
Wanneer je in een museum met Romeinse inscripties de grafstenen leest, zul je vaststellen dat oude mensen vrijwel zonder uitzondering stierven toen ze 60, 70 of 80 waren. De oude Romeinen wisten gewoon niet precies hoe oud ze waren – afgezien dan van de man, genoemd door Plinius de Oudere, die zijn leeftijd van 130 jaar kon bewijzen met behulp van zijn belastingaangifte.
Ik wilde eens controleren of dit patroon ook in het Rijnland voorkwam. Mainz was de logische kandidaat: in het Landesmuseum is een mooie “Steinhalle” vol inscripties. Bovendien was Mainz een garnizoenstad, waarvan ik vermoedde dat er wel een soort administratie zou zijn bijgehouden. Ik verwachtte een min of meer regelmatig patroon tot pakweg 45-50 jaar: dan zwaaiden de legionairs af, maar tot dat moment zou de statistiek een normale mortaliteit moeten vertonen. Na 50 verwachtte ik dan de normale pieken bij 60, 70 en 80.
De Epigraphik-Datenbank of Clauss and Slaby bood 2826 inscripties, waarvan er 245 formules bevatten als “MIL LEG XXII PR AN XLVI STI XXI HSE” (= miles legionis XXII Primigeniae, annorum XLVI, stipendiorum XXI, hic situs est, “soldaat van het Tweeëntwintigste Legioen Primigenia, 46 jaar oud, 19 dienstjaren, is hier bijgezet”).
Zoals het plaatje hierboven toont, sloeg ik de plank mis. Toch is het resultaat de moeite waard. Tussen 20 en 50 is er elke vijf jaar een piek. Daarna is er alleen nog een lage piek bij 70. Ik leid hieruit af dat het Romeinse leger geen administratie bijhield en niet wist hoe oud de soldaten waren.
Andere vondsten: de grafsteen van een soldaat die op zijn dertiende moet hebben bijgetekend (overleden op zijn dertigste na zeventien dienstjaren), de grafsteen van een officier die in een periode van zo’n 45 jaar in niet minder dan vier legioenen diende, en tot slot enkele merkwaardige Romeinse cijfers, zoals VL en XLIIX. Bizar.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.