
Ergens in de elfde eeuw drong in Europa het bewustzijn door dat alles minder was dan in de Oudheid. Koningen begrepen dat de glorie van het Romeinse Rijk voorgoed voorbij was, geestelijken beseften dat ze de ideeën van de kerkvaders eigenlijk niet meer begrepen.
Vreemd was dit minderwaardigheidsgevoel niet. De levensduurverwachting was evident lager dan in de Oudheid, toen mensen zo oud werden als Metusalem. De mensheid was echter niet alleen fysiek in verval, maar ook intellectueel: wijsheid komt immers met de jaren. Daarom vonden elfde-eeuwers zichzelf de minderen van de oude Joden, Grieken, Romeinen en kerkvaders.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.