
De afgelopen weken heb ik op zondag geblogd over Johannes de Doper. We hebben diverse bronnen over het optreden van de mentor van Jezus van Nazaret.
- Ik beschreef de aankondiging van Johannes’ geboorte, zoals beschreven in Lukas 1, in het stukje over de hoorn der redding.
- Ik behandelde Marcus2-9 in de context van de joodse rituele baden, een handeling waarmee iemand steeds weer zijn rituele reinheid kon herstellen; Johannes’ doopsel leek erop maar gebeurde maar één keer.
- Uit de bron Q is er het overzicht van Johannes’ prediking , die bekendstaat als het “first Baptist block” (Matteüs 3.7-12 || Lukas 3.7-9, 15-18). Lukas’ weergave bevat een inlas met een verrassend universalistische strekking.
- Uit Q komt ook Jezus’ oordeel over zijn leermeester: het “second Baptist block” (Lukas 7.18-35 || Matteüs 11.2-19)., waarover ik vorige week al schreef.
- Het verhaal van de executie (Marcus 6.14-29) heb ik al eens behandeld in een stukje over Salome, die niet de wulpse verleidster was die de westerse traditie ervan heeft gemaakt, en in een stukje over het ongebruikelijke Latijnse woord speculator. (Ik vind dit laatste een van de aardigste stukjes die ik ooit schreef.)
- Volgende week wil ik ingaan op de ontmoeting tussen Jezus en de Doper zoals beschreven in het evangelie van Johannes (Johannes 1.19-42), op een staartje uit het tweede Baptist Block en op de relatie tussen de leerlingen van de twee mannen nadat beide waren geëxecuteerd (Handelingen 19.1-7).
Hofintrige
De dood van Johannes wordt ook genoemd door de Joodse historicus Flavius Josephus. Dit is belangrijk bewijsmateriaal, aangezien het in feite een hofintrige is en niet over de Doper gaat. De over hem geboden informatie is meer een terzijde, waar de nadruk niet op ligt en waar de auteur vermoedelijk weinig aanleiding had om de zaken te vertekenen. Het verhaal begint met een conflict tussen de Nabateeërs, het Arabische volk dat leefde in steden als Petra in Jordanië en de Al-‘Ula-oase in Saoedi-Arabië, en de Joodse vorst Herodes Antipas, die regeerde over Galilea en de oostelijke oever van de Dode Zee.
Antipas was getrouwd met een vrouw die wordt aangeduid als Fasaëlis, wat de Griekse weergave is van een Hebreeuwse naam en vrijwel zeker niet hoe ze oorspronkelijk heette. Ze was namelijk de dochter van de Nabatese vorst Haritat IV en zal wel een Aramese naam hebben gehad. Hoe dat ook zij, Antipas bezocht op een dag zijn halfbroer Filippos, de heerser over de Golanhoogte en het zuiden van Syrië, en zijn echtgenote Herodias. In het Grieks staat er dan dat Antipas op zijn gastvrouw verliefd begon te worden – en dan wist de Griekse of Romeinse lezer voldoende. Herodotos en Appianus hebben soortgelijke verhalen. Voor een antieke koning was verliefdheid pire qu’un crime.
Escalatie
Het drama ontwikkelt zich vervolgens geheel volgens het boekje: om met Herodias te kunnen trouwen, stuurt Antipas zijn echtgenote Fasaëlis de echtscheidingsbrief, waarop haar vader prompt de oorlog verklaart. Je vraagt je bij zulke verhalen altijd af of dit werkelijk kwam door de gekrenkte familietrots of dat er meer speelde. Er kunnen moeilijkheden hebben bestaan aan de grens. De Nabateeërs versloegen de Galileeërs, waarop Antipas een interventie vroeg van keizer Tiberius, die dit uitbesteedde aan gouverneur Vitellius van Syrië (de vader van de latere keizer). Dat liep uiteindelijk met een sisser af.
Vervolgens schrijft Josephus dat sommige Joden Antipas’ nederlaag beschouwden als straf voor de executie van Johannes, wiens doopsel diende om het lichaam te reinigen als mensen hun ziel al hadden gereinigd door rechtvaardig te leven. Omdat Antipas in Johannes’ populariteit een bedreiging zag, had hij hem gevangen laten zetten in Machaerus en laten executeren. Einde mededeling. Een en ander is te lezen in de Joodse Oudheden 18.116-119.
Het is een opmerkelijke passage, aangezien Vitellius’ interventie gedateerd kan worden in 37, bijna tien jaar na het optreden van Johannes de Doper. We mogen speculeren dat de Joden in 37 een verband legden met de gebeurtenis van zo lang geleden omdat Johannes, zoals de evangelist Marcus schrijft, kritiek had gehad op Antipas huwelijk met Herodias. Misschien is het wel zo, maar deze hypothese is dus iets dat in geen van beide bronnen staat. De ene bron noemt de kritiek maar verklaart de executie door de dans van Salome; de andere bron noemt het huwelijk maar verklaart de executie door Johannes’ populariteit.
Zoals gezegd: volgende week de ontmoeting tussen Jezus en Johannes, zoals beschreven in het Johannes-evangelie, nog een stukje over het tweede Baptist Block tot slot de betrekkingen tussen de leerlingen van de twee terechtgestelden.
[Een overzicht van deze reeks over het Nieuwe Testament is hier.]
Het verband is vrij simpel; Johannes de Doper was populair, en vertolkte het gevoel onder de bevolking met zijn kritiek op de verbintenis tussen Antipas en Herodias. Met andere woorden- het volk keerde zich tegen zijn heerser. Antipas probeerde door middel van de executie een eventuele volksopstand te voorkomen of preventief de kop in te drukken.
Mocht men denken “wat een onzin, het volk zal zich toch niet zo hebben opgewonden over een huwelijk van de koning?”, denk dan maar eens terug aan de hysterische reacties in Groot-Brittannië na de dood van Diana ( met termen als”The Peoples Princess” en dergelijke…)
Waarom zo ver gezocht? Zowel het huwelijk als de kroning van Bea ging met oproer gepaard.
Overigens mijn compliment voor uw reactie – u bent tot meer in staat dan sullige platitudes.
Hè Frank, waarom die laatste woorden nou weer? Je had kunnen volstaan met de eerste zin, je had kunnen toevoegen dat je Van den Broeks reactie op zich op prijs stelde. De opmerking over de platitudes voegt niets toe aan de discussie maar doet wel afbreuk aan de sfeer waarin we proberen te discussiëren.
Aanhakend op een van de in het stuk vermelde zijpaden: misschien is het aardig om te vermelden dat speculator ook een redelijk goede vertaling/omschrijving van episcopos is. In sommige middeleeuwse poëtische literatuur wordt een bisschop daarom ook speculator genoemd.
“…het ongebruikelijke Latijnse woord speculator.” Ζο’n ongebruikelijk woord is dat niet, hoor; ik vond het na even zoeken al gauw bij Caesar, Cicero, Livius, Plinius, Sallustius, Seneca, Suetonius, Tacitus… Of bedoel je het Griekse σπεκουλάτωρ (spekoulatōr)? Maar ook dat komt tientallen malen voor, zowel in de literatuur als in de niet-litteraire papyri (en zelfs in een inscriptie). Kortom: wat bedoel je, en bedoel je dat echt?