De slag bij de Hondenkoppen (2)

Kynoskefalai ofwel Hondenkoppen

[Tweede deel van een stuk over de Tweede Macedonische Oorlog, ofwel het conflict tussen het Romeinse legioen en de Macedonische falanx. Het eerste deel was hier.]

De afwijzing van de voorwaarden was voldoende om de Volksvergadering alsnog te laten instemmen met de oorlogsverklaring. De Tweede Macedonische oorlog was een feit en eind 200 staken de legioenen de Adriatische Zee over. De eerste Romeinse generaal bracht Filippos voldoende kleine nederlagen toe om te bewerkstelligen dat de Aitolische steden in het westen, waarmee Rome na 215 al had samengewerkt, zich opnieuw aansloten bij Rome.

In het volgende jaar opende Filippos onderhandelingen. Hij bleek bereid tot flinke concessies. Maar de nieuwe Romeinse generaal, Titus Quinctius Flamininus rook bloed en stelde hogere eisen: Filippos moest maar beginnen met de evacuatie van Thessalië, een Grieks gebied dat al anderhalve eeuw door de Macedoniërs werd bestuurd. Hij moet hebben geweten dat dit onaanvaardbaar was. De oorlog werd hervat.

Flamininus liep nu Thessalië onder de voet. Dat leidde tot diplomatieke verwikkelingen die tegen het einde van deze oorlog een rol zouden spelen. Voor het moment was het van weinig betekenis. De stedenbond van de Achaiërs, die ruwweg het noorden van de Peloponnesos besloeg, aarzelde of ze zich moest aansluiten bij de anti-Macedonische coalitie. De Romeinse generaal beloofde dat de Achaïsche Bond de door de Macedoniërs bezette stad Korinthe mocht behouden als ze die zou weten te veroveren. Die toezegging was voldoende om de Achaïsche Bond aan Romeinse zijde te krijgen.

Niet elke lidstaat was hiermee gelukkig. Argos zegde het lidmaatschap op en sloot zich aan bij de Macedoniërs. Helaas kon Filippos de stad niet steunen en daarom verzocht hij zijn enige andere Griekse bondgenoot, Sparta, zorg te dragen voor de stad. Nadat de Spartanen de stad hadden bezet, sloten ze zich echter aan bij de Romeinen, die nu de weliswaar de hele Peloponnesos als bondgenoot hadden, maar zouden ontdekken dat de kwestie-Argos zich niet eenvoudig zou laten oplossen.

Voorlopig boekte Rome echter het ene diplomatieke succes na het andere. Zo voegde Flamininus Thebe toe aan zijn veroveringen. Het gebeurde vrijwel zonder geweld, wat opmerkelijk mag heten omdat dit gebied zó vaak als strijdtoneel diende dat het “de dansplaats van Ares” werd genoemd. De Grieken begonnen langzaam te geloven dat de Romein werkelijk hun vriendschap zocht en vrede wilde bieden.

Filippos moest de Romeinen nu verslaan als hij niet wilde dat Macedonië, net als Karthago enkele jaren daarvoor, zou worden beroofd van alle wingewesten. In 197 viel hij Thessalië binnen om zijn macht te herstellen en de Romeinen te verdrijven. Min of meer bij toeval stuitte hij op het Romeinse leger op een plek die Kynoskefalai, “Hondenkoppen”, werd genoemd, een paar kilometer ten noorden van het huidige Farsala. (De resten van een Romeins kamp zijn er nog te zien.)

Hoewel beide generaals het heuvellandschap ongeschikt achtten om slag te leveren, raakten hun voorhoedes slaags, waarna toch een veldslag volgde. Het is een van de weinige gevechten waarin een Romeinse generaal olifanten inzette, maar de Griekse geschiedschrijver Polybios vertelt er weinig over. Zijn verhaal, hieronder in de vertaling van Wolter Kassies, was dan ook vooral bedoeld als inleiding tot een militaire analyse die voor hem belangrijker was en die ik hier morgen zal presenteren:

De botsing van de twee legers was hevig en ging met enorm geschreeuw gepaard, omdat beide partijen tegelijk een gebrul aanhieven. Ook degenen die niet aan de strijd deelnamen vuurden de strijdenden aan met hun geschreeuw, zodat het hele gebeuren verbijsterend en angstwekkend was. De rechtervleugel van Filippos bracht het er in dit treffen uitstekend af, omdat deze manschappen van de helling af naar beneden aanvielen, door hun massieve opstelling sterker waren dan de Romeinen en bewapend waren op een manier die voor deze strijd veel geschikter was. Van de rest van zijn leger waren de eenheden die vlak achter de strijdenden stonden toch nog op enige afstand van de vijand, terwijl de linkervleugel nog maar net de helling was opgeklommen en zich nu op de toppen begon te vertonen.

