In het jaar 361 na Chr. deed de Perzische koning Shapur II een inval in het Romeinse Rijk. De Perzen belegerden Amida, het huidige Diyarbakır, en namen die stad in. Omdat keizer Constantius II troepen nodig had voor de nu onvermijdelijk geworden veldtocht naar het oosten, riep hij onderdelen op uit het verre Gallië. Die hadden in de voorgaande jaren succesvol gestreden tegen de Alamannen, een Germaanse groep in het Zwarte Woud. Ik blogde al eens over de Slag bij Straatsburg. Gallische troepen hadden ook tijdens het beleg van Amida wonderen van moed verricht. Het lag dus voor de hand dat Constantius meer Gallische soldaten opriep.
Julianus op het schild
Het probleem was – althans volgens de historicus Ammianus Marcellinus – dat de opgeroepenen weinig zin hadden in een oorlog aan de Tigris. Om dat te verhinderen, was een keizer nodig die hun een ander bevel kon geven. Dus besloten ze hun generaal Julianus, over wie ik ook al eerder heb geblogd, tot keizer uit te roepen. Als we Ammianus mogen geloven, had die weinig zin in het keizerschap, maar of dat waar is, staat te bezien. Het afwijzen van de hoge eer behoorde namelijk bij het spel. Alleen iemand die bescheiden was, gold als geschikt voor het keizerschap. (Het is een beetje zoals Shakespeares Richard III.) Ammianus schrijft dat de soldaten toen druk op Julianus uitoefenden.
Toen allen met dezelfde heftigheid bleven protesteren, zag Julianus zich genoodzaakt gehoor te geven aan het luidruchtige verzet, waarin ook verwensingen geuit werden. Hij werd op een schild geheven en, hoog boven de anderen uit getild, met algemene instemming tot keizer uitgeroepen.
Men verzocht hem een diadeem tevoorschijn te halen en toen hij zei dat hij nooit iets dergelijks had bezeten, vroegen zij om een halsketting of een hoofdband van zijn echtgenote. Hij verklaarde met nadruk dat het geen pas gaf dat hij bij zijn ambtsaanvaarding geëerd werd met een vrouwensieraad, waarop er gezocht werd naar de borsttooi van een paard. Toen hij verzekerde dat ook dat onwaardig was, deed een zekere Maurus … de halsketting af die hij als vaandeldrager droeg, en plaatste die brutaalweg op het hoofd van Julianus. (Ammianus Marcellinus, Res Gestae 20.4.17; vertaling Daan den Hengst)
Een gebarbariseerd leger
In dit citaat zijn diverse interessante dingen te zien. In de eerste plaats: welke soldaten zijn dit? Het Romeinse leger in de vierde eeuw “barbariseerde” of “germaniseerde”. Dit was op zichzelf niet nieuw. Julius Caesar had al Germanen in dienst genomen en menig Germaanse heerser had zijn Gefolgschaft al zij aan zij laten strijden met de legioenen. In de archeologie van de Lage Landen zien we dat bijvoorbeeld terug in de verspreiding van Romeins paardentuig op de terpen en wierden: Friese en Chaukische krijgers streden voor Rome. Robert Nouwen blogde er nog onlangs over.
In de loop van de vierde eeuw lijken meer Germaanse leiders in Romeinse dienst te zijn getreden. Daarbij moeten we wel aantekenen dat soldaten die afkomstig waren uit het eigenlijke Romeinse Rijk, zich vaak presenteerden met Germaanse attributen, zoals mantelspelden en schildknoppen. Het blijkt ook uit het bovenstaande citaat. De halsketting die Julianus op het hoofd krijgt gelegd, heet in het Latijn een torque. Dat kan slaan op verschillende soorten voorwerpen: Keltische halsbanden, Romeinse onderscheidingen of Germaanse kransen. Gegeven de omvang – als een hoofd zo groot – is dit laatste het waarschijnlijkst en daarom heeft Den Hengst het ook als “halsketting” vertaald.
Franken in Romeinse dienst
We kunnen vermoedelijk preciezer zijn. Tot het midden van de vierde eeuw hadden de Romeinen overwegend gebruik gemaakt van de diensten van Alamannische heersers. Toen in 350 een zekere Magnentius in Gallië zichzelf tot keizer had uitgeroepen, had Constantius de Alamannen op hem afgestuurd. Nadat zij de rebel hadden uitgeschakeld, waren ze echter in Gallië gebleven als een Romeins leger in een Romeinse provincie. Onvoldoende betaald en dus plunderend. Daarom had Constantius Julianus gestuurd om ze weer te verdrijven.
