
De geschiedenis herhaalt zich niet. Geschiedkundigen herhalen elkaar. Omdat ze niet alles kunnen weten, vertrouwen ze op de boeken van hun collega’s, met als risico dat ze fouten overschrijven. Een bekend voorbeeld is te vinden in de traditionele beschrijvingen van Romes Germaanse Oorlogen. Nog niet zo heel lang geleden vermeldden de handboeken dat de Romeinen de grens van de Rijn hadden willen verleggen naar de Elbe – al blijkt dat niet uit de geschreven bronnen. Voor zover valt na te gaan, beperkten de Romeinen zich tot het land ten westen van de Weser. Het gebied tussen die stroom en de Elbe werd slechts driemaal aangedaan tijdens verkenningsexpedities die weliswaar net zo spectaculair waren als soortgelijke campagnes naar Nubië en Jemen, maar evenmin waren bedoeld om grenzen te verleggen. Dat de Romeinen naar de Elbe wilden oprukken is niets meer dan een onbevestigde hypothese.
Fouten als deze kunnen worden vermeden door voortdurend de vraag te stellen wat er écht in de bronnen staat. Maar ook bronnentrouw is niet zonder gevaar, zoals blijkt uit een ander aspect van het traditionele relaas. Na de nederlaag in het Teutoburgerwoud in 9 na Chr., zo lezen we, lieten de Romeinen Germanië wat het was, want de keizers realiseerden zich dat de militaire inspanningen niet opwogen tegen de te verwachten opbrengst. Het land was immers veel te arm: “Het terrein is er woest, het klimaat ruw, het leven en landschap somber”, noteert Tacitus. Zo staat het dus in de oude bronnen. Alleen: het is niet waar.
Neem Hessen: er lag vruchtbaar land langs de rivieren Main, Lahn en Fulda, en in het Taunusgebergte werd goud gewonnen. De Romeinen deporteerden een deel van de bevolking naar de Beneden-Rijn en in het vrijgekomen gebied stichtten ze de stad die momenteel wordt opgegraven uit de vette klei van Waldgirmes. De stenen fundamenten van het centrale gebouw bewijzen dat de volksplanting bedoeld was als permanent.
Het tweede strijdtoneel was de vallei van de Lippe, waar de bodems goede oogsten mogelijk maakten. Ook de bevolking van dit intensief bewoonde gebied kreeg de opdracht zich te vestigen op een andere plaats, want deze gronden waren voor Romeinse boeren, die werden beschermd vanuit bases als Haltern en Anreppen. Wie Germanië arm noemt, herhaalt de Romeinse propaganda die de nederlaag in het Teutoburger Woud moest vergoelijken. Een eenvoudig reisje langs de Lippe en Main had oudhistorici kunnen weerhouden voor kritiekloze bronnentrouw.
Het tegengif tegen al te gemakkelijke theorieën is, behalve kijken wat er nu écht in de bronnen staat, de archeologie. Dat de Romeinen naar de Elbe zouden hebben willen oprukken, wordt weersproken door het eenvoudige feit dat alle bekende militaire nederzettingen in Germanië liggen bewesten de Weser. Nu kunnen er uiteraard nog onbekende forten zijn, maar het verschil tussen het gebied tussen Rijn en Weser en het gebied tussen Weser en Elbe is inmiddels wel erg opvallend.
De meest oostelijk bekende nederzetting is momenteel Hedemünden, waarvan de stichting op grond van muntvondsten wordt gedateerd rond 10 v.Chr. Op deze plaats verenigen de Werra en Fulda zich tot de Weser, die vanaf hier bevaarbaar is. De vondsten bevestigen wat op grond van de locatie al mocht worden verwacht: Hedemünden was een voorraadbasis, waar de bevolking haar graan heenbracht om het te laten verschepen naar stroomafwaarts gelegen troepen. Ergens aan de Weser moet dus een basis hebben gelegen die zo groot was dat ze niet vanuit het ommeland kon worden gevoed. We weten niet waar.
Een vergelijkbaar probleem doet zich voor bij de legerbasis te Anreppen, de meest oostelijke Romeinse nederzetting aan de Lippe, die, zo blijkt uit jaarringenonderzoek, is gesticht in 4 na Chr. Het legioen en de bereden hulptroepen die hier na een campagne aan de Weser de lente afwachtten, waren volgens Velleius Paterculus, een officier die in Anreppen verbleef en later verslag deed, de eersten die zo diep in Germanië overwinterden. Ook dit keer staat vast dat er voorbij dit punt nóg een Romeinse nederzetting moet zijn geweest, want bij Anreppens oostelijke poort begint een heerbaan. En die zal toch ergens heen hebben gelopen. Alleen hebben we ook hier geen idee waarheen.
Een hiaat in onze kennis. Het enige wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat de ontbrekende nederzetting is aangelegd na de winter van 4/5. Dat volgt immers uit de woorden van Paterculus. Het is aannemelijk dat het gezochte legioenkamp identiek is aan de basis aan de Weser die vanuit Hedemünden werd bevoorraad. Het aantal opties is beperkt, want tussen Anreppen en de Weser verheft zich het Eggegebirge, waarover eigenlijk maar één weg naar de Weser loopt. Die gaat via Paderborn en eindigt bij Hamelen. Het alternatief is de route die in de Middeleeuwen “Hellweg” werd genoemd en de Weser bereikte bij Minden.
Hamelen of Minden: ergens in die omgeving lag een enorme basis, die kan zijn gebruikt bij de verkenningsexpedities die in 9 en 1 v.Chr. en 5 na Chr. plaatsvonden in het land tussen de Weser en de Elbe. Generaal Varus bracht er de zomer van 9 door, totdat hij begon aan de fatale tocht naar het Teutoburger Woud. En uit die basis moeten de Germanen de beroemde zilverschat hebben geroofd die bij Hildesheim is opgegraven.
