Romeinse wegen

Een boek waaraan je zelf hebt meegewerkt, dat kun je natuurlijk niet recenseren. Als je iets positiefs zegt, sta je onder verdenking een bevriende schrijver een handje te willen helpen; als je iets negatiefs zegt, heb je de auteur een rotstreek geleverd door niet tijdig te waarschuwen. Dat weerhoudt me er niet van uw aandacht te vragen voor een net verschenen boek van Robert Nouwen, die alles weet over het Romeinse erfgoed in Haspengouw, dus zeg maar de omgeving van Tongeren. Zijn nieuwste boek heet De Romeinse heerbaan. De oudste weg door de Lage Landen.

Via Vipsania

Die oudste weg is die van de Romeinse havensteden aan het Kanaal via Kassel, Velzeke, Asse, Tienen, Tongeren, Maastricht, Heerlen en Jülich naar Keulen. Je moet je een Romeinse weg niet voorstellen als alleen maar een al dan niet geplaveide straat. Het is een brede corridor door het landschap, met aan weerszijden de uitgestrekte landgoederen van grootgrondbezitters. Daar tussenin waren kleine en middelgrote boerderijen, dorpjes, stations om paarden te wisselen, herbergen en wat dies meer zij. En ook: compleet nieuwe steden op plaatsen waar voordien weinig mensen woonden. Het was dus niet alleen een weg, maar een complete streep romanisering dwars door iets dat aanvankelijk valt te typeren als een IJzertijdlandschap.

Lees verder “Romeinse wegen”

Misverstand: Via Belgica

Misverstand: De weg van Bavay naar Keulen heette Via Belgica

De romanisering van de Lage Landen hield ook in dat er wegen werden aangelegd. De Romeinen betoonden zich daarin nogal traditioneel. De belangrijkste weg was althans al eeuwenoud toen ze hem in gebruik namen. Al in de Bronstijd reisden mensen vanuit het huidige Amiens naar Bavay, Tongeren en Keulen. Die steden waren er toen vanzelfsprekend nog niet, maar het bestaan van een weg kan worden afgeleid uit het feit dat er grafheuvels uit de Brons- en IJzertijd liggen, parallel aan het tracé van de Romeinse straat. Caesar rukte hierover in 57 v.Chr. op tegen de Nerviërs (meer), het Veertiende Legioen Gemina gebruikte de weg in 70 na Chr. om een grote opstand neer te slaan, en duizenden kooplieden benutten de straat om graan te brengen naar de Rijnlegers. Dit was de hoofdverkeersader van de Romeinse provincie Gallia Belgica, van letterlijk vitaal belang voor de duizenden legionairs die het imperium beschermden tegen aanvallen uit het Overrijnse.

Sinds mensenheugenis wordt de route in Noord-Frankrijk en Wallonië aangeduid als Chaussée Brunehaut (naar een Frankische koningin die de straat in de Vroege Middeleeuwen zou hebben laten repareren) en in Duitsland spreekt men wel van de Römerstraße en Agrippa-Straße, naar de Romeinse generaal die vermoedelijk bevel heeft gegeven de weg te plaveien. In Nederland en Vlaanderen kennen we geen naam die werkelijk ingeburgerd is geraakt. Een in 1987 gehouden expositie heette gewoon “Langs de weg”.

Lees verder “Misverstand: Via Belgica”

Bellus Imago

Zomaar een Latijnse inscriptie uit Timgad, vooral omdat ik de letters zo elegant vind.

Marc van Oostendorp had gisteren een aardig stukje over Nederlands Latijn. Er zijn mensen die vinden dat we bij het gebruik van Latijnse woorden in onze eigen taal ook de Latijnse regels moeten volgen. Van Oostendorp citeert iemand die de moeite nam een Nederlandse fotografieclub te schrijven dat ze zich beter geen Bellus Imago (“mooi plaatje”) konden noemen, omdat imago een vrouwelijk woord is en het eigenlijk bella zou moeten zijn. Wat een Romein overigens nog steeds vreemd zou vinden. Het lijkt een latinisering van het Franse belle image.

Maar het volgen van de Latijnse regels is geen wet van Meden en Perzen. Je kunt ook beargumenteren dat een leenwoord, als het eenmaal uit de uitlenende taal is vertrokken, zijn grammaticale regels achterlaat en zich aanpast aan de lenende taal. We zeggen ook dat iets is gehypet, waarbij we het Engelse hype gebruiken als een Nederlands woord. Er is geen bindende reden waarom wij ons zouden moeten houden aan de Latijnse regels.

Net als u en de classici die ik weleens spreek lig ik niet werkelijk wakker van deze kwestie. Ook Van Oostendorp lijkt het eerder curieus dan problematisch te vinden dat iemand die zichzelf typeert als een ooit volijverige gymnasiast zózeer aanstoot neemt van Bellus Imago dat hij de fotoclub een brief schrijft en zelfs een psychologisch profiel opstelt van de fotografen, die zouden hechten aan het prestige van het Latijn maar die taal in feite minachten.

Lees verder “Bellus Imago”