Schrijffouten

De geleerde Jean Miélot verricht kopiistenwerk

Het is menselijkerwijs onmogelijk een tekst van enige lengte te kopiëren zonder een fout te maken. Dat geldt voor u en mij, en dat gold ook voor de professionele schrijvers uit de Middeleeuwen. Hun schrijffouten zijn onderzocht en filologen herkennen veel voorkomende soorten vergissing. Dat is handig. Als je namelijk een raar woord vindt in een manuscript dat je kunt herleiden tot een bekend type schrijffout, heb je enige zekerheid als je dat corrigeert. Of, zoals het in jargon heet, als je een conjectuur voorstelt. En als je daarentegen een raar woord ziet dat zich niet laat herleiden, moet je er rekening mee houden dat het echt een zeldzaam of misschien wel uniek woord is.

Ik bedacht vorige week dat ik daar nog nooit systematisch over had geblogd, hoewel ik op deze blog soms attendeer op schrijffouten. Dus vandaag maak ik die omissie goed. Eerst maar eens de haplografie. Dat is het weglaten van informatie tussen twee dezelfde letters, bijvoorbeeld “banen” in plaats van “bananen”. Soms kan het ook gaan om een paar woorden, bijvoorbeeld als twee zinnen eindigen met hetzelfde woord.

Lees verder “Schrijffouten”

MoM | Archetype

Laatmiddeleeuws Juvenalis-manuscript, compleet met correcties en commentaar (Tresoar, Leeuwarden)

Hé, dat is grappig: ik heb hier weleens uitgelegd hoe classici reconstrueren wat in antieke teksten heeft gestaan – de Lachmannmethode – maar ik heb nooit de term “archetype” uitgelegd.

Kopiisten

Hoe zat het ook alweer? Tot vér in de Romeinse keizertijd schreven antieke auteurs op vellen papyrus. Of beter: iemand dicteerde een tekst aan een secretaris die de woorden op het kwetsbare materiaal schreef. Dat was nog steno. De eigenlijke publicatie bestond er daarna uit dat iemand de tekst in het net uitschreef en die voorlas aan mensen die het dictaat uitwerkten. Zo konden een stuk of dertig kopieën worden gemaakt. Die werden op hun beurt weer overgeschreven. De totale oplage zal nooit heel hoog zijn geweest. (Voor de Koran weten we dat het gaat om in eerste instantie drie plus één exemplaar – u leest het hier maar in detail.) In de Middeleeuwen maakte men vaker één op één kopieën. Een monnik, een Byzantijnse geleerde of een Syrische klerk schreef een eerdere tekst eenmaal over. Lees verder “MoM | Archetype”

MoM | Lectio difficilior

De geleerde Jean Miélot verricht kopiistenwerk

Omdat ik woensdag een praatje houd over wetenschapsbloggen, meer in het bijzonder over uitleg van de methode, besprak ik afgelopen weekend mijn activiteiten met een paar mensen, en iemand wees me erop dat uitleg weleens een soort opstapeling is: soms kun je pas over iets bloggen als je bepaalde basiskennis kunt aannemen bij de lezers.

Ik herken het: regelmatig krijg ik reacties die duidelijk maken dat mensen eerdere stukken niet kennen. Je kunt dat redelijkerwijs ook niet verwachten. Des te leuker is het natuurlijk als iemand me eraan herinnert dat ik eerder iets anders heb beweerd, wat ik ook regelmatig meemaak.

Vandaag stapel ik maar eens een stukje op een eerder stukje: namelijk hierop, een blogje over de Lachmann-methode, de manier waarmee classici aan de hand van de fouten in middeleeuwse handschriften de tekst reconstrueren (“constitueren”) die antieke auteurs hebben geschreven.

Lees verder “MoM | Lectio difficilior”

MoM | Conjecturen en kritische apparaten

Voorbeeld van een kritisch apparaat

Een paar weken geleden blogde ik op deze plaats over de Lachmannmethode, waarmee filologen vaststellen hoe antieke teksten, die we vooral kennen uit middeleeuwse handschriften, precies moeten zijn geweest. De truc is kopiistenfouten te gebruiken om een stamboom van handschriften te maken. Daar blijft het werk van filologen echter niet toe beperkt, zoals blijkt uit een voorbeeld dat ik ontleen aan de Anabasis, de biografie die de Grieks-Romeinse auteur Arrianus wijdde aan Alexander de Grote.

Hij meldt dat bij de stad Babylon een kanaal lag en dat heet in de handschriften nu eens Pollakopas en dan weer Pollakottas. Wie met de Lachmannmethode een archetype reconstrueert, komt er niet echt uit. Er zijn niet voldoende handschriften om één variant de voorkeur te geven en het woord is niet Grieks, dus dat helpt ook al niet. De filoloog zal op dit punt een keuze moeten maken. Gelukkig is dat niet moeilijk, want het kanaal is bekend uit kleitabletten en heet daarin Pallukkatu. We mogen aannemen dat Arrianus een correcte vorm heeft gebruikt en dat er twee groepen handschriften zijn ontstaan doordat een kopiist het ongebruikelijke woord verkeerd las. Het verschil tussen π en ττ is immers niet zo heel erg groot en leent zich voor het type schrijffout dat bekendstaat als permutatie. De tekstcriticus zal daarom “Pollakottas” beschouwen als authentiek.

Lees verder “MoM | Conjecturen en kritische apparaten”

Kopiist

De geleerde Jean Miélot verricht kopiistenwerk

Mooi hè, dat plaatje hierboven. Het stelt een middeleeuwse kopiist voor, bezig met het overschrijven van een boek. Eeuwenlang is alle geschreven informatie op deze wijze doorgegeven: woord voor woord, bladzijde voor bladzijde, katern voor katern, boek voor boek. Ik heb geen idee hoeveel tijd en hoeveel geld het kostte, maar één ding is duidelijk: in onze tijd, waarin je een complete bibliotheek zou kunnen meenemen op je USB-stick, is het makkelijker.

Ik wijs op twee details. Om te beginnen de kist met boeken links. Dat geeft wel aan hoe kostbaar informatie destijds was. En in de tweede plaats: dit plaatje maakt wel duidelijk dat mensen destijds niet schreven met echte ganzenveren. Waar dat idee vandaan is gekomen, weet ik niet, maar ik vertrouw erop dat de aardige mediëvist die deze kleine blog volgt, zich niet zal bedwingen het hieronder uit te leggen.

Lees verder “Kopiist”