Het Concilie van Nikaia

Een achttiende-eeuwse weergave van het Concilie van Nikaia (325) in het Rila-klooster in Bulgarije.

In het vorige blogje legde ik uit hoe het denken over de Timaios, waarin Plato schetst hoe de wereld is geschapen, een model vormde voor de discussies over Christus. Die was immers ook geschapen – of toch niet?

Origenes

De christelijke geleerde Origenes (c.185-c.253) betwijfelde niet dat God de Vader hemel en aarde had geschapen. Daarbij stuitte hij op het probleem dat ook speelde bij Plato’s Timaios: een scheppende God zou van mening zijn veranderd en niet volmaakt zijn geweest. Origines loste het op dezelfde wijze op als de symbolische uitleggers van Plato hadden gedaan: hij vatte de schepping op als een gebeurtenis buiten de tijd. Het universum kon dus geen begin in de tijd hebben. De buiten-de-tijd-staande God was ook om een andere reden logisch: God kon immers alleen almachtig zijn als er iets was waarover hij macht kon uitoefenen. Er moest noodzakelijkerwijs voortdurend minimaal één schepsel zijn waarover God heersen kon.

Lees verder “Het Concilie van Nikaia”

C15 | De dood van Constantijn

Constantijn (Capitolijnse Musea, Rome)

[Vijftiende van zeventien blogjes over Constantijn de Grote (r.306-337). Het eerste was hier.]

Na de inwijding van Constantinopel regeerde Constantijn nog zeven jaar. Jaren waarin hij oorlogen voerde aan de grens, het muntstelsel herzag en wetten uitvaardigde. Die begunstigden het christendom, maar geen van zijn beslissingen was gericht tegen de oude culten. Ook begon hij zijn opvolgers in te werken. Uit zijn huwelijk met Fausta had hij drie zonen, die na zijn dood de macht zouden overnemen. Het feit dat ze christelijke leraren kregen zegt veel over de opvattingen van hun vader.

In juli 335 vierde Constantijn zijn tricennalia, het begin van zijn dertigste regeringsjaar. Alleen keizer Augustus had langer geregeerd. Aan het einde van dat jaar, in de zomer van 336, sprak bisschop Eusebios de traditionele feestrede uit – een andere aanwijzing dat de christenen niet langer slechts werden getolereerd, maar konden rekenen op belangrijke posities in het openbare leven.

Lees verder “C15 | De dood van Constantijn”

Circus Maximus (2)

Maquette van het Circus Maximus in de keizertijd. Het keizerlijk paleis is rechtsboven te zien. (Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

[Tweede van drie stukjes over het Circus Maximus in Rome. Het eerste was hier.]

Het circus als tempel

De middenrail van het Circus Maximus, waar de vierspannen zevenmaal omheen moesten rijden was in de keizertijd ruim 335 meter lang. Op de keerpunten stonden beeldjes van zeven dolfijnen en zeven eieren, die tijdens de race zó werden verplaatst dat de jockeys konden zien hoeveel ronden ze nog hadden te gaan. Halverwege stond een door keizer Augustus uit Egypte geïmporteerde obelisk, die was gewijd aan de Zon en daarom voorzien van een gouden bol aan de top. Hij was vervaardigd voor farao Seti II en staat tegenwoordig op de Piazza del Popolo. Later zou keizer Constantius II er een tweede obelisk naast plaatsen, die nu staat bij de Sint-Jan van Lateranen. Gemaakt voor farao Toetmoses III is dit het oudste monument in Rome.

Lees verder “Circus Maximus (2)”

Julianus op het schild geheven

In het jaar 361 na Chr. deed de Perzische koning Shapur II een inval in het Romeinse Rijk. De Perzen belegerden Amida, het huidige Diyarbakır, en namen die stad in. Omdat keizer Constantius II troepen nodig had voor de nu onvermijdelijk geworden veldtocht naar het oosten, riep hij onderdelen op uit het verre Gallië. Die hadden in de voorgaande jaren succesvol gestreden tegen de Alamannen, een Germaanse groep in het Zwarte Woud. Ik blogde al eens over de Slag bij Straatsburg. Gallische troepen hadden ook tijdens het beleg van Amida wonderen van moed verricht. Het lag dus voor de hand dat Constantius meer Gallische soldaten opriep.

Julianus op het schild

Het probleem was – althans volgens de historicus Ammianus Marcellinus – dat de opgeroepenen weinig zin hadden in een oorlog aan de Tigris. Om dat te verhinderen, was een keizer nodig die hun een ander bevel kon geven. Dus besloten ze hun generaal Julianus, over wie ik ook al eerder heb geblogd, tot keizer uit te roepen. Als we Ammianus mogen geloven, had die weinig zin in het keizerschap, maar of dat waar is, staat te bezien. Het afwijzen van de hoge eer behoorde namelijk bij het spel. Alleen iemand die bescheiden was, gold als geschikt voor het keizerschap. (Het is een beetje zoals Shakespeares Richard III.) Ammianus schrijft dat de soldaten toen druk op Julianus uitoefenden.

Lees verder “Julianus op het schild geheven”