Theo Toebosch, de auteur van het vorige maand verschenen boek Kobarid. Het dorp met te veel geschiedenis, woont bij me om de hoek. Af en toe halen we op de markt koffie en bespreken we het reilen en zeilen van oudheidkundig Nederland. Een paar jaar geleden, in de tijd waarin Toebosch werkte aan zijn boek over de eerste soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog waren gesneuveld, De eerstgevallenen, vertelde hij me dat hij in Slovenië was geweest in een dorp met een voetbalteam dat in twee jaar in drie verschillende nationale competities had gespeeld. Zijn liefde voor Kobarid was geboren. De afgelopen negen jaar moeten Toebosch en zijn vrouw zeker 45.000 kilometer hebben afgelegd, op en neer reizend naar het Sloveense dorp. (Eén van de vruchten heeft u al eens kunnen plukken.)
Ik was, om eerlijk te zijn, altijd wat verbaasd over Toebosch’ fascinatie. Nu ik Kobarid. Het dorp met te veel geschiedenis heb gelezen, begrijp ik die echter helemaal. Over dat voetbalelftal vernemen we weinig, maar de rest van het verhaal is heel erg boeiend. Dat ik de materie zo onderschatte, verraadt ongetwijfeld mijn West-Europese, stedelijke vooringenomenheid tegenover het voormalige Oostblok en het leven in een dorp. Toebosch stelde me dus in het ongelijk.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.