In Libanon (1)

In de de bergen van de Libanon, boven de wolken

Het was een cadeautje van V-Incentive, de aardige en competente reisagent met wie ik regelmatig zaken doe: een ticket naar Beiroet om een Libanese bruiloft bij te wonen. De datum van de ceremonie bepaalde dus mijn reisdata, maar platvloers werk bepaalde het eigenlijke programma, want ik zou op verkenning gaan voor enkele reizen die ik in het voorjaar organiseer. Ik combineerde het nuttige dus met het aangename.

De heenvlucht verliep moeiteloos, al liep ik wat vertraging op bij de douane, omdat de douanier had gezien dat ik de tijd in de rij had gedood door een boek te lezen, en hij wilde nu alles weten over hoeveel en wat ik nog meer las. Je zult je nooit niet welkom voelen in het Midden-Oosten. De taxichauffeur die me afhaalde hoorde me ook al uit – waar kwam ik vandaan? was ik voor het eerst in Libanon? – en ik was blij dat ik om half één op bed lag in een kamer waar ik door het open raam goed kon luisteren naar het verkeer op de grote uitvalsweg richting Tripoli en mijn longen kon volzuigen met de inheemse koolmonoxide. Ik sliep als een roos.

Vrijdagmorgen voor de ochtendspits verliet ik het hostel om met een bevriende archeologe op pad te gaan. Ik heb Françoise in december ontmoet; haar moeder was kort daarvoor overleden en ze was destijds in rouw; ik was blij te zien dat ze nu vrolijker kleren droeg, zoals een modieus gescheurde spijkerbroek. Ik was sowieso blij haar te ontmoeten, want het is gewoon een aardig mens. Toen ze begreep dat ik voor ontbijt geen gelegenheid had gehad, kocht ze meteen wat knefeh, een nogal zwaar broodgerecht waar ik het grootste deel van de dag mee toe kon. Mijn tweede reisgenoot was Elie, onze chauffeur, die ons zou loodsen door het levensgevaarlijke Libanese verkeer.

Het was nog rustig op de weg toen we de Nahr al-Kalb en Byblos passeerden en wat minder rustig toen we door Tripoli reden, op weg naar Arqa. Als nederzetting is deze ruïneheuvel even oud als Byblos en de bewoning loopt ruwweg even ver door: de laatste fasen zijn een Byzantijns fort dat is overgenomen door de Kruisvaarders en later door de Mamlukken. Het is alleen niet zo uitgebreid opgegraven. In feite is er nauwelijks iets aan gedaan.

We probeerden de muurresten te doorgronden maar Françoise en ik kwamen er niet echt uit. Bovenop bleek de heuvel nog in gebruik voor landbouw, zodat we al snel de opgeploegde scherven zaten te bekijken: handgevormd, gedraaid en geglazuurd aardewerk dat zo te zien minstens drie millennia geschiedenis documenteerde.

De bewaker nodigde ons uit voor koffie en thee, waarvan we genoten terwijl we zaten in de schuw van een boom, prettig genietend van de koele bries en het uitzicht over de kustvlakte, met in het zuiden Tripoli en in het uiterste noorden Arwad. Arqa is overigens de stad waar keizer Severus Alexander is geboren. Hij heeft er ook het een en ander gebouwd, maar het kan niet in de schaduw staan bij de gebouwen die Septimius Severus in Lepcis Magna liet neerzetten: een teken dat de rijksfinanciën dit soort excessen niet langer toestonden.

Vervolgens reden we, af en toe knabbelend aan de delicatesse die ik “thijmstokjes” noem omdat ik de Arabische naam niet ken, door naar Mounjez, waar een dolmen is te zien, een modern klooster, een kitscherige Lourdes-grot en de grens met Syrië. Ik hoorde dat de Libanese boeren in het dal regelmatig overstaken naar de Syrische oever om koffie te drinken.

Even verderop lag Beit Jaalouk: een oude tempel voor Athena en Nemesis, gebouwd in de eerste eeuw. Net als in de Kleine Tempel in Baalbek, de Grote Tempel in Niha was het heilige der heiligen verhoogd en lag daaronder een crypte. Françoise en ik vroegen ons af of we deze constructie ook van elders kenden en we kwamen niet verder dan een heiligdom in Lepcis Magna – een stad die zich ook graag als Romeins én Fenicisch presenteerde.

