De Gallische boerderij

Een Gallische boerderij: reconstructie in de Archéosite, Aubechies.

Een tijdje geleden kocht ik het Dictionnaire de la langue gauloise van Xavier Delamarre en dat heb ik zowaar gelezen. Al eerder blogde ik over de manier van reconstructie, over zomaar wat woorden, over kledingstukken en enkele bekende plaatsnamen. Vandaag neem ik u mee naar een Gallische boerderij.

Om te beginnen hebben we een weide ofwel clunia. Het woord leeft voort in het Iers en enkele andere Keltische talen, en omdat er Griekse en Litouwse parallellen zijn, kunnen we nog wat verder naar terug en een heel oud woord *klopni reconstrueren, wat zoiets betekent als “bewaterd veld”. Plaatsen die naar Gallische weiden zijn vernoemd zijn het Franse Cluny en Clugnat, het Oostenrijkse Clunia, het Britse Clowne en Clunton en nog zo het een en ander van Spanje tot Hongarije.

Lees verder “De Gallische boerderij”

Vragen rond de jaarwisseling (6)

Een van de vragen ging over stijgbeugels. Het klassieke antwoord van Winckelmann: “Steigbügel der Alten”

Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Eerdere afleveringen hier, hier, hier, hier en hier.

27. Vraag via Twitter: Waarom gebruikten de Romeinen lood in hun waterbuizen terwijl ze wisten van het gevaar voor gezondheid?

Voor zover ik weet wisten ze niets over het gevaar van loodvergiftiging. Dus het antwoord op de vraag is: onwetendheid.

Lees verder “Vragen rond de jaarwisseling (6)”

Geen misverstand: Paardenstaart

Vier paarden (San Marco, Venetië)

Met al die dagelijkse misverstanden – er komen er nog meer – word je misschien wat al te sceptisch. Een week of drie geleden was het de feestdag van de evangelist Marcus, over wiens historiciteit op Sargasso een aardig stuk is verschenen. Iemand vertelde me over de marteldood van de auteur van het oudste evangelie, die in 68 na Chr. tijdens het festival voor de god Sarapis zou zijn vastgebonden aan de staart van een paard en door de straten van Alexandrië meegesleept.

Er worden meer doodsoorzaken genoemd, wat voldoende is om aan te nemen dat de Alexandrijnen een heilige Marcus kenden, later geen idee meer hadden wie dat was, en er een verhaal bij bedachten. De echte vraag – en dat wat mijn scepsis deed ontwaken – is natuurlijk of paardenstaarten wel sterk genoeg zijn voor evangelistentransport.

Lees verder “Geen misverstand: Paardenstaart”

Antieke paarden

Romeins legerpaard uit Ockenburg (Museon, Den Haag)
Dit Romeinse paard uit Ockenburgh was opvallend groot, vergeleken met de paarden die de naburige Cananefaten gebruikten. In het antieke Zuid-Holland bestonden dus minimaal twee paardensoorten naast elkaar (Museon, Den Haag).

Ik schreef een paar dagen geleden een stukje over de verspreiding van de Indo-Europese talen. Oorspronkelijk werden die – volgens de meest gebruikelijke interpretatie van het complexe bewijsmateriaal – gesproken door de mensen van de Yamnaya-cultuur (kurgan-cultuur, putgrafcultuur…) uit Oekraïne. Die hadden het paard gedomesticeerd, wat hun extra mobiliteit verschafte. Hun cultuur verspreidde zich over een steeds groter gebied en ze namen hun taal met zich mee. Of beter gezegd talen. Door de steeds grotere onderlinge afstanden viel de oertaal steeds verder uiteen.

