
Ik heb al eerder geschreven over de Indo-Europese migraties, waarvoor inmiddels zeer sterke DNA-aanwijzingen zijn. Een oudere aanwijzing is de verspreiding van de grafheuvels die in jargon worden aangeduid als kurgan. Zo’n heuvel is in feite het zand dat overblijft als je in een put een houten grafkamer hebt gebouwd en de boel weer dichtgooit. In die grafkamer lagen, behalve de gebruikelijke grafgiften en de resten van de overledene, ook diens paarden en wagen. Deze begraafwijze verspreidde zich met de Indo-Europees-sprekenden naar het westen en bleef eeuwen bestaan; terwijl de oudste voorbeelden dateren uit het derde millennium v.Chr. (in de Kaukasus; recent ontdekt voorbeeld), is een zeer jong voorbeeld het graf van Karanovo in Bulgarije, dat stamt uit de Romeinse tijd.
De karren die met de doden werden meegegeven hadden meestal dichte wielen. Het waren dus vervoermiddelen en geen strijdwagens, die bespaakte wielen hadden. Niet dat er geen graven zijn met strijdwagens; in Nederland bezit het Allard Pierson-museum een reconstructie uit Cyprus, getrokken door vier paarden en voorzien van twee spaakwielen. Duidelijk gebouwd op snelheid, al is maar de vraag of zulke wagens werkelijk in de strijd zijn benut. Homeros beschrijft ze als een soort taxi’s die de zwaarbepantserde krijgers naar het front rijden.
Terug naar de wagengraven: ze zijn in heel Europa en Centraal Eurazië gevonden. De bovenstaande reconstructie fotografeerde ik anderhalf jaar geleden in het Palais Rohan in Straatsburg tijdens de korte vakantie waarvan ik al verslag deed. Het origineel is gevonden in het grafveld van Ohnenheim-Heidolsheim (zo’n twintig kilometer ten noordoosten van Colmar) en dateert uit de IJzertijd. U mag het ook Keltisch noemen, al is dat een wat onhandige term en prefereren archeologen namen als “Hallstatt” voor de drie eeuwen tussen c.800 en c.450 v.Chr. en “La Tène” voor de periode tot de komst van de Romeinen.
Er zijn uit noordelijk en oostelijk Frankrijk en uit de Ardennen ruim driehonderd wagengraven bekend; uit Baden-Württemberg en Beieren kennen we er nog zo’n honderd en verder zijn er nog wat uit Zwitserland, Oostenrijk en Tsjechië. Steeds gaat het om een houten grafkamer, om wagens met twee of vier wielen, om een graf (dus geen crematie) en extreem, extreem kostbare grafgiften, waarbij je kunt denken aan gouden sieraden, bronzen voorwerpen en uit Griekenland geïmporteerde wijnserviezen.
Het wonderlijke is het verspreidingsgebied: als je het op een landkaart zou plotten, gaat het om een band van Het Kanaal tot Tsjechië, met een concentratie in de regio van Bourgondië tot en met Beieren, en wat uitschieters naar het zuiden en noorden. De meeste archeologen zoeken hiervoor een verklaring in wat een centrum-periferie-model heet: een Mediterraan centrum (de Etrusken en Grieken, later ook de Romeinen) neemt grondstoffen af van een noordelijke periferie (tin van de Britse eilanden, barnsteen uit het Oostzeegebied, slaven en paarden uit weer andere zones). De tussenhandelaren waren stinkend rijk en dat zijn degenen die zich lieten begraven met hun wagens.
Het graf met de bovenstaande kar is in 1917 ontdekt door een Beierse artillerist die een schietbaan aan het aanleggen was en stuitte op ruim negentig heuvels die in de weg lagen: het grootste IJzertijdgrafveld uit de Elzas. Het onderzoek, niet noemenswaardig onderbroken doordat de Elzas van Duitse in Franse handen overging, duurde drie jaar en leidde tot de conclusie dat het ging om graven uit de Hallstatt-tijd, dus tussen 800 en 500 v.Chr. Ze waren opvallend rijk: er werd zelfs ivoor gevonden uit het verre Nubië.
