romeins Zuid-Limburg centraal. Ik zag heel andere voorwerpen dan ik me van eerdere bezoeken herinnerde en de pronkstukken komen nu heel goed tot hun recht. Het voornaamste verschil is echter dat het allemaal wat ruimtelijker is opgesteld. Op de loopbrug over de ruïne zijn bovendien mooie animaties te zien van hoe het gebouw in elkaar heeft gestoken. Het museum is duidelijk verbeterd.

Van Romeins Nederland vormt Zuid-Limburg de kern. Op de vruchtbare lössgronden werd graan geproduceerd. De enorme molenstenen in het Thermenmuseum bewijzen de enorme, ja industriële schaal waarop dat gebeurde. Dit welvarende gebied – dat zich natuurlijk uitstrekte naar Wallonië en Duitsland – was wat werd verdedigd door de limes. Heerlen lag aan een grote weg die de regio ontsloot: beginnend in Boulogne aan het Kanaal liep die weg via Bavay in Noord-Frankrijk, Tongeren, Maastricht en Jülich naar Keulen. Een lakprofiel in het Thermenmuseum toont dat de straat in Heerlen niet minder dan negen meter breed was, breder dan bijvoorbeeld de Via Appia.

Al sinds de Middeleeuwen wordt de weg over de lössgronden in verband gebracht met de half-legendarische Merovingische koningin Brunhilde en daarom werd hij lange tijd aangeduid als “Chaussée Brunehaut”. Die naam is in Vlaanderen steeds slechter komen liggen en op een gegeven moment heeft iemand er “Via Belgica” voor bedacht. Liever potjeslatijn, zal die wel hebben gedacht, dan Frans.

Langs die weg stond dus, in een nederzetting met welhaast stedelijke bebouwing, een knots van badhuis: een voorbeeld van de Romeinse badcultuur, die een van de triomfen vormt van de Romeinse beschaving. In zo’n badhuis konden de bezoekers eerst op het sportveld of in een zwembad wat trainen, zich vervolgens ontspannen in de koude, lauwe en warme baden of in de sauna, en tot slot dineren in een restaurant. Voor geletterde bezoekers was er een bibliotheek. De combinatie van zwembad, sportschool en bibliotheek mag ons wat merkwaardig toeschijnen, maar was dat destijds niet. Een Romeins gezegde om aan te duiden dat iemand ongeletterd was, kwam erop neer dat ’ie te stom was om te baden.

De ruïne in Heerlen is echt indrukwekkend, al moet je van de loopbrug af om te zien dat het muurwerk hier en daar manshoog staat. Dat is even omlopen maar het loont zich. Helaas is de klimaatbeheersing in de enorme zaal wat verouderd: de hal heeft enkel glas, waardoor er temperatuurverschillen optreden die de oude cement en stenen uit elkaar trekken. Momenteel wordt onderzocht hoe het er voor staat, en daarna zal worden bezien welke oplossingen er komen. Voor het moment is er in elk geval een aardige tijdelijke expositie waar het onderzoek wordt uitgelegd.

Het was leuk terug te zijn in Heerlen en ik bleef er te lang. Toen ik weg ging, hoopte ik nog naar Valkenburg te kunnen gaan voor een rondleiding in de Romeinse Katakomben, maar het was al te laat. Jammer, want de Katakomben zijn in feite de perfecte aanvulling op een bezoek aan het Thermenmuseum: Heerlen toont wat de Romeinse cultuur inhield, Valkenburg toont hoe die cultuur de westerse traditie heeft helpen vormen.

Deel dit:

Een gedachte over “Romeinenweek: Thermenmuseum

Reacties zijn gesloten.