Op de terugweg naar Tripoli bekeken we de lokale file en na de lunch – nog meer knefeh – reden we weer de bergen in, richting Sfiré, dat op iets van 1200 meter hoogte ligt aan een weg over de Libanon. Hier zijn zes heiligdommen, waarvan vooral tempel A indrukwekkend is. Opnieuw een crypte onder het heilige der heiligen. Mijn favoriete cultusplaats is echter de “high place of worship” die boven de voornaamste tempels uitsteekt. Ook in het stadje zelf is, naast de Grote Moskee, een Romeinse tempel te zien, die ter plekke het Grote Huis wordt genoemd.

We reden nu verder de bergen in, tot we boven de wolken waren en de bergpas overstaken. Even verderop was, een eindje van de grote weg af, de berghut – anders kan ik het niet noemen – op de hoogvlakte waar we zouden slapen. De beheerder had vis klaargemaakt, die die ochtend nog had gezwommen in de Orontes. Vol als ik was van de knefeh kon ik daar maar beledigend weinig van eten.

In de omgeving van de berghut stonden hier en daar staan wat struiken, maar in feite was het hier, tegen de boomgrens aan, vooral kaal. En omdat we boven de wolken waren, konden we genieten van de mooiste sterrenhemel die ik in maanden had gezien.

[Ik voeg nog even toe dat de bruiloft afgelopen zaterdag prachtig was om mee te maken. Daarover later meer.]

Deel dit:

15 gedachtes over “In Libanon (1)

  1. Jeroen

    Naar een bruiloft van mensen die je kent, of gewoon naar ‘een’ bruiloft; om het fenomeen bij die cultuur eens mee te maken?
    In het tweede geval zou ik me persoonlijk beduidend minder op mijn gemak voelen, denk ik zelf… of vind men dat daar geen enkel probleem?

  2. Wilfried Dierick

    ‘Aapjes kijken’ zou ik het niet noemen. In India althans heb ik meer dan eens meegemaakt dat we ons in de buurt van een bruiloft bevonden en voor we het wisten werden we binnen geroepen en waren we de ere-gast. OK, misschien wás het ‘aapjes kijken’ en waren wij de aapjes.

    1. FrankB

      Niet in India maar elders heb ik dat ook wel gedaan, al zorgde ik meestal via via via voor een introductie. Als vreemdeling van verre verhoogde ik de status en ik deed altijd mijn uiterste best daar recht aan te doen, zodat iedereen na afloop heel tevreden was.

    2. Frank Bikker

      Ach, die paar keren dat ik dat heb meegemaakt, was dat toch wederzijds. In Mexico op het,platteland was mijn (toen nog) rossige baard een bezienswaardigheid en werd veelvuldig aan gevoeld en ik zat te kijken naar die uitbundige dansen ter ere van 1 of andere heilige met de padre voorop en de daaropvolgende zuippartij van ongekende omvang van de indianen.

  3. Ab R.C. Dabra

    Oké.., voor de thuisblijvers… En voor het echte Libanon-gevoel:
    Za’atar broodstokkies (met bietenpuree op z’n Libanees).

    1. Ab R.C. Dabra

      Ik was even gegrepen door het woord ’thijmstokjes’. Maar ondertussen heb ik geleerd dat Jona waarschijnlijk brood-stokjes gekruid met za’atar bedoelt. Oorspronkelijk een kruid dat naar o.m. thijm en oregano smaakt maar later ook een kruidenmengsel van o.m. thijm en oregano.
      Overigens schijnt het idee van ‘broodstokjes’ oorspronkelijk uit Italië te komen maar heeft het zich over de hele wereld verspreid waar het meestal met lokale kruiden en/of groenten smaak wordt gegeven.

  4. Henk Smout

    Al ben ik niet van de douane, ik zou toch wel de titel van dat boek (van Philip Kerr?) willen weten.

          1. Henk Smout

            Die variant ken ik, zoals ik ook in herinnering had etiam in plaats van et.
            Ik heb correct geciteerd naar de tekstuitgave door M.J. Pattist, van Vergilius’ Aeneis, achtste druk uit 1962.

            1. gmknepper

              U heeft mogelijk gelijk: mij was de variant ‘ferentis’ (die taalkundig goed mogelijk is) niet bekend. Wellicht heeft Vergilius inderdaad ‘ferentis’ geschreven.

  5. Frans

    Ik ben in Lamu, Kenya wel eens samen met twee Belgen een bruiloft binnengerold via onze lokale gidsen. Een moslimbruiloft, dus mannen en vrouwen gescheiden. Een van de twee Belgen was een jonge vrouw, maar zij kwam toch bij de mannenafdeling terecht. Op zich erg gezellig, maar om eerlijk te zijn, een feestje zonder drank of meiden wordt op een gegeven moment toch wel een beetje saai.

Reacties zijn gesloten.