Nadat Julianus ze had verslagen, was hij gaan samenwerken met een andere groep Germanen: de Franken, een stam die was ontstaan door een fusie van oudere stammen. We zien ze na 361 steeds vaker op hoger posities, terwijl we weinig meer vernemen van de Alamannen.
Cananefaten, Franken en Byzantijnen
Als onder de mensen die Julianus tot keizer uitriepen inderdaad Franken waren, verklaart dat wellicht een opmerkelijk detail in het verhaal van Ammianus:
Hij werd op een schild geheven en, hoog boven de anderen uit getild, met algemene instemming tot keizer uitgeroepen.
De uitdrukking “op het schild heffen” is zó ingeburgerd dat we er haast overheen lezen, maar dit is de eerste keer dat iemand op deze manier keizer wordt. Er is maar één ouder voorbeeld en dat betreft geen keizer maar een Germaanse leider uit het Nederlandse rivierengebied.
Een van de Canninefaten was Brinno, een botte waaghals van zeer hoge komaf. Zijn vader had zich aan vele vijandelijkheden gewaagd en straffeloos minachting getoond voor de bespottelijke expedities van Caligula. Alleen al door de naam van zijn weerspannige familie won de man sympathie. Volgens stamgebruik wordt hij op een schild geheven en op de schouders van de dragers heen en weer geschud, en zo tot leider verkozen. (Tacitus, Historiën 4.15; vert. Vincent Hunink)
Het heeft er dus de schijn dat Julianus zich als keizer presenteerde met een gebruik uit de Lage Landen, bekend van de Cananefaten en door Frankische huurlingen meegenomen naar het centrum van de Romeinse macht. Bewijsbaar is dit niet, denkbaar is het wel. In later tijden zouden Byzantijnse keizers zo aan den volke presenteren. Zie het plaatje hierboven. (Dat Abraracourcix zich per schild laat vervoeren, als Cananefaat of Byzantijnse keizer, is dus wat onGallisch.)
Tot slot
Hoe het afliep met de soldaten die, om te verhinderen dat ze naar het oosten moesten vertrekken, hun generaal op het schild hieven? Julianus trok met hen naar het oosten, dwars door het Alamannenland, verwierf de macht en trok ten strijde tegen de Perzen. Die campagne liep uit op een ramp. Van de velen die uit Gallië waren vertrokken, keerden maar weinigen terug.
“Dat kan slaan op verschillende soorten voorwerpen: Keltische halsbanden, Romeinse onderscheidingen of Germaanse kransen. Gegeven de omvang – als een hoofd zo groot – is dit laatste het waarschijnlijkst en daarom heeft Den Hengst het ook als “halsketting” vertaald.”
Maar toch is het dat niet. Het gaat hier om een ‘draconarius’ en ook hier is de vertaling met ‘vaandeldrager’ veel te algemeen, want wat hij ronddraagt is een ‘draco’, eenvoudig gesteld een bronzen drakenkop op een lans die ook als windzak fungeert. De mannen die hiervoor in aanmerking kwamen waren reeds gedecoreerd voor moed (passend want een draconarius liep vooraan in de formatie zonder schild). Die soort onderscheidingen kennen we van verschillende afbeeldingen en vondsten. De naam was inderdaad ’torque’ en de moderne vertaling is ‘halsring’. Ze worden opengebogen om ze rond de nek te krijgen.
Ik weet niet of deze link naar een facebook fotoalbum voor iedereen te openen is, maar dit zijn replica’s van zo’n torc.
https://www.facebook.com/media/set/?vanity=Fectienses&set=a.415684038447334
“Het heeft er dus de schijn dat Julianus zich als keizer presenteerde met een gebruik uit de Lage Landen, bekend van de Cananefaten en door Frankische huurlingen meegenomen naar het centrum van de Romeinse macht. Bewijsbaar is dit niet, denkbaar is het wel”
Een paar kanttekeningen hierbij. Ja, het is mogelijk. Maar daarnaast moet wel gesteld worden dat het Romeinse leger vol zit met allerlei gebruiken en invloeden van alle volkeren die de Romeinen bevochten en onderworpen hadden. Slingeraars kwamen van de Balearen. De composietboog kwam van de steppen. De gepantserde cavalerie kwam uit Perzië. De schildmuur was een Germaanse invloed, net als de Romeinse strijdkreet, de ‘barritus’.