Flamininus zag dat zijn mensen de aanval van de Macedonische falanx niet konden weerstaan en dat zijn linkervleugel onder zware druk stond; sommigen waren al gesneuveld, anderen trokken zich stap voor stap terug. Hij begreep dat zijn rechtervleugel hem de enige hoop op een succesvolle afloop bood, en daarom stelde hij zich snel aan het hoofd daarvan. Toen hij waarnam dat zijn vijanden […] op de top van de heuvel tot stilstand waren gekomen (en op de Romeinse aanval wachtten), zette hij de olifanten voorop en liet zijn manipels tegen de vijanden oprukken. Maar de Macedoniërs hadden niemand om leiding te geven en konden niet ordelijk tot de juiste falanx-opstelling komen, omdat het terrein moeilijk begaanbaar was […]. Zo kwam het dat ze niet eens meer tot een handgemeen kwamen met de Romeinen: alleen de olifanten al brachten hen in paniek, zodat ze in wanorde raakten en vluchtten.

De meeste Romeinen gingen hen achterna en begonnen hen te doden, maar een van de tribunen op de rechtervleugel, die over niet meer dan twintig manipels beschikte, begreep in de hitte van de strijd wat hem te doen stond en leverde een belangrijke bijdrage aan het volledige Romeinse succes. Hij zag dat Filippos’ rechtervleugel ver voor de anderen uit gestormd was en door zijn massieve aanvalskracht de Romeinse linkerflank in het nauw bracht. Daarop liet hij de rechtervleugel, die toch al duidelijk aan de winnende hand was, achter, keerde zich met zijn manschappen om naar de eenheden die het zwaar te verduren hadden en viel de Macedoniërs in de rug aan. Nu moet men bedenken dat mannen die in een falanx staan opgesteld niet in staat zijn zich om te keren en een gevecht van man tegen man te leveren. Het gevolg was dat de tribuun allen die hem voor de voeten kwamen kon aanvallen en doden, zonder dat zij zich konden verweren. Dit ging zo door tot de Macedoniërs gedwongen waren hun wapens weg te gooien en te vluchten, want ook degenen die door hen aanvankelijk op de vlucht waren gedreven keerden zich om en vielen hen aan.

Filippos had in het begin […] op een volledige overwinning gerekend. Maar nu zag hij met eigen ogen dat de Macedoniërs plotseling hun wapens begonnen weg te gooien en dat de vijanden hen in de rug hadden aangevallen. Daarom trok hij zich met een klein aantal ruiters en infanteristen een eindje uit het gevecht terug om de situatie als geheel te overzien. Toen hij begreep dat de Romeinen die de linkervleugel achtervolgden al vlakbij de toppen van de heuvelrug kwamen, sloeg hij op de vlucht, met zoveel mogelijk Thrakiërs en Macedoniërs als hij op dat moment kon verzamelen in zijn gevolg.

[…] Aan Romeinse kant vielen ongeveer zevenhonderd man, aan Macedonische zijde sneuvelden in totaal zo’n achtduizend man. Het aantal krijgsgevangenen bedroeg niet minder dan vijfduizend. Zo was de afloop van de slag in Thessalië bij Kynoskefalai tussen de Romeinen en Filippos.

De Romeinse overwinning bij de Hondenkoppen was totaal en liet Filippos weinig hoop. De enige hulp waarop hij mocht hopen was die van de Seleukidische koning Antiochos, die zijn oorlog met Egypte inmiddels had beëindigd en wellicht genegen was zijn bondgenoot te helpen. Maar in dat geval zou Macedonië zijn gedegradeerd tot een Seleukidisch protectoraat, en daarom stemde Filippos uiteindelijk in met de Romeinse eis dat hij alle posities in Griekenland ontruimde. In de winter van 197/196 werd een vredesverdrag getekend. Het liet een paar diplomatieke kwesties open, maar de oorlog was voorbij.

[Wordt vervolgd.]

Deel dit:

Een gedachte over “De slag bij de Hondenkoppen (2)

  1. Ben Spaans

    Hebben de Macedoniërs de door Filippos II ingevoerde falanx een paar honderd jaar ongewijzigd gelaten of waren er toch modificaties in de loop der tijd? (Weten we daar überhaupt iets over)?

Reacties zijn gesloten.