De Libanese burgeroorlogen (6)

De beroemde foto van Françoise Demulder: de bewoners van het Palestijnse vluchtelingenkamp Karantina worden opnieuw tot vluchtelingen gemaakt.
De beroemde foto van Françoise Demulder: de bewoners van het Palestijnse vluchtelingenkamp Karantina worden opnieuw tot vluchtelingen gemaakt.

[Dit is het zesde deel van een serie van dertien artikelen. In het voorafgaande beschreef ik hoe een etnisch en religieus heterogene, jonge staat grote groepen Palestijnse vluchtelingen wist te absorberen en economisch opbloeide, maar hoe de aankomst van bewapende Palestijnen vanaf 1970 de verhoudingen op scherp zette. Het eerste deel is hier.]

In april 1975 openden enkele schutters het vuur op Pierre Gemayel, de sterk anti-Syrische leider van de Falange. Hij overleefde de aanslag, maar de eerste twee doden waren gevallen in wat zou escaleren tot een burgeroorlog. De Palestijnen kregen destijds de schuld – tegenwoordig de Syriërs – en de falangisten beschoten, bij wijze van represaille, een bus met Palestijnen: zesentwintig doden. De maanden erna werd er sporadisch gevochten en even hoopte men nog dat het een incident was geweest en dat alles rustig zou blijven.

De hoop vervloog op een kwade dag in december 1975, toen bij Beiroet de lijken werden gevonden van vier vermoorde christenen. Pierres zoon Bashir Gemayel gaf de falangisten bevel wraak te nemen door veertig moslims te doden. Hun geloofsgenoten namen op hun beurt wraak, en zo kwamen op deze “zwarte zaterdag” zo’n zeshonderd mensen om het leven. Vanaf dat moment stond Beiroet in het teken van de strijd tussen de falange en de soennitische murabitun.

Een maand later raakte een derde partij bij het conflict in Beiroet: de PLO. De directe aanleiding was een falangistische aanval op het Palestijns vluchtelingenkamp Karantina bij de haven, een voor de christelijke stadswijk belangrijke aanvoerroute. Na deze aanval zag Arafat, die neutraal had willen blijven, zich genoodzaakt partij te kiezen en viel de PLO de maronitische christenen aan. Helaas niet alleen in Beiroet, zodat het conflict niet langer op één punt gelokaliseerd bleef. Zo vermoordden PLO-ers de meeste bewoners van het christelijke stadje Damour. Beiroet zelf raakte steeds meer verdeeld in een westelijk, islamitisch deel, waar de PLO de macht had, en een oosters, christelijk deel, beheerst door de falange. De grens werd bekend als de “groene lijn”.

De groeiende anarchie maakte de inmenging onvermijdelijk van een vierde partij. De Syrische president Hafez al-Assad kon namelijk niet toezien hoe Libanon zou destabiliseren: de onrust kon overslaan naar Syrië. Daarom trokken in de zomer van 1976 Syrische troepen Libanon binnen, vielen de PLO aan en bezetten het land, in de regel samenwerkend met de maronitische christenen.

Het is moeilijk voorstelbaar, maar in deze tijd vonden verkiezingen plaats. Beiroet was echter te onrustig voor de installatie van president Elias Sarkis, die daarom in september ’76 werd ingezworen in Chtaura, een mottig stadje aan de grote weg naar Damascus waar de Syriërs hun hoofdkwartier hadden. Met de Syrische machtsovername leek het land tot rust te komen van een korte, heftige geweldsuitbarsting, en niets leek Sarkis te beletten om, met de hulp van de Syriërs, te beginnen aan de wederopbouw. En inderdaad, er brak een periode van rust aan, die niet wezenlijk werd verstoord toen de druzische leider Kamal Jumblatt in 1977 werd vermoord. Zeker, er werd wraak genomen, maar de zaak escaleerde niet verder. Toch zou Libanon aan het einde van Sarkis’ presidentschap verkeren in een grotere anarchie dan ooit.

[wordt vervolgd]

Deel dit:

3 gedachtes over “De Libanese burgeroorlogen (6)

Reacties zijn gesloten.