Het lege graf

De martelares Vibia wordt het Paradijs binnengeleid (Hypogeum van Vibia, Rome)

Historici zijn simpele zielen. Ze willen alleen vaststellen wat er is gebeurd. Ze ontlenen daaraan geen inspiratie, ze voelen – althans professioneel – geen aandrang er een oordeel over te geven. Dat laten ze over aan anderen en die zijn niet zelden diepzinniger in hun analyse. Simpele historicus die ik ben, beperk ik me in mijn reeks over het Nieuwe Testament tot een enkele vraag: ik wil slechts weten wat er feitelijk is gebeurd, gezegd of gedacht. Daarvoor benut ik enkele ingeburgerde criteria die een zekere mate van objectiviteit moeten garanderen.

Criteria

Een daarvan is de meervoudige attestatie: als iets in één bron staat, is dat minder betrouwbaar dan als het in diverse onafhankelijke bronnen staat. Zo bezien is het lege graf een interessante kwestie, want het staat in twee bronnen: de evangeliën van Marcus en Johannes. (Matteüs en Lukas zijn afhankelijk van Marcus.) Twee is meer dan één, zou je denken, maar je wil toch eigenlijk meer vermeldingen zien. Vandaar dat ik het meestal typeer als het punt waar de historisch-kritische methode op zijn grenzen stuit.

Lees verder “Het lege graf”

Paulus

Paulus (Catacombe van Petrus en Marcellinus)

Ik heb mijn reeks over het Nieuwe Testament een tijdje onderbroken omdat de Makkabeeënopstand en de joodse literatuur er tussendoor kwamen. Vandaag herneem ik de reeks weer met wat observaties over Paulus. Even samenvattend: afkomstig uit Tarsos en opgeleid als farizee, maakte hij zich vervolgens verdienstelijk voor de joodse autoriteiten door volgelingen van Jezus van Nazaret op te sporen. Wáár dat gebeurde, is onduidelijk. Zelf suggereert Paulus dat hij in Judea onbekend was (Galaten 1.21), terwijl de auteur van Handelingen meent dat Paulus aanwezig was bij de terechtstelling van Stefanos in Jeruzalem (7.58).

Bekering

In elk geval bekeerde Paulus zich. Hij schrijft dat Gods zoon zich aan hem had geopenbaard

opdat ik hem aan de heidenen zou verkondigen. Ik heb toen geen mens om raad gevraagd en ben ook niet naar Jeruzalem gegaan, naar hen die eerder apostel waren dan ik. Ik ben onmiddellijk naar Arabia gegaan en ben van daar weer teruggekeerd naar Damascus. Pas drie jaar later ging ik naar Jeruzalem om Kefas te ontmoeten, en bij hem bleef ik twee weken. Maar van de overige apostelen heb ik niemand gezien, behalve Jakobus, de broer van de heer. (Galaten 1.16-19; NBV)

Lees verder “Paulus”