
Ik was afgelopen zondag voor een lezing van Petra Sijpestijn in het Rijksmuseum van Oudheden en maakte van de gelegenheid gebruik om de mooie Cyprusexpositie te bekijken en ook even te wandelen over de afdeling Nederlandse archeologie. Een aanleiding was er niet, maar die heb je natuurlijk ook niet nodig. En zo stond ik ineens voor de vitrine met het Vorstengraf van Oss.
Dat is een bijzonder iets. Het begint in de Bronstijd (2000-800 v.Chr.), als een enorme grafheuvel wordt opgeworpen. Doorsnede: ruim vijftig meter. Hoogte: drie tot vier meter. Fast forward naar de IJzertijd, zeg pakweg 650 v.Chr., als de mensen hun doden bijzetten in urnen. De mensen zoeken de oeroude grafheuvel op om daarin een voornaam persoon – we mogen hem “de vorst van Oss” noemen – bij te zetten. Ze graven een kuil en plaatsen daarin een soort emmer, een situla, met daarin de gecremeerde resten van de overledene. De emmer, eigenlijk een vat om wijn in te mengen, komt uit het oostelijk Alpengebied en is een kostbaar artikel.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.