Grafheuvel 9, waarin deze wagen werd gevonden, was vierendertig meter in doorsnede en bijna drie meter hoog. Dat is echt groot, maar het zand was dan ook niet slechts afkomstig uit de grafkamer maar ook uit een omringende greppel. Er is wat geleerde discussie over de vraag of er wel een zetel heeft gestaan op de wagen. Immers, alleen de metalen delen zijn teruggevonden en van die stoel zijn alleen de spijkers over. Het is geen triviale kwestie, want als er wel een troon was, dan was de wagen bedoeld voor een triomfantelijke rijtoer, terwijl een wagen zonder zo’n zetel vermoedelijk diende om het stoffelijk overschot te verplaatsen. Het is het verschil tussen gebruik bij leven of dood.
In beide gevallen dienen de bespaakte wielen vooral om rijkdom te tonen. De uitvaart, die ergens tussen 725 en 625 moet hebben plaatsgevonden, was in feite een grote potlatch, waarbij zo opzichtig mogelijk kapitaal werd vernietigd om te tonen wie de rijkste en machtigste was.
[Dit was de 305e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
Leuk museum, inderdaad.
Zijn de aangetroffen wagens puur ceremonieel of ook echt praktisch inzetbaar? Dat is een belangrijke vraag lijkt me
Over het gebruik van zulke strijdwagens: Homerus legde een veel oudere, orale tradities vast. Die oude oraal overgedragen heldendichten gingen over een tijd waarin de strijdwagen nog steeds in de oorlogvoering gebruikt werd, de laat-Helladische periode, terwijl in Homerus’ tijd de strijdwagen allang geen oorlogswagen meer was, en de auteur eigenlijk geen idee had wat hij met die dingen aan moest vangen. Dus maakte hij ze maar tot een soort taxi waarmee de held naar de vijand werd gebracht, waar hij afsteeg om te voet met een andere held te duelleren, waarvoor in de vroeg-archaïsche periode het paard werd gebruikt. De oud-Vedische Mahabharatras zijn voor zover ik weet de enige bewaard gebleven teksten waarin de strijdwagen nog in zijn oorspronkelijke functie wordt beschreven.
Het bijzondere van de Halstatt en la Tène strijdwagens is dat ze grote, veelspakige wielen hebben die onder het midden van het platvorm van de strijdwagen zijn aangebracht. zulke strijdwagens met grote, veelspakige, centraal opgehangen wielen werden in Binnen Azië, India en China gebruikt. Ze drongen tot in Armenië en Elam door, maar de Middenoostelijke, Levantijnse, Noord Afrikaanse en Mediterrane strijdwagens hebben relatief kleine, vier- of zes-spakige wielen die aan de achterkant van het platvorm zijn bevestigd. De Halstaat cultuur kreeg zijn strijdwagens dus niet van de Middellandse Zee of het Midden Oosten.
Inhakend op centrum-periferie. Ik las recent het boek the Ancient Celts van Barry Cunliffe. Voor mij een ideaal boek om alles over die Kelten (en hun cultuurvormen) op een rij te krijgen. Hij schrijft dat 2-wielige wagens vooral hoorden bij een ‘warrior’ cultuur in perifere gebieden, ontstaan vanuit lucratieve ‘raids’ op rijkere, Keltische centrale gebieden. Grafgiften in die agressieve periferie bevestigen deze krijgerscultuur. De centrale Keltische gebieden hadden al een beginnende staatsvorming en lagen gunstiger t.o.v. de mediterrane welvaartsbronnen.
Als alleen de metalen delen overgebleven waren hoe is het dan mogelijk om deze reconstructie te maken? Bijvoorbeeld, hoe weet je dan of de wagen spaakwielen had?
