Een Romein over China

Grafmonument uit de Han-periode (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

Ammianus Marcellinus was een Romeinse oud-officier die tegen het einde van de vierde eeuw na Chr. besloot een geschiedwerk te schrijven. En wat voor geschiedwerk! In de eerst-overgeleverde boeken vertelt hij over opkomst, regering en ondergang van keizer Julianus. Een spannend verhaal. Daarna vertelt hij over de tijd van de keizers Valentianus en Valens. Al even boeiend. Je merkt dat Ammianus probeert zo objectief mogelijk te zijn. Des te jammerder dus dat de eerste helft van het geschiedwerk verloren is gegaan. Ik had graag gelezen wat hij over de crisis van de derde eeuw en de keizers Diocletianus en Constantijn te melden had.

Af en toe is Ammianus wat pedant. Als Julianus besluit op te trekken tegen het Perzische Rijk, moet hij natuurlijk uitleggen wat dat was. Dat zou elke antieke geschiedschrijver hebben gedaan. Maar Ammianus gaat helemaal uit zijn dak en geeft in hoofdstuk 23.6 een overzicht van heel Azië, waarin hij alle informatie propt waarover hij beschikt. Niemand kon hem verslijten voor onbelezen.

Lees verder “Een Romein over China”

MoM | De vergeetachtige ooggetuige

Amida en de Tigris

Ooit las ik ergens, ik ben vergeten waar, over een docent aan een rechtenopleiding die zijn studenten duidelijk wilde maken dat getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren. Terwijl hij zijn college gaf, liet hij een kennis binnenstormen die hem tegen de vlakte werkte en zich vervolgens uit de voeten maakte, waarna de docent, weer opgekrabbeld, de onthutste studenten vroeg wat was gebeurd. Had de dader een blauw of een zwart pak aan, had hij gestoken of geslagen, dat soort vragen. De studenten bleken zich dat allemaal niet meer te herinneren, hoewel het recht voor hun ogen was gebeurd.

De verkleurde herinnering

Ooggetuigen zijn notoir onbetrouwbaar. Om te beginnen passen mensen hun herinneringen aan. We hebben daarvan een prachtig voorbeeld uit de oude wereld, namelijk het gesprek dat keizer Constantijn de Grote kort voor zijn overlijden in 337 na Chr. had met Eusebios, die later ’s keizers biografie zou schrijven. De heerser haalde herinneringen op aan het visioen dat hij ooit had gehad. Hij bezwoer zijn gast dat het echt was gebeurd. Na het middaguur, zo verzekerde hij, hadden hij en zijn soldaten een lichtend kruis aan de hemel gezien. Aanvankelijk had hij in het ongewisse verkeerd over de betekenis. Later had Christus hem in een droom geadviseerd een standaard te maken in de vorm van dit teken. Na dat nachtje slapen had Constantijn dus geweten dat het visioen christelijk van aard was.

Lees verder “MoM | De vergeetachtige ooggetuige”

Julianus op het schild geheven

In het jaar 361 na Chr. deed de Perzische koning Shapur II een inval in het Romeinse Rijk. De Perzen belegerden Amida, het huidige Diyarbakır, en namen die stad in. Omdat keizer Constantius II troepen nodig had voor de nu onvermijdelijk geworden veldtocht naar het oosten, riep hij onderdelen op uit het verre Gallië. Die hadden in de voorgaande jaren succesvol gestreden tegen de Alamannen, een Germaanse groep in het Zwarte Woud. Ik blogde al eens over de Slag bij Straatsburg. Gallische troepen hadden ook tijdens het beleg van Amida wonderen van moed verricht. Het lag dus voor de hand dat Constantius meer Gallische soldaten opriep.