Dit soort zaken wordt soms aangehaald als een bewijs van de barbarisering van het Romeinse leger, maar dat leger stond dus altijd al open voor invloeden van vriend en vijand, en dat is geen bewijs van een verandering van het leger zelf. De Germanen stonden net zo open voor Romeinse invloeden, maar dat argument weegt vaak minder zwaar omdat veel auteurs sinds Edward Gibbon blijven zoeken naar ‘de’ reden van de ondergang van Rome.
Was de ‘schildverheffing’ trouwens wel zo’n typisch Germaanse invloed? Daar kunnen we redelijk zeker van zijn. We kennen het van geen andere bronnen.
Werd die invloed door Frankische huurlingen ingevoerd? Daar kunnen we met geen mogelijkheid iets over zeggen, omdat volkomen onbekend is wanneer deze werd ingevoerd – Julianus was wel de eerste keizer waarbij we dit zien, maar het feit dat het gedaan werd geeft ook aan dat het een geaccepteerde ceremonie was, en ging volslagen nieuwlichterij.
Kwam dit gebruik uit de Lage Landen? Ook dat kunnen we niet weten. De enige vermelding door Tacitus is helaas een geval van ’testis unus, testis nullus’ – het kan al een ouder gebruik zijn geweest dat ook bij veel andere stammen gebruikt werd.
“Hoe het afliep met de soldaten die, om te verhinderen dat ze naar het oosten moesten vertrekken, hun generaal op het schild hieven? Julianus trok met hen naar het oosten, dwars door het Alamannenland, verwierf de macht en trok ten strijde tegen de Perzen. Die campagne liep uit op een ramp. Van de velen die uit Gallië waren vertrokken, keerden maar weinigen terug.”
Ja dat is dan weer leuk. Die soldaten moeten dus hun families achterlaten in gevaarlijk gebied, rebelleren en roepen hun generaal tot keizer uit.
Om dan vervolgens tóch met hem mee op te trekken tegen Constantius en verder naar Perzië. Hoe zit dat? Hoe weet Julianus ze over te halen? Of was die aanleiding er helemaal niet en vertelt de bron (Ammianus Marcellinus, verklaard Julianus-idolaat) ons een leugentje over hoe ‘zijn’ keizer eigenlijk aan de macht kwam?
De veldtocht was een ramp, Julianus sneuvelde tegen de Perzen (de heethoofd trok geen pantser aan) en ook zijn opvolger Jovianus kwam (na afstand van veel gebied aan de Perzen) niet meer levend in de hoofdstad terug.
Hoeveel troepen er daadwerkelijk weer naar Gallië terug keerden is volslagen onbekend (dus waar deze conclusie van Jona vandaan komt hoor ik graag). De troepen werden verdeeld door de opvolger van Jovianus, de broers Valentinianus en Valens (ja die van Adrianopel), dus er was echt wel wat te verdelen.
Er kwamen trouwens ook burgers mee naar Gallië – zoals de vrouw van een Gallische soldaat die in Antiochië met hem getrouwd was maar in Gallië een eerste vrouw aantrof. Die dat niet zo leuk vond en de nieuwkomer tot dienstmaagd verlaagde. Wat tot een rechtszaak leidde.
“niet zo leuk”, leuke en intrigerende vermelding in de laatste zinnen.
Omdat ik het plaatje zo interessant vond heb ik dat maar eens even gegoogled, dus de volgende kennis is geheel gejat. Je leert altijd wat!
Het komt uit het Chludov-psalterium (midden 9e eeuw, waarschijnlijk uit Constantinopel), en illustreert Psalm 21 (20): “dank voor de overwinning van de koning”. Het ms stamt uit de hoogtijd van de iconoclasten (de Byzantijnse plaatjeshaters): uit deze tijd kennen we maar drie geïllustreerde manuscripten. Deze is heel uitbundig; uit andere illustraties in het ms wordt duidelijk dat het ms een ‘statement’ was tegen de beeldenstormers.
Formeel prijst de illustratie de Joodse koning, maar in feite geeft het de verheffing van een Byzantijns keizer weer: als ik het goed begrijp was het optillen op het schild in deze tijd tot het hofceremonieel gaan behoren. De kleding en vooral de rode schoenen geven dat aan, want die laatste waren voorbehouden aan de keizer (later ook de pausen).
Het zou me dus niets verbazen als de uitdrukking “op het schild heffen” uit deze traditie komt, niet zozeer van onze vroegere voorvad’ren.
Er is over die schildverheffing van Julianus een al weer wat ouder, maar nog steeds lezenswaardig artikel van Hans Teitler: http://images.tresoar.nl/bibl-collectie/hermeneus/jaargang%2059/5901/5901.pdf. Je moet even doorscrollen, naar blz 19 e.v.