Een dienstreis naar Munda

De heuvelrug bij Munda

Vandaag was de grote dag: ik ging op weg naar Munda, de plaats waar Julius Caesar op 16 maart 45 v.Chr. zijn gevaarlijkste tegenstander versloeg: Gnaeus Pompeius Junior. Als u mijn Caesar-reeks volgt, bent u bent hem al tegengekomen als vlootcommandant. Caesar had in de slag bij Farsalos weliswaar Pompeius Senior verslagen, maar was vervolgens in Egypte vast komen zitten, waarop zijn republikeinse tegenstanders het verzet hadden gereorganiseerd in Tunesië en Spanje.

Het Spaanse leger was groter dan wat Caesar in het veld kon brengen en de Pompejanen hadden redenen om bloedfanatiek te zijn. Ook had Pompeius het slagveld zorgvuldig gekozen en feitelijk een val voor Caesar opgezet. De dictator zou zegevieren, maar verklaarde achteraf niet alleen te hebben gevochten voor de overwinning, maar ook om te overleven. Latere bronnen schrijven hem zelfs zelfmoordplannen toe. Munda was een enorm belangrijk gevecht.

Waar lag Munda?

Maar ik zal u iets bekennen: we weten niet goed waar dit zich afspeelde. Munda, dat de rang had van colonia en groot kan zijn geweest, is na de veldslag verlaten en niemand weet waar de stad heeft gelegen. Gelukkig hebben we uit Écija een inscriptie (EDCS-21300310) waaruit duidelijk wordt dat Munda daar in de buurt moet hebben gelegen. Omdat men lange tijd meende dat Munda lag bij het huidige Montilla, is deze inscriptie wel als vervalsing beschouwd.

Inmiddels niet meer. In 2006 zijn bij La Lantejuela, ten zuiden van Écija, namelijk slingerkogels gevonden. Op een daarvan stond GN MAG, wat we mogen lezen als Gnaeus Magni Filius, “Gnaeus, zoon van de grote Pompeius”. Andere slingerkogels komen uit Osuna, een stadje dat dichtbij ligt en waarover ik al eens blogde. Vooralsnog stem ik dus in met deze identificatie, al zou ik liever nog eens lidar-beelden of zo hebben gezien waarop Munda herkenbaar is. Vermoedelijk zullen die er nooit meer komen, aangezien het hele landschap de afgelopen decennia is veranderd: sinds 1986, het jaar waarin Spanje lid werd van de Europese Economische Gemeenschap, zijn grote investeringen gedaan in de Andalusische landbouw, waarna de boeren het land intensiever zijn gaan gebruiken.

Slagveldtoerisme

Ik was voor dag en dauw opgestaan en wandelde naar het station, waar ik al snel een taxi vond die me wilde rijden. Het was nog donker en we zagen de zon opkomen over het wijdse landschap, dat ik me herinnerde van mijn eerdere reis door Andalusië. Ik was blij Écija te herkennen, met prachtige barokke kerktorens, en realiseerde me ineens dat ik bij mijn vorige bezoek er ook niet echt van heb genoten: we kwamen toen niet verder dan het busstation. Nu reden we erlangs en al snel herkende ik ook de gekartelde bergen aan de zuidkant van de Andalusische vlakte, achter Osuna. Het is toch wonderlijk dat je ruim dertig jaar ergens niet aan denkt en het dan toch herkent.

Het kamp van Caesar (op de heuvels achteraan)

Het slagveld zelf was natuurlijk niet spectaculair, maar ik herkende waar Caesars kamp was geweest, herkende het riviertje dat de legioenen op die ochtend overstaken en zag de heuvelrug waar Pompeius zijn tegenstander opwachtte. Bedenk: Caesars mannen marcheerden een kilometer of zeven, met harnassen en schilden en wat niet al, samen een kilo of twintig, vijfentwintig. Eenmaal aangekomen, moesten ze heuvelopwaarts vechten. De strijd werd uiteindelijk beslist door een cavaleriecharge van Caesars Numidische bondgenoot Bogud.

De slag duurde lang en Caesars legionairs moesten overnachten op de vlakte. De auteur van De Spaanse Oorlog weet dat er geen hout te vinden was om een kamp aan te leggen, en dat de legionairs daarom maar een wal opwierpen van buitengemaakte wapens en de lijken van de gesneuvelden. Dat laat natuurlijk geen archeologische sporen na: de wapens zijn meegenomen, de lijken rotten weg als feestmaal voor de honden en vogels.

Arabisch erfgoed

Ik maakte wat foto’s en daarna reden we weer terug. Ik noem nog even dat de brug over de Guadalquivir waarover je Córdoba binnenrijdt is vernoemd naar Ibn Firnas, de Arabische Otto Lilienthal. Bij mijn eerdere reis was me opgevallen dat Andalusië, als het ging om het werven van toeristen, koketteerde met zijn islamitische verleden, maar dat er buiten de toeristensector weinig mee werd gedaan. Een vernoeming van een brug is natuurlijk niet wereldschokkend, maar toch. De kelner op het terras in Córdoba waar ik neerstreek voor een late kop koffie, had een Arabische tatoeage op zijn arm. Ik wil niet zeggen dat Andalusië nu ineens herislamiseert, maar ik heb net even teveel kleine veranderinkjes gezien.

Enfin. Ik heb zitten werken aan mijn boek Oudheidkunde is een wetenschap: met de rode pen nog eens door het manuscript. Ik werkte door tot het te heet werd. Inmiddels is het tijd voor de siësta en vanavond ga ik nog een keer naar Oppenheimer kijken. In Nederland sprak Oppenheimer Duits toen hij geacht werd Nederlands te spreken, dus ik verwacht hier in Córdoba een zinnetje in het Portugees.

***

Tot slot: het is wel zo transparant om even te noemen dat mijn vliegtuigticket een cadeautje was van reisbureau V-Incentive in Haarlem.

Deel dit:

6 gedachtes over “Een dienstreis naar Munda

Reacties zijn gesloten.