Goede vraag! Al die soorten wielen, dus schijfwielen, vier- en zes-spakige wielen, en veel-spakige wielen, hebben verschillende verbindingsstukken die bewaard blijven, gemaakt van goedbewarende koperlegeringen (brons), en soms blijft er ook nog een klomp hout of sporen van hout achter, een beetje als de paalgaten van verdwenen huizen.
Het waren dus zeer rijke mensen die het zich konden permiteren hun wagen en hun paarden mee te laten begraven. Puur verspilling dus. Het doet me denken aan rijken uit onze tijd die zich na hun dood laten invriezen om op een later tijdstip weer tot leven te worden gewekt. En dat doet me weer denken aan het feit of godsdienst een rol speelde bij het begraven van wagens en paarden. Had men idee van een leven na dit leven?
Ik denk niet dat het verspilling is. Voor de nabestaanden is het opzichtig aan de roulatie onttrekken van kapitaal (door het te begraven) in feite een investering in prestige en daarmee de rechtvaardiging van de heerschappij. De lucratieve handelscontacten tussen de leveranciers van de grondstoffen en de Mediterrane afnemers bleven hierdoor via de familie lopen.
Er is veel over gepubliceerd sinds Veblen “The Theory of the Leisure Class” publiceerde. Veel van Veblens ideeën worden momenteel toegeschreven aan Bourdieu, ik weet niet waarom.
Het mooie van Paul Veyne’s theorieën over bv brood en spelen is nu juist de impliciete weerlegging van functionalistische beschrijvingen van zowel Veblen als Bourdieu.
Ik ga bv naar de Opera.Doe ik dit om te laten zien hoe cultureel ontwikkeld ik wel niet ben.?
Ik sluit dat niet uit, maar in de eerste plaats HOU ik toch van Opera. Mijn gelovige vader verzette zich als visser tegen het vissen op zondag.Was dat “eigenlijk ” klassenstrijd tegen de machtige reders? In zekere zin wel,maar hij was vooral tegen de ontheiliging van de zondag.En gaat het bij die graven om een investering in prestige? Misschien een functioneel aspect van het ritueel,maar
de nabestaanden vonden die rijkdom in de eerste plaats vanzelfsprekend.
Dat ’teveel meegeven’ in het graf gebeurde al in de bronstijd. Dat kan allemaal nuttig zijn voor een geslaagd leven in het hiernamaals, maar ik vermoed dat de nabestaande ‘clan’ genoeg overhield (of schijnbaar genoeg) om de macht in handen te kunnen houden. Een overkill aan grafgiften betekent dus eigenlijk: we hebben meer dan genoeg!
Wat ik dan weer lastig vind, zijn die waardevolle wapendepots in natte zones. Daar zat iets magisch achter, maar het blijft een kapitaalvernietiging of zou het een ritueel opruimen van het teveel aan machtsmiddelen zijn?
Uit onderzoek naar Merovingische graven blijkt een groot deel van de graven al binnen een of twee generaties geschonden en deels leeggeroofd te zijn. Er zit misschien ook wel een risico aan veel vertoon van rijkdom bij een begrafenis.
… De uitvaart, die ergens tussen 725 en 625 moet hebben plaatsgevonden, was in feite een grote potlatch, waarbij zo opzichtig mogelijk kapitaal werd vernietigd om te tonen wie de rijkste en machtigste was….
Ik vraag mij af of deze vergelijking met de potlatch bij de Indianen zoals de Chinook wel helemaal juist is. In een cursus culturele anthropologie die ik volgde bij de OU, leerde ik dat deze potlatches bij een aantal andere gelegenheden georganiseerde werden, soms ook door meer stammen samen en dat er in de negentiende eeuw door de Canadese regering ingegrepen is om dit soort praktijken te verbieden. Het gebruik zou op dit moment weer oogluikend toegestaan zijn.
Zie: https://en.wikipedia.org/wiki/Potlatch
weer een uitstekende blog waar je een en ander van kan opsteken!