
Korte inhoud van het voorafgaande: Rome verkeert in crisis. De Bataven profiteren ervan door in opstand te komen, hebben in het najaar van 69 hun eerste successen geboekt en belegeren nu de Romeinse basis in Xanten. Het feuilleton in deze Romeinenweek is gebaseerd op mijn boek De randen van de aarde (2000) en Edge of Empire (2012, met Arjen Bosman; de vertaling van de Tacitusfragmenten is van Vincent Hunink; landkaart hier).
***
In Italië begon het jaar 70 veelbelovend. De burgeroorlog was voorbij en er werden plannen gemaakt om de Rijnlegers te versterken. De grote vraag was of de versterkingen snel genoeg de winterse Alpen konden oversteken om de opstand een halt toe te roepen. Al snel bleek dat ze te laat waren.
In januari besloten de bewoners van Trier en Langres eveneens in opstand te komen. Weliswaar hadden de overwinningen bij Krefeld en Xanten het Romeinse prestige enigszins hersteld, maar Civilis zette de belegering van Xanten voort, Hordeonius Flaccus was vermoord en de Bataven plunderden het land tot het Nauw van Calais aan toe. Ze konden ook naar het zuiden komen, tenzij dat zijn banden met Rome zou verbreken. Dat wil niet zeggen dat men partij koos vóór de Bataven. Trier en Langres waren volledig geromaniseerd en hadden een eigen kandidaat voor het purper: Julius Sabinus, naar eigen zeggen een achterkleinzoon van Julius Caesar. Veel Romeinser kon het niet. Zijn ondercommandanten Julius Classicus en Julius Tutor voerden Romeinse waardigheidstekenen en spraken vol trots over een “Gallisch imperium”. Terwijl de Bataafse Opstand te maken had met trots op de eigen, niet-Romeinse identiteit, waren de nieuwe rebellen juist wel geromaniseerd.
Een laatste Romeinse succes was de verdrijving van de plunderende stammen uit de omgeving van Mainz, dat voortaan werd verdedigd door zowel het Tweeëntwintigste als het Vierde Legioen. Toen Vocula, met het Eerste en het Zestiende, weer noordwaarts trok om steun te bieden aan Xanten, begonnen zijn hulptroepen hem echter in de steek te laten en na een paar dagen vermoorde een van de officieren generaal Vocula: een onwaardig einde voor een dapper man, die gedurende enkele maanden had weten te redden wat er te redden viel, namelijk de legerbasis van Mainz. De twee incomplete legioenen onder zijn commando zwoeren nu een eed van trouw aan het Gallische Rijk. Het zal deze oud-aanhangers van Vitellius niet moeilijk hebben gevallen hun eed aan Vespasianus te breken. Keizer Sabinus gelastte zijn nieuwe troepen echter het strijdgebied te verlaten, omdat hij ze niet volledig vertrouwde.
Na de moord op Vocula en de capitulatie van zijn leger was Xanten verloren. Het Vijfde en het Vijftiende Legioen gaven zich in februari of maart 70 over. Tacitus:
Voor de belegerden ging het om trouw of hongersnood, dilemma tussen eer en oneer. Tijdens die aarzeling ontbrak het aan alle normale en ook abnormale etenswaren. Lastdieren en paarden waren al opgegeten, evenals andere dieren, onreine en smerige, die dienden uit nood. Planten en wortels trokken ze ten slotte los, onkruid tussen de stenen, waarmee ze een model waren van geduldig gedragen leed. Totdat zij hun stralende roem bevlekten met een smadelijk eind: er gingen afgevaardigden naar Civilis. Smekend om hun leven.
Die aanvaardde de beden pas nadat ze trouw aan Gallië hadden gezworen. Toen bedong hij het kamp als buit en zond wachten uit. Sommigen moesten beslag leggen op geld, soldatenknechten en bagage, anderen soldaten escorteren wanneer die met lege handen hun kamp verlieten.
Op zo’n vijf mijl afstand wordt de Romeinse colonne onverwacht belaagd en aangevallen door Germanen. De ware vechters sneuvelden ter plaatse, velen terwijl ze uitzwermden, de rest vlucht terug het kamp in. Civilis beklaagt zich alleszins, bekritiseert de Germanen: met die misdaad hebben ze hun trouw gebroken! Was het voor de schijn of kon hij hun woede niet beheersen? Lastig te bepalen.
Nadat de legerplaats in de as was gelegd en de laatste verdedigers levend waren verbrand, deed de Bataaf enkele krijgsgevangenen cadeau aan zijn zoon om te gebruiken als schietschijf. Weliswaar laat Tacitus doorschemeren dat hij twijfels heeft over dit verhaal, maar het past bij wat bekend is over de inheemse religie: krijgsgevangenen werden ter dood gebracht.
Vervolgens rukte Civilis op naar Keulen, om daar zijn hoofdkwartier te betrekken. De Bataven waren nu de machtigste stam in het noordwesten van Europa en zouden de komende maanden proberen de gemeenten in Belgica aan zich te binden. Een van de redenen om de aandacht te verleggen naar het huidige België was de aanwezigheid van Claudius Labeo, de door Civilis zo grof behandelde ruitercommandant. Deze was inmiddels ontsnapt aan zijn Friese bewakers en voerde nu met soldaten uit Bavay en Tongeren een guerrilla tegen de Bataven. Bij Maastricht kwam het tot een treffen, dat Tacitus beschrijft alsof het een stammenoorlog is.
Labeo vertrouwde op zijn positie, hij had alvast de brug over de Maas ingenomen. Op het nauwe terrein bleven de gevechten zonder duidelijk resultaat, totdat Germanen de rivier overzwommen en Labeo in de rug aanvielen. Tegelijkertijd drong Civilis door tot in de strijdlinie van de Tungri, impulsief of volgens afspraak, en sprak met luider stem:
“Wij zijn geen oorlog begonnen voor algehele heerschappij van Bataven en Treveren, die arrogantie is verre van ons. Wordt onze bondgenoten! Ik voeg mij bij u, als uw aanvoerder ofwel als gewoon soldaat, wat u wilt.”
Dat maakte indruk op het krijgsvolk, men stak de zwaarden weg, waarna Campanus en Juvenalis, twee Tungrische leiders, heel het volk aan hem overdroegen. Labeo wist te ontsnappen voor hij werd omsingeld.
Na deze slag moet Civilis naar Tongeren zijn getrokken. De stad werd, ondanks de haastige bouw van een (door archeologen teruggevonden) aarden wal, verwoest. Het laat zich raden dat de steun die de stad daarna aan Civilis verleende, niet van harte is gegaan.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.