Limes en scepsis (3)

De fundamenten van een toren bij de poort van het limes-fort te Aardenburg
De fundamenten van een toren bij de poort van het limes-fort te Aardenburg

[Ik heb woensdag in Utrecht op een bijeenkomst over de Romeinse limes gesproken over de vraag hoe we wetenschapsscepsis vóór kunnen zijn. In het eerste deel legde ik uit wat wetenschapsscepsis is en in het tweede wees ik op de punten waar de limes kwetsbaar is.]

Een informatie-overaanbod

Terwijl er steeds meer hoogopgeleiden komen, mensen die scherpe kritiek kunnen formuleren én de wegen kennen om het de wetenschap moeilijk te maken, is de limes een betrekkelijk nieuw project, met enkele hierboven beschreven kwetsbaarheden. Gelukkig zijn we niet de enigen die te maken hebben met wetenschapsscepsis en is er, vanuit de wetenschapscommunicatie en -journalistiek, verkend hoe we daarmee moeten omgaan. In feite is de vraag “waarom geloven mensen niet zomaar wat de wetenschap zegt?” de prikkel geweest voor de professionalisering van de diverse vormen van voorlichting.

Het kernprobleem is een informatieoveraanbod. Vroeger “zond” de universiteit informatie en “ontvingen” de burgers. Deze visie op voorlichting – wat ooit “populariseren” heette – is een kwart eeuw achterhaald. Mensen krijgen zoveel informatie dat ze selecteren en dus moet de wetenschap zich onderscheiden. Dat doet ze door te benadrukken dat wetenschappelijke informatie beter is dan andere informatie, wat impliceert dat uitleg wordt gegeven van het wetenschappelijk proces. Het KNAW/DJA-advies Tussen onderzoek en samenleving (2012) vat deze consensus voor u samen en verder is er het handboek voor wetenschapsvoorlichting, Wetenschapscommunicatie, een kennisbasis (2014), waarvan ik hoop dat het bij herdruk een hoofdstuk krijgt over de geesteswetenschappen.

Ik denk dat goede voorlichting drie niveaus kent:

  1. het tonen van de feiten;
  2. het uitleggen van het wetenschappelijk proces;
  3. het wegnemen van bezorgdheden.

Het eerste niveau

Om te beginnen met het eerste niveau: ik denk dat er zeker in de museale sfeer veel goeds is bereikt. Op andere terreinen is het dan weer minder: wie Latijnse (of Griekse) teksten in vertaling zou willen lezen, kan ze alleen vinden in boeken die op precies dezelfde wijze worden uitgegeven als in de jaren tachtig. Geen kwaad woord over de vertalingen zélf, maar des te meer over de gemakzuchtige presentatie: de boeken zijn toegesneden op lezers die willen genieten van iets moois, terwijl lezers die de tekst willen bestuderen omdat er iets interessants in staat niet worden bediend. Wie de informatie nodig heeft, kan beter op het internet kijken: goedkoper en wél voorzien van aanvullende informatie, die dan helaas is van wisselende kwaliteit. De Landmark-reeks, die boeken aanbiedt mét goede informatie, combineert het beste van twee werelden en er is geen reden waarom dit niet ook in ons taalgebied de standaard zou zijn.

Dat we geen goede boeken met vertalingen hebben, is des te erger omdat samenwerking tussen archeologen en classici vanzelfsprekend behoort te zijn. Veel voorlichting bij de limes komt neer op het presenteren van vondsten, met dan eventueel een verwijzing naar deze of gene geschreven bron, die dan niet zelf wordt bediscussieerd. Toch is juist daar een wereld aan informatie te vinden die de limes helpt contextualiseren.

Heel goed vind ik Aardenburg – een limesfort dat in de huidige limessamenwerking schittert door afwezigheid – waar bij de opgegraven poort plaquettes zijn gezet met poëzie (als ik me goed herinner in zowel brontaal als vertaling). Het leuke is dat je zo niet alleen weet dat het een poort is, waar de gemiddelde bezoeker op zal reageren met een misprijzend “duh”, maar ook wat een poort voor een Griek of Romein zou hebben betekend: van het afscheid bij de poort uit de Ilias tot de liefdeslyriek waarin een buitengesloten dichter tranen plengt om zijn boze geliefde. Je kunt het bovendien nog verder inbedden in een Europese culturele traditie die doorloopt tot Lili Marlene.

Ik zou het “aanbod van het eerste niveau” aan de limes in deze zin willen verbreden. Aan de classici zal het niet liggen en ik denk dat een thema “limes” voor het eindexamen klassieke talen behoort tot de mogelijkheden. Ook een negatieve bijdrage kan verhelderend zijn: leg maar uit waarom we zo weinig kunnen zeggen over de positie van de vrouw in de Romeinse Lage landen – wat we dáchten te weten was gebaseerd op Romeinsrechtelijke teksten die in de zesde eeuw in Constantinopel zijn opgetekend, gebaseerd op een codex uit de rechtsschool van Tyrus, die op zijn beurt een corpus bevatte dat terugging op regelgeving die voor Italië was bestemd.

(Tussen haakjes: ik denk dat het helemaal niet erg is aan te geven dat we dingen over de Oudheid niet weten. De voortdurende omgang met onzekerheden, met de known en de unknown unknowns, is de belangrijkste vaardigheid die oudheidkundigen de wereld te bieden hebben. Het is geen toeval dat inlichtingendiensten lange tijd graag archeologen en classici selecteerden.)

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

2 gedachtes over “Limes en scepsis (3)

  1. Het ‘Limes-fort te Aardenburg’? Welke ‘Limes’ is dat? Het fort Aardenburg (genoemd naar het riviertje de Rudanna/Rodina en niet naar de wallen van het fort, leuk detail dat men lokaal wel eens vergeet) lag aan de Litus Saxonicum (de laat-Romeinse verdediging van de kusten van het huidige Engeland, België en Frankrijk). Een Litus-fort dus?

Reacties zijn gesloten.