
Als ik schrijf dat het 17 december was, als ik toevoeg dat Quintus Fufius Calenus en Publius Vatinius inmiddels consuls waren, en als ik dat omreken naar 1 oktober 47 v.Chr. op onze kalender, dan weet u dat u bent beland in een nieuw blogje rond de vraag “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”
Nou, dat zal ik u vertellen. Hij kwam aan in Lilybaion, het huidige Marsala, de grote havenstad in het westen van Sicilië. Op de reis vanuit Rome zal hij wel een nacht hebben doorgebracht in de villa van zijn schoonvader, Lucius Calpurnius Piso: de Villa van de Papyri in Herculaneum.
Eenmaal in Lilybaion, was Caesar niet in een goed humeur. Aan de overkant, in Afrika, verzamelden zijn tegenstanders Cato de Jongere en Metellus Scipio een leger. Volgens de rapporten bestond het uit niet minder dan tien legioenen, versterkt met de vier legioenen van de Numidische koning Juba I, alsmede een groot aantal hulptroepen en ook nog eens 120 krijgsolifanten. Dat was al erg genoeg. Maar Caesar moest constateren dat van zijn eigen troepen slechts een paar honderd ruiters en één legioen in Lilybaion waren aangekomen. Rekruten. Ook dat nog. Zelden waren de voorbereidingen voor een van Caesars operaties zó grondig mislukt.
Najaarsstormen
En dat was nog niet eens het ergste. Het was najaar en de zee was onrustig aan het worden. Natuurlijk, de oversteek van Sicilië naar Afrika bedraagt nog geen 150 kilometer. Naar het schijnt kun je vanaf de berg Eryx bij Marsala de dubbele top van de berg Bou Kornine bij Tunis zien liggen. Er waren in deze wateren echter genoeg Romeinse oorlogsvloten vergaan om geen risico’s te nemen. Langer wachten met oversteken kon werkelijk niet. Het zou immers betekenen dat Caesar allerlei legioenen op Sicilië moest zien te voeden, wat een enorme logistieke opgave was. Zijn tegenstanders hadden daarentegen met confiscaties in de voorafgaande twee jaar een bijna onuitputtelijke graanvoorraad aangelegd.
Tot overmaat van ramp staken de eerste najaarsstormen al op. De auteur van De Afrikaanse Oorlog vertelt dat Caesar zijn paviljoen
direct aan zee liet opzetten, zodat de golven er bijna tegenaan sloegen. Hij deed dat met de bedoeling dat niemand op enig uitstel zou hopen en dat ze op elke dag en elk uur paraat zouden zijn. Het toeval wilde dat hij op dat moment geen gunstig weer had om uit te varen. Niettemin hield hij de roeiers op de schepen. Hij wilde geen kans laten lopen om te vertrekken. (Afrikaanse Oorlog 1; vert. Hetty van Rooijen)
Gelukkig kwamen de komende dagen toch enkele oorlogsbodems en vrachtschepen aan in de haven van Lilybaion, samen met 2000 ruiters, vier legioenen van rekruten én het beproefde Vijfde Legioen Alaudae. Ze waren onder de termen van de Lex Roscia gerekruteerd in Gallia Cisalpina.
Caesar vertrekt
Dit begon op een leger te lijken. De voortekens waren echter slecht: een offerdier liep weg. Caesar, nog steeds hogepriester, trok zich er weinig van aan. Hij wilde echt geen uitstel, scheepte zijn troepen in en zette ze over naar Favignana, een van de Egadische Eilanden. Hij zal hebben gedacht aan de oversteek van Brindisi naar Albanië, eveneens laat in het seizoen en met een leger dat kleiner was dan dat van zijn tegenstanders. De gok was toen uiteindelijk goed uitgepakt. Zelf bleef hij nog even in Lilybaion om, zoals de auteur van De Afrikaanse Oorlog meldt, “de bezittingen van enkele mensen te verkopen”. Het klinkt alsof Caesar weer eens geld nodig had om zijn manschappen te betalen.
Daarna gaf hij praetor Aulus Allienus, die gouverneur van Sicilië was, volledige instructies, speciaal voor het snel inschepen van de rest van het leger.
Vervolgens ging Caesar zelf aan boord en voegde zich bij zijn leger. Het was nog steeds stormachtig en eigenlijk was de operatie onacceptabel riskant. De Afrikaanse Oorlog was begonnen.
[Een overzicht van de reeks #RealTimeCaesar is hier.]
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.