Julianus op het schild

Het probleem was – althans volgens de historicus Ammianus Marcellinus – dat de opgeroepenen weinig zin hadden in een oorlog aan de Tigris. Om dat te verhinderen, was een keizer nodig die hun een ander bevel kon geven. Dus besloten ze hun generaal Julianus, over wie ik ook al eerder heb geblogd, tot keizer uit te roepen. Als we Ammianus mogen geloven, had die weinig zin in het keizerschap, maar of dat waar is, staat te bezien. Het afwijzen van de hoge eer behoorde namelijk bij het spel. Alleen iemand die bescheiden was, gold als geschikt voor het keizerschap. (Het is een beetje zoals Shakespeares Richard III.) Ammianus schrijft dat de soldaten toen druk op Julianus uitoefenden.

Lees verder “Julianus op het schild geheven”

De vloedgolf van 365 na Chr.

Apollonia, met in de verte een niet vernietigd deel van de havenwerken

Ik blogde onlangs over antieke epidemieën en liet toen Thoukydides het woord doen. Vandaag een andere catastrofe: de enorme vloedgolf die op 21 juli 365 na Chr. de noordkust van Afrika trof. Het natuurgeweld moet zonder weerga zijn geweest. De Romeinse historicus Ammianus Marcellinus beschrijft de gebeurtenissen in zijn geschiedenis van het Romeinse Rijk.

Hij noemt daarbij Alexandrië. Het aloude koninklijke paleis van de Ptolemaïsche vorsten, dat uitkeek over zee en al bijna vier eeuwen de residentie was van de Romeinse gouverneurs, verdween in de golven. U ziet elk jaar wel ergens foto’s van duikers die in de haven van Alexandrië antieke beelden aan het lichten zijn. Ik zal weigeren het “onderwaterarcheologie” te noemen totdat ik beelden heb gezien van kikvorsmannen die ook meetapparatuur en jalons bij zich hebben, maar die foto’s zijn dus van dat paleis in Alexandrië.

Lees verder “De vloedgolf van 365 na Chr.”

Klassieke literatuur (5d): geschiedschrijving

Kleio, de muze van de geschiedschrijving (Archeologisch museum van Sousse)

[Bij mijn mail zat onlangs de vraag welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks zal ik een persoonlijk antwoord geven, waarbij leesplezier voorop staat. Wie zich werkelijk in de klassieke letteren wil verdiepen, kan het beste aan een universiteit aanschuiven bij een collegereeks. Voor de Latijnse literatuur kun je verder Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus lezen, maar voor de Griekse en christelijke literatuur bestaat zo’n boek niet.]

Na stukjes over Herodotos en Thoukydides, de hellenistische en republikeinse geschiedschrijving en enkele auteurs van de vroege keizertijd, komen we nu bij de Late Oudheid.

De christenen namen het genre van de geschiedschrijving over. Net als de joodse auteurs van de boeken der Makkabeeën en Flavius Josephus hadden ze de gewoonte om in hun verslagen oudere documenten te citeren om zo de betrouwbaarheid van hun verhaal te bewijzen. Dat geeft aan zulke teksten een heel eigen karakter, maar roept wel de vraag op hoe betrouwbaar de citaten zijn. Omdat we de originelen soms kennen mogen we concluderen dat de christelijke auteurs de kluit niet belazerden, maar we hebben soms wel de indruk dat ze wat al te goedgelovig zijn geweest. In elk geval is Eusebios’ Kerkgeschiedenis boeiende lectuur: schrijvend nadat het christendom werd toegestaan maar voordat het zijn dogmatieke eenheid had gevonden, biedt hij rijke documentatie over de eerste eeuwen van het christendom. Er is een Nederlandse vertaling van Chr. Fahner, die ik niet heb gelezen.