De expansie naar het westen begon tussen 3500 en 3000 v.Chr.: eerst langs de Zwarte Zee naar de Beneden-Donau – u leest er hier meer over – en dan daarvandaan stroomopwaarts naar het Karpatenbasin en daarvandaan naar West-Europa, later ook van de Beneden-Donau over het Balkangebergte richting Griekenland. Die laatste beweging wordt geplaatst rond 2000 v.Chr. De uitbreiding naar het oosten begon op datzelfde moment – eerst naar Kazachstan, later door Turkmenistan en Oezbekistan naar het zuiden, en tot slot richting Iran en India. Zoals de trouwe lezers van deze blog weten, is dit beeld van de recente Prehistorie gebaseerd op taalkundig en archeologisch materiaal en in 2015 bevestigd door DNA-onderzoek, al blijven er natuurlijk vragen en vraagjes.

Lees verder “Antieke paarden”

Dood paard

Paardenskelet uit Gonur Deppe
Paardenskelet uit Gonur Deppe

Misschien wel de grootste ontdekking van de geesteswetenschappen:

  • eerst ontdekking van de Indo-Europese taalfamilie,
  • vervolgens het proces van reconstructie van deze oertaal,
  • daarna het leggen van een verband met de archeologische resten van de Yamnaya-cultuur (Yamna-cultuur, kurgan-cultuur, putgrafcultuur…) die tussen 3600 en 2300 v.Chr. heeft bestaan in Oekraïne/Zuid-Rusland
  • tot slot de bevestiging daarvan door het DNA-onderzoek.

Taalkundigen, historici, archeologen, DNA-onderzoekers: in de geesteswetenschappen bereik je vooral resultaat als je je niet beperkt tot kleine specialismen. De impact van de ontdekking is ondertussen immens: we zijn volken gaan definiëren aan de hand van taal, wat eigenlijk een heel rare innovatie is geweest, met vérstrekkende politieke gevolgen, zoals iedere Belg u kan uitleggen.

Op de achtergrond speelt dan nog een andere, even interessante kwestie: de verklaring waarom de Indo-Europese taalfamilie zich van Ierland tot India en van Spanje tot Siberië heeft kunnen verspreiden. Er zijn diverse factoren te noemen, zoals de genetische mutatie die een deel van het afweersysteem onklaar maakte, waardoor mensen met wat ik maar even “Indo-Europees DNA” zal noemen (u mag de benodigde slagen om de arm zelf invoegen) niet langer allergisch reageerden op melk van andere diersoorten. Normaal gesproken zou je ziek worden van koeien- of geitenmelk, maar Indo-Europeanen hebben daar minder last van en dat gaf ze in een koud klimaat een extra bron van voedingsstoffen. Een andere verklaring, mijns inziens belangrijker, is dat ze beschikten over paarden.

Lees verder “Dood paard”

Een Hallstatt-wagen uit de Elzas

Reconstructie van een wagen uit de Hallstatttijd (Palais Rohan, Straatsburg)

Ik heb al eerder geschreven over de Indo-Europese migraties, waarvoor inmiddels zeer sterke DNA-aanwijzingen zijn. Een oudere aanwijzing is de verspreiding van de grafheuvels die in jargon worden aangeduid als kurgan. Zo’n heuvel is in feite het zand dat overblijft als je in een put een houten grafkamer hebt gebouwd en de boel weer dichtgooit. In die grafkamer lagen, behalve de gebruikelijke grafgiften en de resten van de overledene, ook diens paarden en wagen. Deze begraafwijze verspreidde zich met de Indo-Europees-sprekenden naar het westen en bleef eeuwen bestaan; terwijl de oudste voorbeelden dateren uit het derde millennium v.Chr. (in de Kaukasus; recent ontdekt voorbeeld), is een zeer jong voorbeeld het graf van Karanovo in Bulgarije, dat stamt uit de Romeinse tijd.

De karren die met de doden werden meegegeven hadden meestal dichte wielen. Het waren dus vervoermiddelen en geen strijdwagens, die bespaakte wielen hadden. Niet dat er geen graven zijn met strijdwagens; in Nederland bezit het Allard Pierson-museum een reconstructie uit Cyprus, getrokken door vier paarden en voorzien van twee spaakwielen. Duidelijk gebouwd op snelheid, al is maar de vraag of zulke wagens werkelijk in de strijd zijn benut. Homeros beschrijft ze als een soort taxi’s die de zwaarbepantserde krijgers naar het front rijden.