Het zou een geweldige vondst zijn als die basis zou worden gelokaliseerd en opgegraven. Vinden we haar op een wat defensieve positie, dan suggereert dit dat de Romeinen zich tevreden stelden met de annexatie van het vruchtbare land ten westen van de Weser. Ligt er een brug, dan heeft men – ook al wordt het niet in de bronnen vermeld – mogelijk ambities gehad door te stoten naar de Elbe. Zoiets weten we pas zeker als verderop, in het land ten oosten van de Weser, ook bases worden gevonden, en dan zal de aanwezigheid van stenen fundamenten moeten suggereren of de Romeinen wilden blijven in het gebied tussen Weser en Elbe.
Wie weet zullen archeologen ooit zo’n basis vinden, maar voor het moment weten we niet hoever de Romeinen over de Rijn wilden gaan en blijven we achter met een onbevredigd gevoel.
Laat me eens de rol van skepticus aannemen.
“En die zal toch ergens heen hebben gelopen. ”
Dat hoeft niet per se. Wie weet was het de bedoeling dat de weg ergens heen liep, maar is hij om nog onbekende redenen nooit afgebouwd.
https://www.dangerousroads.org/eastern-europe/czech-republic/3418-borovsko-bridge.html
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/a/ac/I-170_western_stub_end.jpg
Bij hiaten in onze kennis is mijn devies alle denkbare mogelijkheden open te laten totdat nieuwe info beschikbaar is.
De kaart op Vici geeft ten noorden van Anreppen het kamp Porta Westfalica aan (tot 16 n.chr in gebruik), ten oosten een mogelijke versterking Sommersell, en ten zuiden fort Kneblinghausen.
Op de pagina https://www.roemerfreunde-weser.info/r%C3%B6mer/ staat het artikel “Römische Provinzialisierung des Weserberglandes in augusteischer Zeit” met een opsomming van allerlei mogelijke Romeinse kampen, de meeste ten oosten van Anreppen.
En als aanvulling op thieu1972: Hedemünden, ten noordoosten van Kassel.
En (tot) onder Marcus Aurelius is het Romeinse fort in Mušov (Tjechië) springplank voor diverse operaties in (Zuidoost-) Germanië.
Ik zie nu nog meer forten opduikelen: https://vici.org/vici/7272/ en https://vici.org/vici/16391/. OK, die liggen wel een stuk oostelijker maar ik ik was wel verrast.
Dit is eigenlijk een beetje een pijnlijk voorbeeld. Ik ben op die opgraving bij Porta Westfalica geweest. Er is een Romeinse broodoven gevonden, wat duidt op Romeinse aanwezigheid, maar er is geen bewijs dat het een fort was. Het was 2008/2009 en de archeologen hebben het nogal opgehyped. Dat gaf de vriendelijke man die ons rondleidde ook toe, om ons vervolgens mee te nemen naar een middeleeuwse opgraving in de buurt die veel belangrijker was.
Net als gisteren weer een mooi en tot gedachten aanzettend stukje!
“… en blijven we achter met een onbevredigd gevoel.”
Dat is dan een overeenkomst met hoe Augustus zich moet hebben gevoeld na 9 na Chr. Al geldt het niet voor mij, na het lezen van dit aangename stukje.
Elkaars boeken bestuderen en fouten overnemen, vroeger heette dat monnikenwerk.
Ik kan me daar van alles bij voorstellen, je moet tenslotte wat!
Interessante blog.
1. Ik zou heel graag jouw advies krijgen of er over het betreffende gebied kaarten bestaan. Niet iedereen is in de gelegenheid om die Romeinse nederzettingen te plaatsen op een moderne kaart.
2. Wat mij intrigeert is dat je het op je Liviussite hebt over de ‘welschen Erbfeind’ en dat dat moeilijk te vertalen zou zijn. Ik weet dat ik nu een zijspoor op dezeblog aan het bewandelen ben en dat hoort niet bij de ‘huisregels’ .
Op Wiktionary worden er een viertal mogelijkheden aangegeven:
welsch (comparative welscher, superlative am welschesten)
1. pertaining to the Romance-speaking areas and population of Switzerland
(dated, also derogatory) pertaining to the Romance languages and their
speakers in general, particularly French and Italians.
2. (archaic) pertaining to Wales or the language Welsh
3. (archaic) foreign, not native
4. (archaic, also derogatory) of non-Germanic words in German; so used,
for example, by purists of the 19th and early 20th century
Ik denk dat mogelijkheid 1 en 2 niet in aanmerking komen, omdat ik veronderstel dat de Germanen heirvoor geen speciale term hadden, omdat ze wellicht niet op de hoogte waren dat daar een andere taal gesproken werd dan een Germaanse taal. Misschien is 3 nog de beste mogelijkheid, misschien het spiegelbeeld van ‘barbaars’? We kennen ook het begrip ‘koeterwaals’en het Engelse ‘gibberish’.
We zouden het ook eens kunnen bekijken door de ogen van de Germanen!
3. Ik refereer naar de opmerking van FrankB. Dat er een weg wordt aangelegd die
ergens ‘doodloopt’ is in de huidige tijd ook niet zo verwonderlijk: een goed
voorbeeld is mijn vaderland België, waar voor de achtereenvolgende
staatshervormingen alle overheidsuitgaven op ‘paritaire basis’ werden
uitgevoerd tussen Vlaanderen en Wallonië. Dit leidde tot vele absurde situaties!