Lees verder “Klassieke literatuur (5d): geschiedschrijving”

Arrianus en Ammianus

arrianus

Soms vertelt één noot meer dan een pagina tekst. Als Ammianus Marcellinus, de auteur van een magistrale militaire geschiedenis van het Romeinse Rijk in de jaren 353-378, het heeft over een “inspecteur van de kunstschatten van Rome”, legt classicus Daan den Hengst, die de Latijnse tekst heeft vertaald in mooi Nederlands, uit dat de taken van deze functionaris onvoldoende bekend zijn maar dat hij vermoedelijk toezag op historische gebouwen en oude kunstwerken. Dat lijkt het intrappen van een open deur, maar Den Hengst wijst de lezer hier op twee wezenlijke punten: enerzijds dat voor de Romeinen van de tweede helft van de vierde eeuw bewondering voor het verleden een heel serieuze zaak was en anderzijds dat we minder weten over deze periode dan we zouden willen.

Wat we wel weten, maakt nieuwsgierig. Het was in die tijd niet meer vanzelfsprekend dat de Romeinse legers elke oorlog wonnen; de traditionele, literair-geschoolde bovenlaag maakte plaats voor een gemilitariseerde elite; het christendom won aan invloed. Weliswaar probeerde keizer Julianus (reg. 360-363) het laatste proces te remmen, maar hij kwam om het leven tijdens een veldtocht tegen het Perzische Rijk, zodat zijn poging de kerstening te vertragen zonder gevolg bleef. De titel die Den Hengst heeft meegegeven aan de Nederlandse vertaling van Ammianus’ geschiedwerk, Julianus, de laatste heidense keizer, legt een accent dat de Romeinse schrijver zelf niet legt. Toen hij rond 390 zijn boek afrondde, was het conflict allang niet meer actueel. En bovendien: Ammianus was vooral krijgshistoricus.

Lees verder “Arrianus en Ammianus”

Julianus de Afvallige

(klik=groot)

Het is vandaag op de kop af 1702 jaar geleden dat even ten noorden van Rome, bij de zogeheten Milvische Brug, twee legers op elkaar stuitten. De verdediger van de eeuwige stad was Maxentius, de aanvaller en overwinnaar is de geschiedenis ingegaan als Constantijn de Grote. Zijn zege maakte hem tot alleenheerser in het westelijke deel van het Romeinse Rijk, maar de legende heeft de betekenis van zijn zege nog vergroot: de keizer zou vlak voor de veldslag een visioen hebben gehad dat hij had uitgelegd als een oproep christen te worden.

Historisch klopt daarvan weinig, maar het is wel waar dat Constantijn het christendom begunstigde, zeker nadat hij ook de oostelijke, meer christelijke provincies had veroverd. Zijn zoons zetten het beleid voort en in 382, zeventig jaar na de veldslag bij de Milvische Brug, kwam een einde aan de subsidiëring van de heidense gebedsplaatsen.

Eén keizer heeft geprobeerd de oude erediensten nieuw leven in te blazen: Julianus de Afvallige. In 355 werd hij benoemd tot bestuurder van de westelijke gebiedsdelen, waar hij spectaculaire militaire successen boekte. In 360 kwam hij in opstand en hij had geluk: zijn tegenstander overleed. Nu hij alleenheerser was, kon Julianus zich richten op de heropening van de oude tempels. Zijn tijdgenoten – zowel heidenen als christenen – keken verbijsterd naar de enorme aantallen offerdieren die naar het altaar werden geleid en waren onthutst over de schoolwet waarmee de keizer de christenen uit het onderwijs weerde. Aan deze poging het heidendom te herstellen, dankt hij de bijnaam Apostata, ‘de afvallige’.

Nu er een keizer aan de macht was die de heidenen een goed hart toedroeg, zagen lokale leiders hun kans schoon. Er vloeide christelijk martelarenbloed, maar de keizer zelf ging subtieler te werk, bijvoorbeeld door de joden toestemming te geven hun tempel te herbouwen. Zou dat zijn gebeurd, dan was Christus’ voorspelling gelogenstraft dat de tempel ‘een woestenij zou blijven’ en was zijn goddelijke alwetendheid ter discussie gesteld.