Lees verder “Een Hallstatt-wagen uit de Elzas”

De Indo-Europese migraties

Een stille getuige van de Indo-Europese migraties: de stele uit Nevsha (Archeologisch Museum van Varna)

Zoals ik gisteren vertelde, is de vraag waarom de Indo-Europese talen op elkaar lijken, in een kwaad licht komen staan doordat de nationaalsocialisten zich meester maakten van de hypothese dat de veronderstelde Urheimat, waar de Indo-Europeanen hadden gewoond voor ze naar alle windstreken waren gemigreerd, had gelegen op de Noordduitse Laagvlakte. In de nationaalsocialistische interpretatie waren de oerbewoners van dat gebied (de “Ariërs”) autochtoon, onvermengd met migranten die bij hen waren komen wonen, raszuiver en daardoor in allerlei opzichten briljant.

Er was een tweede reden waarom het onderzoek stokte. Weliswaar betwijfelde niemand dat de Indo-Europese talen op elkaar leken doordat ze afstamden van één oertaal, maar men had domweg onvoldoende gegevens om daarover werkelijk uitspraken te doen. Zoals we zagen, probeerde men eerst aan de hand van de gedeelde woordenschat enkele aspecten van het thuisland te reconstrueren – er waren bepaalde dieren en gewassen geweest, men had de ploeg gekend en men had er met karren gereden – en was zo’n reconstructie in principe archeologisch toetsbaar.

Lees verder “De Indo-Europese migraties”

Paarden langs de Zijderoute

Een Han-Chinees en een paard (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Dit is een leuk nieuwtje. Leuk omdat ik niet weet wat ik ermee moet. Het Yin-Shan-gebergte ligt in China en vormt de zuidelijke begrenzing van de Gobi-woestijn. Een van de twee oostelijke takken van de Zijderoute komt erlangs. Het is al tijden bekend dat daar in de Oudheid rotstekeningen zijn gemaakt, waarvan er meer dan 10.000 over zijn.

Nu wordt gemeld dat daar ook afbeeldingen bij zijn van de paardensoort die we Arabieren noemen. Die zijn wat hoogbeniger dan de paarden uit oostelijk Azië, dus je zou je kunnen voorstellen dat er op zo’n rotstekening inderdaad een herkenbaar verschil is. Omgekeerd: het zou ook kunnen gaan om een bepaalde tekenstijl, waarin ledematen wat langer worden weergegeven, en dan wordt voor een Arabier aangezien wat in feite een gewoon Mongools paard is. De enige foto die ik heb gevonden (hierboven) is allesbehalve verhelderend. Ik ga het geloven als op de rotstekeningen twee verschillende soorten paarden zijn afgebeeld.

Lees verder “Paarden langs de Zijderoute”

Perzische paarden

Paardjes (Nationaal Archeologisch Museum, Teheran)
Paardjes (Nationaal Archeologisch Museum, Teheran)

Vorig jaar plaatste ik rond kerst een reeks stukjes online over het Ardennenoffensief, dat die dagen zeventig jaar geleden had plaatsgevonden. Dat er een serie te lezen was, werd gewaardeerd, dus ik doe het deze dagen opnieuw, maar ik pak wel wat lichtvoetiger uit met stukjes over Griekse en Romeinse museumvoorwerpen die niet waren wat men meende dat ze waren.

Zoals de bovenstaande paardjes, die zijn opgegraven in Persepolis en nu te zien zijn in het Nationaal archeologische museum van Teheran. Dat kunt u ook lezen op het bordje dat eveneens op de foto staat. Daaronder staat dat de twee metalen diertjes dateren uit de tijd waarin de Achaimenidische dynastie heerste over Perzië. U herkent het probleem: ze lijken eerder te zijn gemaakt door een Griekse kunstenaar. In de Achaimenidische kunst zien paarden er wat statiger uit (voorbeeld).

Lees verder “Perzische paarden”