
In het jaar 80 werd Rome getroffen door een grote brand. Cassius Dio schrijft:
Juist toen keizer Titus in Campanië was om de catastrofe in ogenschouw te nemen die dat gebied had getroffen, verspreidde een grote brand zich over grote delen van Rome. De vlammen verteerden de tempel van Serapis, de tempel van Isis, de Saepta, de tempel van Neptunus, het Badhuis van Agrippa, het Pantheon, het Diribitorium, het theater van Balbus, het theater van Pompeius, de Porticus van Octavia met alle boeken, en tempel van Jupiter op het Capitool en alle omliggende tempels. De ramp leek geen menselijke, maar een bovennatuurlijke oorsprong te hebben.
Dit keer geen vervolging dus van een groep menselijke zondebokken. Toen Domitianus een jaar later de macht van zijn broer overnam, erfde hij een verwoeste stad. Dat bood hem een mogelijkheid om een enorm deel van de stad te herbouwen. Het gaat om de vlakke zone binnen de bocht van de Tiber. Het heette destijds het Marsveld en is het deel van Rome dat altijd bewoond is gebleven. De gebouwen van Domitianus zijn allemaal vervangen door Barokgebouwen. (De meeste van de heuvels waarop Rome is ontstaan, zijn in de Middeleeuwen verlaten. Ze zijn pas weer in gebruik genomen toen na 1870 woonruimte nodig was voor de ambtenaren van het nieuwe koninkrijk Italië.)
De helaas door de lockdown vooralsnog verborgen expositie in het Rijksmuseum van Oudheden wijdt veel aandacht aan Domitianus’ nieuwbouwprojecten en ik zal nog bloggen over de Haterii, over het stadion en over de Isistempel. Misschien neem ik ook de tempels van de Largo Argentina mee, waar Domitianus reparaties liet uitvoeren. Het keizerlijk paleis, dat ook dateert uit de tijd van Domitianus, lag in een ander deel van Rome.
De nieuwbouw heeft duidelijk de belangstelling en liefde van de organisatoren, wat zich vertaalt in leuke keuzes. Of verrassende commentaren. Bovenstaande olielamp is een oude bekende: ze behoort tot de collectie van het Allard Pierson-museum in Amsterdam. Het heiligdom is niets minder dan de herbouwde tempel van Jupiter op het Capitool. Domitianus was als keizer natuurlijk verplicht de voornaamste tempel in de Romeinse wereld te herbouwen. Hij had echter ook een persoonlijke reden: hij was hier in december 69 immers op het nippertje aan de dood ontsnapt.
De catalogus van de Domitianustentoonstelling heeft veel informatie over de herbouw van Rome. U bestelt haar hier of daar.
Nog even over Titus’ triomfboog: het is die Einsiedeln-inscriptie (CIL 6.944) die de bouw situeert in het jaar dat Titus voor de 8ste keer consul was, het jaar 80.
Ach natuurlijk.
De aanduiding COS VIII kan ook betekenen dat iemand acht keer consul is geweest en hoeft niet per se op het jaar van het achtste consulaat te slaan.
De inscriptie op het Pantheon “COS TERTIVM” betekent niet “in zijn derde consulaat” maar “die drie keer consul geweest is” (zie Sjef Kemper, “Gouden letters. Het Pantheon, Agrippa en het theater van Mérida”, Hermeneus 88, 2016, 2-7, met andere voorbeelden).
COS VIII op zich is dan geen bewijs voor het jaar 80.
Yup. Het is inderdaad een terminus post quem.