Het is een leuk tijdverdrijf te bedenken hoe de geschiedenis zou zijn verlopen als Julianus zijn programma had kunnen uitvoeren, maar hij sneuvelde al in 363 in een oorlog tegen de Perzen, tweeëndertig jaar oud. Hij is echter ‘something of an underground hero’ gebleven, zoals Gore Vidal het raak formuleert in zijn roman over deze keizer. Hij trekt nog altijd de aandacht en toevallig zijn er net twee boeken verschenen die zijn loopbaan belichten.

Het eerste is de vertaling van het geschiedwerk dat de Romeinse officier Ammianus Marcellinus wijdde aan de jaren tot 378. Vertaler Daan den Hengst gaf het de titel Julianus, de laatste heidense keizer mee. Het is een serieus boek dat ook serieus is uitgegeven, maar laat dat u niet afschrikken. Ammianus is een van de meest lezenswaardige auteurs uit de Oudheid, streeft naar objectiviteit en biedt een prachtig panorama van de nazomer van het Romeinse Rijk. Hij heeft deelgenomen aan Julianus’ Perzische campagne en bewonderde de jonge keizer, maar dat weerhield hem er niet van kritische kanttekeningen te maken.

Van een heel andere orde is het stripalbum dat vorige week in de boekhandel belandde: een nieuw deel in de Apostata-reeks van de Antwerpse tekenaar Ken Broeders. Speelden de eerste vier delen in het westen, in het vijfde grijpt Julianus de macht en trekt hij naar het oosten. Beestachtig mooi getekend, goed gedocumenteerd en verontrustend: van harte aanbevolen.

[Ik post mijn wekelijkse religie-column doorgaans enkele dagen nadat deze op Sargasso is verschenen, maar dit stukje hangt net iets teveel met de datum samen. Dus voor één keer plaats ik het op dezelfde dag.]

Historia Augusta (8): De biograaf

Keizer Probus (Kunsthistorisches Museum, Wenen)

[Eind deze maand verschijnt bij Athenaeum – Polak & Van Gennep de eerste Nederlandstalige uitgave van de Historia Augusta. De vertaling van deze curieuze reeks biografieën van Romeinse keizers is van John Nagelkerken. Dit is de achtste van een reeks van negen blogposts; de eerste is hier.]

De historicus Ammianus Marcellinus, die een indrukwekkende geschiedenis heeft geschreven van de periode waarin de Historia Augusta tot stand lijkt te zijn gekomen, onderbreekt zijn verhaal ergens om te klagen over de oppervlakkigheid van Romes geletterde klasse, die zijns inziens scholing haatte als vergif en te veel triviale lectuur las. Als voorbeelden noemt hij de satiricus Juvenalis, die in deze tijd inderdaad weer in de mode raakte, en Marius Maximus. Waarschijnlijk was ook de laatste opnieuw populair en vond de auteur van de Historia Augusta Maximus’ biografieën, die hij typeert als breedvoerig, maar niks. Mogelijk heeft hij daarom besloten leesbaardere keizerlevens te schrijven.

Toen hij de primaire biografieën had geschreven, wilde onze auteur echter meer, en hij voegde daarom de secundaire biografieën toe, die hij baseerde op het al eerder geschrevene. Het resultaat beviel hem weinig, en daarom begon hij informatie toe te voegen. Dat konden verzonnen documenten zijn, maar zijn opmerkingen over de naam “Antoninus” (die in de primaire en secundaire biografieën nooit tegelijk voorkomen met verzonnen documenten) lijken hem aanvankelijk meer bevrediging te hebben gegeven. Hij besteedt er althans opvallend veel ruimte aan. De reden zou kunnen zijn dat hij met de Antoninus-passages enig verband legde tussen de afzonderlijke biografieën en zo eenheid oplegde aan zijn stof.

Lees verder “Historia Augusta (8): De biograaf”